Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
3.De beoordeling
.
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de zorgregeling en het gezag over de minderjarige [de zoon], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats]. De man, appellant in principaal appel, en de vrouw, appellante in incidenteel appel, hebben een affectieve relatie gehad die medio 2010 eindigde. De man heeft de Belgische nationaliteit, terwijl de vrouw de Colombiaanse nationaliteit heeft. De rechtbank Oost-Brabant had eerder bepaald dat het gezag over [de zoon] aan de vrouw toekomt, maar de man is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. De vrouw heeft incidenteel appel ingesteld en verzocht om het gezag alleen aan haar toe te kennen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de erkenning van de man van [de zoon] en de inschrijving van de vrouw in Nederland. Het hof heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van [de zoon] ten tijde van het indienen van het verzoek in Nederland was, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Het hof heeft ook de erkenning van Colombiaanse uitspraken in overweging genomen en geconcludeerd dat partijen gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [de zoon] zijn belast. De vrouw heeft verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen, maar het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende gronden zijn om dit verzoek te honoreren.
De zaak betreft ook de kinderalimentatie, waarbij de man wijziging van de overeengekomen alimentatie verzoekt op basis van gewijzigde omstandigheden. Het hof heeft partijen de gelegenheid gegeven om aanvullende stukken in te dienen ter beoordeling van het alimentatieverzoek. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot 16 juli 2015.