Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin een zorgregeling voor de omgang met zijn dochter is vastgesteld. De vader, vertegenwoordigd door mr. M.C. Appünn, verzoekt de beschikking te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. H.M.S. Cremers, verzet zich tegen de grieven van de vader en vraagt om de proceskosten te vergoeden. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 mei 2015, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was.
De vader en moeder hebben een dochter, geboren in 2013, en zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. De vader heeft sinds juli 2014 geen contact meer gehad met zijn dochter. De rechtbank had eerder een zorgregeling vastgesteld, maar de vader is het daar niet mee eens en heeft vijf grieven ingediend. De moeder betwist de grieven van de vader en stelt dat de zorgregeling onder begeleiding van de moeder moet plaatsvinden om de veiligheid van de dochter te waarborgen.
Tijdens de zitting in hoger beroep is gebleken dat beide partijen het belang van contact tussen de vader en dochter erkennen, maar verdeeld zijn over de opbouwfase van de zorgregeling. Het hof heeft besloten dat de vader en dochter begeleide omgang zullen hebben via een gespecialiseerde stichting, met als doel de vader in zijn rol te ondersteunen en het vertrouwen van de moeder te herstellen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en verdere beslissingen zijn aangehouden tot oktober 2015.