ECLI:NL:GHSHE:2015:2220

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
22 juni 2015
Zaaknummer
20-002321-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorbereiding van moord en valse aangifte met bewezenverklaring voorhanden hebben van vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging, voorbereiding van moord, het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, en het doen van een valse aangifte. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de voorbereiding van moord, maar heeft wel bewezen verklaard dat hij een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad en een valse aangifte heeft gedaan. De feiten vonden plaats op 11 augustus 2013 te Vlissingen en op 12 augustus 2013 te Goes. De verdachte had een vuurwapen (Glock) en munitie in zijn bezit en deed opzettelijk een valse aangifte bij de politie. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de voorbereiding van moord, maar dat de andere feiten wel bewezen konden worden. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 64 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren opgelegd. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezin en werk, en de ernst van de feiten. Het hof heeft ook de in beslag genomen wapens onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002321-14
Uitspraak : 23 juni 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 juli 2014 in de strafzaak met parketnummer 02-705272-13 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van bedreiging (feit 3) en ter zake van voorbereiding van moord (feit 1), het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en munitie (feit 2) en het doen van een valse aangifte (feit 4) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 206 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. Voorts zijn het in beslag genomen pistool met houder en de in beslaggenomen munitie onttrokken aan het verkeer.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 4 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met aanvulling van de wetsartikelen met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voor het overige heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd en verzocht dat het hof geen hogere straf dan de rechtbank zal opleggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof, zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 augustus 2013 te Vlissingen ter voorbereiding van het misdrijf om opzettelijk iemand met voorbedachten rade van het leven te beroven (artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht) dan wel opzettelijk van het leven te beroven (artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een vuurwapen (pistool) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 11 augustus 2013 te Vlissingen een wapen van categorie III, onder 1, te weten een pistool (Glock), en/of munitie van categorie III, te weten 3 centraalvuurpatronen (Sellier en Bellot) en/of 12 centraalvuurpatronen (Tulammo), althans één of meer patronen, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 12 augustus 2013 te Goes aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant 1] (brigadier van Regiopolitie Zeeland) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van Regiopolitie Zeeland) opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van poging doodslag dan wel zware mishandeling (artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht en/of artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof vast dat de verdachte, nadat hij op straat ruzie had gehad met [betrokkene], naar zijn woning is gegaan en daar met een vuurwapen weer is vertrokken. Hoewel aan de uitlatingen van de verdachte tijdens de ruzie met [betrokkene] aanwijzingen zijn te ontlenen dat de verdachte het wapen heeft gehaald om daarmee [betrokkene] van het leven te beroven, is bij het hof twijfel blijven bestaan over de vraag of de verdachte daadwerkelijk dat voornemen heeft gehad en daartoe het vuurwapen voorhanden heeft gehad of dat hij – zoals door de verdachte steeds is verklaard – op weg was naar een kennis in de buurt en het wapen ter bescherming van zichzelf had meegenomen. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte, hoewel hij daartoe wel de gelegenheid had, niet op [betrokkene] heeft geschoten op het moment dat hij hem op straat trof. Gelet daarop heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde begaan, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op 11 augustus 2013 te Vlissingen een wapen van categorie III, onder 1, te weten een pistool (Glock), en munitie van categorie III, te weten 3 centraalvuurpatronen (Sellier en Bellot) en 12 centraalvuurpatronen (Tulammo), voorhanden heeft gehad;
4.
hij omstreeks 12 augustus 2013 te Goes aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant 1] (brigadier van Regiopolitie Zeeland) en [verbalisant 2] (hoofdagent van Regiopolitie Zeeland) opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van poging doodslag dan wel zware mishandeling (artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
en

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft een vuurwapen van categorie III en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen met bijbehorende munitie leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving en bergt het risico in zich dat deze zullen worden gebruikt, met niet zelden ernstig letsel of de dood ten gevolge. Dat geldt des te meer nu de verdachte het vuurwapen op straat bij zich droeg en het vuurwapen was doorgeladen.
Voorts heeft de verdachte, nadat hij zichzelf met het wapen in zijn been had geschoten, bij de politie opzettelijk een valse aangifte gedaan van poging tot doodslag dan wel zware mishandeling. Als gevolg daarvan is door de politie onnodig onderzoek verricht, welke tijd ook besteed had kunnen worden aan andere aangiftes of onderzoeken.
Het hof is van oordeel dat, gelet met name op de ernst van het onder 2 bewezen verklaarde, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor enige duur met zich brengt.
Anderzijds heeft het hof rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder in het bijzonder de omstandigheid dat de verdachte een gezin en een vaste baan heeft en, blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 maart 2015, niet eerder ter zake soortgelijke feiten is veroordeeld. Voorts heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte ook op andere wijze door de gevolgen van zijn handelen is getroffen nu de verdachte bij het dragen van het vuurwapen door het afgaan daarvan zelf gewond is geraakt. In een en ander ziet het hof aanleiding om aan de verdachte een taakstraf en een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Door naast een taakstraf tevens een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof komt tot een lagere straf dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd omdat het hof, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, niet bewezen acht dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en hem daarvan zal vrijspreken.
Een en ander in aanmerking genomen acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 64 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden.
Beslag
Het hierna volledig te noemen in beslag genomen pistool met houder en de hierna volledig te noemen in beslag genomen patronen, met betrekking tot welke het onder 2 bewezen verklaarde is begaan, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36c, 57, 63 en 188 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
64 (vierenzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- een patroon TULAMMO 933 Luger;
- een pistool GLOCK 17 serienummer L59807;
- een wapenhouder GLOCK; - drie patronen S&B 9mm Luger;
- elf patronen TULAMMO 9mm Luger.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. H. Eijsenga en mr. P.M. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F. Gerritsen, griffier,
en op 23 juni 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. P.M. Frielink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.