In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de kinderalimentatie voor de minderjarige dochter is vastgesteld. De man verzocht om de eerdere beschikking te vernietigen en de kinderalimentatie op nihil te stellen, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013. De vrouw verzocht om de grieven van de man af te wijzen en de eerdere beschikking te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 mei 2015, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de man in 2009 een bijdrage van € 427 per maand had vastgesteld, maar dat deze in 2014 was verlaagd naar € 324,47. De man was van mening dat de alimentatie op nihil moest worden gesteld, maar het hof oordeelde dat de wijziging van de alimentatie pas inging op 19 december 2013, de datum van indiening van het verzoekschrift. Tijdens de zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over een nieuwe bijdrage van € 150 per maand, ingaande op 1 juni 2015. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de nieuwe alimentatie vastgesteld, evenals de betalingsachterstand voor de periode van 19 december 2013 tot 1 juni 2015. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring is afgewezen.