In deze zaak gaat het om de ontbinding van een vennootschap onder firma (VOF) tussen twee partijen, [appellant] en [geïntimeerde]. De VOF, die onder de naam D&K Garagebedrijf opereerde, werd op 15 januari 2010 ontbonden. [appellant] heeft in hoger beroep gesteld dat de VOF niet is beëindigd en dat de rechten en plichten van partijen zijn vastgelegd in de vennootschapsovereenkomst. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de ontbinding met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden, en dat [geïntimeerde] moest bewijzen dat er afspraken waren gemaakt over de beëindiging van de VOF.
Het hof heeft vastgesteld dat partijen op 17 november 2009 een bespreking hebben gehad met hun accountants, waar afspraken zijn gemaakt over de beëindiging van de VOF. Het hof concludeert dat de ontbinding van de VOF is ingeschreven in het Handelsregister en dat beide partijen akkoord zijn gegaan met de voorwaarden van de ontbinding. [appellant] heeft in hoger beroep zeven grieven aangevoerd, maar het hof oordeelt dat deze grieven falen. De getuigenverklaringen van de accountants ondersteunen de stelling van [geïntimeerde] dat de ontbinding en de waardering van de vermogensbestanddelen zijn overeengekomen zoals vastgelegd in een memo van 30 november 2009.
Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 16 juni 2015.