[appellanten] vorderen, na wijziging eis bij memorie van grieven, in dit hoger beroep in het principaal appel vernietiging van het vonnis van 20 maart 2013 en, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
Primair:
I. veroordeling van [erfgename] om binnen een maand na betekening van het te wijzen arrest de blote eigendom van de woning (terug) te leveren aan [appellanten] op straffe van een dwangsom, onder de verplichting voor [appellanten] om bij gelegenheid van de levering de overdrachtsbelasting en kosten van de notaris te voldoen;
II. veroordeling van [erfgename] om binnen een maand na betekening van het te wijzen arrest medewerking te verlenen aan de levering van de blote eigendom van de woning;
III. te bepalen dat het te wijzen arrest dezelfde kracht heeft als een opgemaakte akte ingeval [erfgename] niet voldoet aan genoemde verplichtingen;
Subsidiair:
I. Veroordeling van [erfgename] om binnen twee maanden na betekening van het te wijzen arrest de blote eigendom van de woning (terug) te leveren aan [appellanten] op straffe van een dwangsom, onder de verplichting voor [appellanten] om bij gelegenheid van de levering de overdrachtsbelasting en kosten van de notaris te voldoen en om aan [erfgename] te voldoen € 13.613,41 te vermeerderen met een door het hof te bepalen bedrag ter zake van door [erfgename] gederfde bankrente;
II. veroordeling van [erfgename] om binnen een maand na betekening van het te wijzen arrest medewerking te verlenen aan de levering van de blote eigendom van de woning, doch uitsluitend ingeval van betaling aan [erfgename] van het subsidiair onder I. genoemde bedrag;
III. te bepalen dat het te wijzen arrest dezelfde kracht heeft als een opgemaakte akte ingeval [erfgename] niet voldoet aan genoemde verplichtingen, en met behoud van de verplichtingen van [appellanten] zoals hiervoor onder subsidiair sub I vermeld;
Meer subsidiair:
I. Veroordeling van [erfgename] om binnen twee maanden na betekening van het te wijzen arrest de blote eigendom van de woning (terug) te leveren aan [appellanten] op straffe van een dwangsom, onder de verplichting voor [appellanten] om bij gelegenheid van de levering de overdrachtsbelasting en kosten van de notaris te voldoen en om aan [erfgename] te voldoen een bedrag gelijk aan de waarde van de blote eigendom, die bij gebrek aan overeenstemming wordt vastgesteld door een door het hof aan te wijzen deskundige, en die deskundige gaat uit van a) de vrije verkoopwaarde zonder rekening te houden met de door [appellanten] aangebrachte verbeteringen en b) voor het aandeel van de blote eigendom in de volle eigendom geldt als uitgangspunt de tabel als bedoeld in art. 5 Uitvoeringsbesluit Successiewet, rekening houdend met de leeftijd van [appellanten] op het moment van overlijden van [de zoon], althans op 16 september 2010 en afhankelijk van het leven van de langstlevende van [appellanten];
II. veroordeling van [erfgename] om binnen twee maanden na betekening van het te wijzen arrest medewerking te verlenen aan de levering van de blote eigendom van de woning, doch uitsluitend ingeval van betaling aan [erfgename] van het onder I. meer subsidiair genoemde bedrag;
III. te bepalen dat het te wijzen arrest dezelfde kracht heeft als een opgemaakte akte ingeval [erfgename] niet voldoet aan genoemde verplichtingen, en met behoud van de verplichtingen van [appellanten] zoals hiervoor onder I. meer subsidiair vermeld,
dit alles telkens onder veroordeling van [erfgename] in de kosten van beide instanties en de beslagkosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
In het incidenteel appel concluderen zij tot niet-ontvankelijkverklaring van [erfgename], althans tot afwijzing van dit appel, met veroordeling van haar in de proceskosten.