4.1De rechtbank heeft in het bestreden vonnis van 26 februari 2014 feiten vastgesteld. Het hof zal van die feiten, voor zover niet bestreden en voor zover van belang, uitgaan.
Verder staan als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist nog enige feiten vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de vaststaande feiten.
a. [heftruckcentrum] is een merk-dealer van nieuwe en gebruikte heftrucks. AB is een onderneming die haar bedrijf maakt van de handel in en de reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfswagens en de handel in gebruikte en nieuwe motorvoertuigen, onderdelen en accessoires.
b. Op 27 maart 2012 heeft [appellante] als verhuurder met de onderneming AFR Trading B.V. (hierna: AFR Trading) als huurder een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot een nieuwe heftruck van het merk Nexen, type FDX35. Op grond van deze huurovereenkomst heeft [appellante] een nieuwe heftruck van dit merk en type, voorzien van registratienummer [registratienummer] (hierna: de heftruck), afgeleverd aan AFR Trading bij een bedrijfspand te [vestigingsplaats] aan de [vestigingsadres]. Bij aflevering aldaar is AFR Trading vertegenwoordigd door de heer [de natuurlijke persoon die handelde namens AFR Trading]. Op de heftruck zaten stickers met daarop vermeld contactgegevens van [appellante].
c. Op 27 april 2012 hebben [appellante] en AFR Trading vervolgens een koopovereenkomst gesloten ten aanzien van (onder meer) voormelde heftruck tegen een koopprijs van € 23.500,- (excl. BTW). Als betalingsregeling zijn die partijen daarbij overeen gekomen dat AFR Trading de helft van de koopsom per omgaande zal voldoen en de andere helft binnen 45 dagen. Ingevolge de algemene voorwaarden die op deze koopovereenkomst van toepassing zijn, rust er op de heftruck een eigendomsvoorbehoud ten gunste van [appellante].
d. AFR Trading heeft de koopsom van de heftruck in het geheel niet voldaan.
e. Op 1 juni 2012 heeft de politie een inval gedaan bij de heer [getuige 2] aan de [perceel] te [plaats] en aldaar strafvorderlijk beslag gelegd op de heftruck.
f. Bij beschikkingen van 15 juni 2013 (ten laste van AFR Trading) en 17 juni 2013 (ten laste van AB) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant aan [appellante] verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte op de heftruck. Ook de verzoeken tot bewaring van de heftruck zijn toegestaan met benoeming van de executerend deurwaarder tot bewaarder.
g. Op 17 juni 2012 heeft AB aan de advocaat van [appellante] meegedeeld dat zij de heftruck op 16 mei 2012 heeft gekocht van de onderneming AFR Koeltechniek B.V. (hierna: AFR Koeltechniek) voor een prijs van € 24.000,-, inclusief btw € 28.560,-.
h. AFR Koeltechniek heeft in de persoon van een zich [de natuurlijke persoon die handelde namens AFR Trading] noemende persoon aan AB een factuur verstrekt van de koop van de vorkheftruck (productie 8 bij de door [appellante] genomen akte overlegging producties). Deze factuur bevat in strijd met art. 35a Wet OB 1968 geen vermelding van een opeenvolgend factuurnummer en geen btw-nummer van AFR Koeltechniek.
i. De inschrijvingen van AFR Trading en AFR Koeltechniek zijn wegens opheffing van de vestigingen (ambtshalve) doorgehaald bij de Kamer van Koophandel.
4.2.1[appellante] heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd, samengevat:
I. een verklaring voor recht dat de litigieuze heftruck haar in eigendom toebehoort;
II. veroordeling van AB tot betaling van de kosten van bewaring;
III. veroordeling van AB tot betaling van € 800,- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
IV. veroordeling van AB in de kosten van deze procedure, waaronder de beslagkosten en nakosten.
4.2.2AB heeft in eerste aanleg in reconventie gevorderd, samengevat:
a. een verklaring voor recht dat de litigieuze heftruck in eigendom toebehoort aan AB;
b. een bevel aan [appellante] om het door haar gelegde conservatoire beslag op te heffen en om te bewilligen in de teruggave van de heftruck aan AB, of straffe van verbeurte van een dwangsom;
c. veroordeling van [appellante] tot betaling van de kosten van bewaring,
met veroordeling van [appellante] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
4.2.3De rechtbank heeft blijkens het proces-verbaal van comparitie bij mondeling vonnis [appellante] opgedragen te bewijzen dat de vorkheftruck door of namens AB aan [koper] te koop is aangeboden voor € 20.000,-, althans een bedrag aanmerkelijk lager dan het bedrag waarvoor AB zegt te vorkheftruck te hebben gekocht.
Bij eindvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellante] niet is geslaagd in hetgeen haar ten bewijze was opgedragen en dat ervan moet worden uitgegaan dat AB ten tijde van de koop en (af-)levering van de heftruck te goeder trouw was. De vorderingen in conventie zijn vervolgens afgewezen, de vorderingen van AB zijn toegewezen met dien verstande dat de vordering om [appellante] te veroordelen tot betaling van de kosten van bewaring zijn afgewezen.
Verder is [appellante] in de proceskosten in conventie en reconventie veroordeeld.