10.15uur vertrek[plaatsnaam] naar [plaatsnaam], afslag [plaatsnaam]. Aankomst [vestigingsplaats] 11.00 uur.
Vandaag was de eerste keer dat ik bij dit filiaal was om de opbrengst op te halen.
Ik parkeerde mijn auto, een Volkswagen Polo, kleur grijs, voorzien van kenteken 14-LZN-5, aan de achterzijde van het restaurant.
Ik ben door de achterdeur naar binnen gegaan middels de sleutel. Binnen heb ik de post gepakt en het geld geteld. Toen ik naar binnen ging en toen ik het pand verliet had ik drie tassen.
- plastic tasje;
- kleur wit;
- opdruk [restaurantketen]’ in rode letters;
- drie enveloppen met daarin ingeleverde kortingsbonnen;
- opschrift enveloppen:
o [vestigingsplaats]
o [vestigingsplaats]
o [vestigingsplaats] (deze laatste envelop zat alleen in de tas bij vertrek, niet bij aankomst)
- zwart leer;
- school/schoudertas met flap;
- administratie;
- pinbonnen.
- handtas;
- bruin leer;
- binnenzijde twee telefoonvakjes
- portemonnee;
- drie afstortenveloppen met afschrift en inhoud:
o [vestigingsplaats] 14-1-2013, inhoud: ongeveer € 6.500,--
o [vestigingsplaats] 14-1-2013, inhoud: ongeveer € 4.000,--
o [vestigingsplaats] 14-1-2013, inhoud: ongeveer € 6.500,-- (deze laatste enveloppe had ik alleen bij mij bij vertrek)
- twee telefoons, 1x Iphone en 1x Samsung
Omstreeks 11.45 uur verliet ik via de achterdeur het restaurant. Ik had de zwarte leren tas (tas 2) aan mijn schouder links hangen. De bruine leren tas (tas 3) had ik met de hengsels aan mijn linker onderarm hangen. Ik had mijn linkerarm gebogen in 90 graden hoek. De witte plastic zak (tas 1) had ik vast met mijn linkerhand. Ik mijn autosleutels in mijn rechterhand vast.
Ik liep de achterdeur uit richting mijn auto. Ik hoorde een mannenstem zeggen: “je tas, geef je tas”. Ik keek naar rechts en zag een jongeman bij de hoek van het restaurant staan. Dit was ongeveer twee stappen van mij vandaan. Ik stond stil en zag de jongen op mij af komen. Ik zag dat hij met zijn rechterhand naar mijn tassen greep. Ik zag dat de zwart leren tas van mijn schouder afgleed. Ik zag dat de jongen met zijn rechterhand alle hengsels van alle tassen vast had. Ik hoorde hem roepen: “je tas, je autosleutels”.
Het was een geduw en getrek. Ik hoorde hem zeggen: “moet ik iets pakken?”
In de worsteling liet ik mijn autosleutels vallen. Ik zag dat hij deze oppakte. We hadden toen allebei de tassen nog vast. Ik voelde een harde ruk aan mijn linkerarm, hierdoor liet ik los.
Ik zag dat hij in de (
het hof begrijp: mijn) auto ging zitten.
Ik hoorde dat hij de auto probeerde te starten en dat dit niet gelijk lukte. Ik liep naar mijn auto en zag dat het portier van de bestuurder open stond. Ik zag dat hij probeerde weg te rijden. Ik hoorde de motor lopen. Ik pakte met mijn linkerhand zijn jas of trui, met mijn rechterhand sloeg ik hem. Ik weet niet meer waar ik hem precies geraakt heb. Ik zag dat de auto achteruit reed. Ik had hem nog steeds vast. Ik zag dat hij de auto wilde keren en weer vooruit reed. Hier moest ik hem loslaten. Ik zag dat hij het pad af reed.
- 1.75 meter;
- normaal postuur;
- blanke huidskleur;
- donkere kleur ogen;
- Nederlands sprekend accent;
- trui met capuchon, droeg de capuchon over zijn hoofd.
- type 4;
- zwart;
- eigendom: [restaurantketen].
- simpel toestel;
- rood;
- eigendom: aangeefster.
Hierbij werden de goederen, zoals genoemd op de bijlage weggenomen goederen, weggenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Bijlage weggenomen goederen
- Apple Iphone 4, kleur zwart
- telefoon Samsung, kleur rood;
- betaalkaart Rabobank;
- betaalkaart ABN Amro;
- creditcard Rabobank;
- geld, verdeeld over drie enveloppen, ter waarde van € 17.000,--;
- Volkswagen Polo, kleur grijs, kenteken 14-LZN-5
2.
Een kopie van het paspoort van verdachte, overgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 24 april 2015, voor zover inhoudende het navolgende:
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden aspirant, d.d. 14 januari 2013, doorgenummerde dossierpagina 96, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het navolgende:
Op 14 januari 2013 omstreeks 11.50 uur hoorden wij, verbalisanten, via de gemeenschappelijke meldkamer een oproep uit te kijken naar een motorvoertuig dat was meegenomen tijdens een beroving te Teteringen. Het betrof een Volkswagen Polo, kleur grijs en voorzien van kenteken 14-LZN-5. Wij, verbalisanten, bevonden ons in de buurt van de Bredaseweg; dit is de verbindingsweg tussen Teteringen en Oosterhout. Komende vanaf de Burgemeester Materlaan zijn wij bij de verkeerslichten met de Bredaseweg rechtsaf geslagen. Bij de eerste rotonde op de Bredaseweg en de Warandelaan naar de Warandelaan zagen wij een Volkswagen Polo, kleur grijs. Deze auto viel op door de manier waarop deze aan de kant van de straat geparkeerd stond. Wij zijn naar het voertuig gereden en zagen dat het kenteken overeen kwam met het opgegeven kenteken via de gemeenschappelijke meldkamer. Vervolgens hebben wij de meldkamer op de hoogte gebracht van het feit dat wij het voertuig hadden aangetroffen. Door de meldkamer is toen een takelauto aangevraagd om de auto te takelen en over te brengen naar een stallingsplaats alwaar de unit FTO een technisch onderzoek aan het voertuig kan uitvoeren. Door ons, verbalisanten, is het voertuig ter waarheidsvinding in beslag genomen. In de tussenliggende tijd dat wij het voertuig hebben aangetroffen en dat het getakeld is, is er niemand in het voertuig geweest.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2], aspirant, d.d. 17 januari 2013, doorgenummerde dossierpagina 110, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het navolgende:
Ik zag dat het voertuig, de Volkswagen Polo, met kenteken 14-LZN-5, vanaf mij gezien rechts van de weg geparkeerd was. Ik zag dat de rechterwielen in de berm stonden en de linker wielen op het asfalt. Ik zag dat er geen personen in het voertuig zaten. Ik zag dat het voertuig ter hoogte van nummer 58 van de Warandelaan stond. Ik zag dat alle deuren gesloten waren. Ik hoorde dat de motor uit stond.
Ik heb het voertuig niet aangeraakt en toen ik het voertuig overdroeg, heeft niemand het voertuig aangeraakt.
5.
Het proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt door [verbalisant 3], BOA domein generieke opsporing, d.d. 14 januari 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 102-103, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het navolgende:
Op maandag 14 januari 2013 te 17.29 uur, werd door mij, verbalisant, als forensisch onderzoeker op verzoek van Regiopolitie Midden en West Brabant een onderzoek naar sporen verricht.
Het onderzoek is verricht aan een personenauto, gestald in een opslagloods van Van Eijck Takel- en Bergingsbedrijf aan de Biestraat te Gilze. Het onderzoek vond plaats naar aanleiding van diefstal van dit motorvoertuig.
Signalement van het voertuig:
Merk : Volkswagen
Type : Polo
Kenteken : 14-LZN-5
Kleur : Grijs
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen.
Door mij werden biologische sporen van het stuurwiel en de knop van de versnellingspook veiliggesteld door middel van wattenstaafjes.
De volgende sporen werden veiliggesteld:
Biologisch spoor nummer : 52323
tijdstip veiligstellen : 14/01/2013 om 17.37 uur
plaats veiligstellen : stuur Volkswagen Polo kenteken 14-LZN-5
SIN : AAFU6121NL
6.
het verhoor van een getuige door mr. A.M.G. Smit, raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof ′s-Hertogenbosch, d.d. 17 december 2014, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de navolgende verklaring van getuige [verbalisant 3]:
(p. 2)
U houdt mij voor dat ik in het proces-verbaal van bevindingen heb opgenomen dat ik met een wattenstaafje biologische sporen van het stuurwiel en de versnellingspook heb veilig gesteld. Dit onderzoek is een standaard onderzoek voor een voertuig. Ik bemonster op de standaard plaatsen waarop normaal je handen zitten op het stuur. Daarna ga ik, omdat een stuurwiel overal vastgehouden kan worden, ook nog over het gehele stuur. Dit gebeurt met één licht vochtig wattenstaafje. Dit is vaste praktijk.
Het gaat om een biologisch spoor.
7.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, getiteld ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval en voertuigdiefstal gepleegd in Teteringen op 14 januari 2013, opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, op 14 mei 2013’, doorgenummerde dossierpagina’s 228-230, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het navolgende:
In deze zaak is een DNA-onderzoek uitgevoerd. In dit deskundigenrapport is het resultaat van dit onderzoek in verkorte vorm gerapporteerd.
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAFU6121NL#01 een bemonstering (stuur 14-LZN-5)
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAFU6121NL#01 (stuur)
DNA-profiel van een man/[naam verdachte]
Kleiner dan één op één miljard
Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AAFU6121NL#01 is op 13 mei 2013 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [naam verdachte]. Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonstering AAFU6121NL#01 afkomstig kan zijn van [naam verdachte]. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 24660 dat als bijlage aan dit rapport is toegevoegd.
Bijlage DNA-profielcluster 24660
NFI-zaaknummer 2013.05.01.082
omschrijving onderzoeksmateriaal een bemonstering
DNA-identiteitszegel AAFU6121NL#01
soort DNA-profiel enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel kleiner dan één op één miljard
NFI-zaaknummer 2003.09.04.034
omschrijving onderzoeksmateriaal referentiemonster wangslijmvlies van [naam verdachte] (geboren op [geboortedatum] 1973)
soort DNA-profiel enkelvoudig DNA-profiel
8.
Het schrijven van dr. B. Kokshoorn, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, d.d. 18 februari 2015, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het navolgende:
Op het stuur is uitsluitend DNA aangetroffen waarvan het DNA-profiel matcht met dat van [verdachte]. Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van DNA van andere personen.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 4], brigadier, d.d. 29 januari 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 126-130, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het navolgende:
Op vrijdag 25 januari 2013 ontving ik uit handen van een medewerker van de Stichting Criminee een CD-rom met daarop de veiliggestelde video-opnamen van 14 januari 2013. Het betrof beelden van een videocamera geplaatst op de Wilhelminakanaal Zuid te Oosterhout, genaamd OOS37-Wilhelminakanaal-Zuid W, en de Eikdijk te Oosterhout, genaamd OOS38-Wilhelminakanaal Zuid M.
Ik zag dat camera OOS38-Wilhelminakanaal Zuid M gericht stond op de Eikdijk te Oosterhout. Ik zag dat deze camera zicht had op het verkeer dat zich verplaatste van de Wilhelminakanaal Zuid te Oosterhout via de Eijkdijk te Oosterhout in de richting van de Europaweg te Oosterhout. Ik zat dat ik hierbij zicht had op de rugzijde van dit verkeer.
Ik zag dat de camera OOS37-Wilhelminakanaal-Zuid W gericht stond op de Wilhelminakanaal Zuid te Oosterhout. Ik zag dat deze camera zicht had op het verkeer dat zich verplaatste over de Wilhelminakanaal-Zuid te Oosterhout in de richting van de Eikdijk te Oosterhout. Ik zag dat ik hierbij zicht had op de rugzijde van dit verkeer. Ik zag dat op de beelden datum en tijd rechtsonder in het rood werden afgebeeld. Alle hierna genoemde tijden betreffen de op dat moment afgebeelde tijd.
Ik zag op de beelden van camera OOS37-Wilhelminakanaal Zuid W dat op maandag 14 januari 2013 te 11:50:13 uur er een grijze stationwagen op de Wilhelminakanaal-Zuid te Oosterhout reed in de richting van de Eikdijk te Oosterhout. Ik herkende deze stationwagen als een grijze Ford Mondeo.
Ik zag op de beelden van camera OOS38-Wilhelminakanaal Zuid M dat op maandag 14 januari 2013 te 11:50:37 uur, de grijze Ford Mondeo de Eikdijk op reed, komende vanaf de Wilhelminakanaal-Zuid, rijdende in de richting van de Europaweg. Ik zag dat de grijze Ford Mondeo voorzien was van het kenteken 66-XX-LJ.
Ik zag op de beelden van camera OOS38-Wilhelminakanaal Zuid M dat op maandag 14 januari 2013 te 11:50:41 uur vanuit de Ford Mondeo een tweetal kleine voorwerpen
werden gegooid. Ik zag dat deze voorwerpen uit de bijrijderszijde van de grijze Ford Mondeo in de richting van de rechterberm werden gegooid. Ik zag dat op een van de voorwerpen het licht weerkaatste, zodat de baan van deze voorwerpen kon worden gevolgd. Ik zag dat de voorwerpen in de berm belandden. Vervolgens zag ik dat een van de voorwerpen al stuiterend vanuit de berm weer het wegdek opkwam en daarop bleef liggen. Ik zag dat het voorwerp uiteindelijk op de rechterrijstrook bleef liggen.
Ik zag op de beelden van camera OOS38-Wilhelminakanaal Zuid M dat op maandag 14 januari 2013 te 12:08:01 uur een Opel Vivaro voorzien van bestikkering van Thebe, gekentekend 3-VNF-24, stopte ter hoogte van de positie waar de twee kleine voorwerpen, gegooid uit de grijze Ford Mondeo terecht zijn gekomen. Ik zag dat de bestuurder van de Opel Vivaro uitstapte en naar de voorzijde van zijn voertuig liep.
Ik zag op de beelden van camera OOS38-Wilhelminakanaal Zuid M dat op maandag 14 januari 2013 omstreeks 12:13 uur, een manspersoon op de Eikdijk te Oosterhout, gezien vanuit deze camera, aan de rechterkant van de weg liep in de richting van de Wilhelminakanaal-Zuid. Ik zag op de beelden dat te 12:13:24 uur, de manspersoon een voorwerp oppakte uit de berm ter hoogte van de positie waar de twee kleine voorwerpen, gegooid uit de grijze Ford Mondeo, terecht zijn gekomen.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 23 januari 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 83-84, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de navolgende verklaring van [getuige 1]:
Ik ben de chauffeur van de Opel Vivaro met kenteken 3-VNF-24. Ik ben werkzaam bij Thebe.
Op maandag 14 januari 2013, omstreeks 12.00 uur, reed ik in Oosterhout op de Eikdijk, komende vanaf de Wilhelminakanaal Zuid. Midden op de rijstrook zag ik een telefoon op het wegdek liggen. Ik ben er bewust met de wielen niet overheen gereden. Ik ben vervolgens achteruit gereden. Ik ben uitgestapt om de telefoon op te pakken. Ik zag dat het een rode Samsung telefoon was. De telefoon stond uit en was flink beschadigd. Het glas was gescheurd maar de telefoon was niet geplet. Ik ben vervolgens naar Breda gereden. Daar heb ik de telefoon weg gegooid.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5], brigadier, d.d. 14 januari 2013, doorgenummerde dossierpagina 95, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het navolgende:
Op maandag 14 januari 2013, omstreeks 12:15 uur liep ik, verbalisant, op de openbare weg de Eikdijk te Oosterhout. Ik liep aan de linkerzijde van deze weg, komende uit de richting van het Europapark en gaande in die van het Wilhelminakanaal Zuid. Ter hoogte van het aldaar gevestigde bedrijf “Galvanista”, zag ik dat er in de westelijke berm, ongeveer 75 centimeter van de rijbaan af, een zwarte mobiele telefoon lag. Ik zag dat deze telefoon van het merk Apple, type Iphone was.
Tijdens mijn wandeling werd er op de desbetreffende telefoon 3 keer gebeld, door de namen [contactpersonen in telefoon].
Op het politiebureau aan het Europapark te Oosterhout heb ik met behulp van de digitale recherche [naam contactpersoon]’ terug gebeld met de door mij gevonden Iphone. Hij (
het hof begrijpt: de man die vervolgens opnam) vertelde mij dat zijn vriendin overvallen was in Breda en dat hij maar geen contact met haar kon krijgen. Ook [naam contactpersoon]kreeg geen contact met haar moeder. [naam contactpersoon] vertelde mij dat zijn vriendin [slachtoffer]heette.
12.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4], brigadier, d.d. 1 februari 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 145-147, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het navolgende:
Op maandag 14 januari 2013 omstreeks 11.48 uur werd er bij het [restaurantketen] te Teteringen, een overval gepleegd op een financieel medewerkster. Later, op dezelfde dag, werden er twee telefoons aangetroffen op de Eikdijk te Oosterhout, die eigendom bleken te zijn van deze financieel medewerkster, en die tijdens de overval waren buit gemaakt. Op camerabeelden van de Eikdijk te Oosterhout is te zien dat vanuit een Ford Mondeo, gekentekend 66-XX-LJ, een tweetal voorwerpen werden gegooid (
bewijsmiddel 6, hof). Ik heb vervolgens een onderzoek ingesteld naar deze Ford Mondeo. Daarbij is het volgende bevonden.
Ik zag in het politiesysteem Bluespot dat het kenteken 66-XX-LJ gekoppeld is aan een grijze Ford Mondeo, welk kenteken sinds 30-6-2012 is geregistreerd op naam van [leasebedrijf]., [vestigingsplaats] ′s-Hertogenbosch.
13.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6], hoofdagent, d.d. 12 augustus 2013, doorgenummerde dossierpagina 151, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende het navolgende:
In de loop van het onderzoek Cisitalia werd aan de hand van camerabeelden en opgevraagde data bekend dat de dader bij deze overval gebruik heeft gemaakt van een personenauto van het merk Ford, type Mondeo, kleur grijs, kenteken 66-XX-LJ. Dit kenteken bleek op naam te staan van [leasebedrijf].
Middels een vordering zijn op 23 juli 2013 identificerende gegevens opgevraagd bij [leasebedrijf]. Gevraagd werd bekend te worden gemaakt met de identiteit van de gebruiker, dan wel met de identiteit van degene op wiens naam het huurcontract aangaande dit voertuig staat, en dan met name over de periode van 10 januari 2013 tot en met 20 januari 2013.
Op maandag 12 augustus 2013 ontving ik van voornoemd autobedrijf een bericht waarin stond vermeld dat de betreffende auto in de genoemde periode was verhuurd aan:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.
Namens verdachte is vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. De verdediging heeft een alternatief scenario geschetst ten aanzien van het aantreffen van het DNA van verdachte, kort na de overval in de bij die overval buitgemaakte Volkswagen Polo. Volgens de verdediging is het DNA daar via indirecte overdracht terecht gekomen. Verdachte huurde in de periode rond het ten laste gelegde de tevens bij het feit betrokken Ford Mondeo van [leasebedrijf], maar verhuurde deze door aan derden. In de lezing van de verdediging heeft de dader, niet zijnde verdachte, in de Mondeo gereden en is het DNA van verdachte - dat zich op het stuur van de Mondeo heeft bevonden - op de handen van de dader terecht gekomen en aldus overgedragen naar het stuur van de bij de overval buitgemaakte Volkswagen Polo.
Het hof overweegt het volgende.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Met betrekking tot het door de verdediging gevoerde verweer overweegt het hof in het bijzonder het volgende. Circa 5 minuten na het tijdstip waarop de ten laste gelegde overval is gepleegd, werd de auto die bij die overval werd buit gemaakt, op circa twee kilometer van de plaats delict aangetroffen. Op het stuurwiel van deze auto, een Volkswagen Polo, werd een biologisch spoor aangetroffen, bevattende een enkelvoudig DNA-profiel. Dit profiel leverde een match op met het DNA-materiaal van verdachte. Het NFI rapporteerde daarbij dat de matchkans kleiner was dan één op één miljard, dat wil zeggen dat de kans dat deze sporen worden gevonden als een willekeurig gekozen ander persoon die zou hebben achtergelaten kleiner is dan één op één miljard. In eerste aanleg is, naar aanleiding van het door verdachte geschetste alternatieve scenario, nader onderzoek verricht door het NFI naar deze DNA-match. Dr. B. Kokshoorn, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, rapporteert op 15 januari 2014:
“Op basis van de verkregen informatie kan worden afgeleid dat de kernvraag is of de [verdachte] de auto van het slachtoffer heeft bestuurd na de overval, of dat iemand anders deze auto na de overval heeft bestuurd. De hypotheses komen daarom te luiden:
hypothese I: de [verdachte] heeft de auto van het slachtoffer bestuurd na de overval.
hypothese II: iemand anders heeft de auto van het slachtoffer bestuurd na de overval.
Hierbij wordt onder hypothese II aangenomen dat celmateriaal van de [verdachte] op indirecte wijze op het interieur van de auto van het slachtoffer terecht is gekomen.
Indien hypothese I juist is, heeft de [verdachte] rechtstreeks contact gemaakt met het stuurwiel van het voertuig van het slachtoffer. (…) Afhankelijk van hoe lang de verdacht in het voertuig heeft gereden, acht ik de kans dat celmateriaal van de verdachte in de bemonstering AAFU6121NL#01 van het stuurwiel wordt aangetroffen groot tot zeer groot wanneer hypothese I waar is.
Indien hypothese II juist is, heeft de [verdachte] geen rechtstreeks contact gemaakt met het stuurwiel van het voertuig. Zijn celmateriaal moet op het stuurwiel terecht zijn gekomen door indirecte overdracht.
De verdachte verklaart omtrent de indirecte overdracht van zijn celmateriaal (…) “het zou zomaar kunnen zijn dat iemand anders [die] in een auto rijdt waar ik [in] heb gereden mijn DNA overbrengt op de auto van het slachtoffer”.
Onder hypothese II moet op tenminste drie momenten celmateriaal van de verdachte zijn overgedragen: (1) celmateriaal van verdachte wordt overgedragen op het interieur van voertuig A, (2) celmateriaal van verdachte wordt overgedragen van het interieur van voertuig A op de handen van ‘iemand anders’ en (3) celmateriaal van verdachte wordt vanaf de handen van ‘iemand anders’ overgedragen op het stuurwiel van het voertuig van het slachtoffer.
Daarnaast heeft de onbekende persoon voorafgaand aan het besturen van het voertuig van het slachtoffer (dus tussen overdrachtsmomenten (2) en (3)) contact gemaakt met het slachtoffer. Er vond tijdens de overval een worsteling plaats tussen het slachtoffer en de overvaller.
(…) Er kan niet exact worden vastgesteld wat de uitgangshoeveelheid celmateriaal van de [verdachte]in voertuig A is geweest en hoeveel en welke handelingen de onbekende persoon tussen de overdrachtsmomenten heeft verricht. Desondanks staat vast dat er tenminste drie overdrachtsmomenten zijn geweest en tenminste één handeling waarbij (veel) verlies van celmateriaal op de handen van de onbekende persoon heeft plaatsgevonden. Op basis van deze informatie acht ik de kans op het aantreffen van celmateriaal van de [verdachte]op het stuurwiel van het voertuig van het slachtoffer zeer klein tot extreem klein wanneer hypohese II waar is.
Wanneer hypothese II juist is, heeft een onbekende persoon het voertuig van het slachtoffer bestuurd. Afhankelijk van hoe lang deze persoon in het voertuig heeft gereden is de kans dat celmateriaal van deze persoon in de bemonstering AAFU6121NL#01 van het stuurwiel wordt aangetroffen groot tot zeer groot. In genoemde bemonstering van het stuurwiel van het voertuig van het slachtoffer is echter geen aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van andere personen dan dat van de [verdachte].
Op basis van de bovengenoemde overwegingen acht ik de kans op het aantreffen van celmateriaal van de [verdachte] op het stuurwiel van het voertuig van het slachtoffer, in combinatie met het ontbreken van celmateriaal van ‘de onbekende persoon’, extreem klein wanneer hypothese II waar is.
Op basis van de bovenstaande overwegingen concludeer ik dat de bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek waarschijnlijker tot zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de [verdachte] de auto van het slachtoffer heeft bestuurd na de overval dan wanneer iemand anders de auto van het slachtoffer heeft bestuurd na de overval.”
In hoger beroep is nader onderzoek verricht naar de onderliggende aanname met betrekking tot de bemonstering van het stuurwiel van het aangehaalde rapport van Kokshoorn; de verbalisant die het stuur heeft bemonsterd is door de raadsheer-commissaris als getuige gehoord. Uit dit verhoor is gebleken dat de aannames juist zijn geweest. Vervolgens zijn aan Kokshoorn nadere (schriftelijke) vragen gesteld. In zijn nader (brief)rapport van 18 februari 2015 heeft Kokshoorn bericht dat hij zijn conclusie ten aanzien van de kans op het aantreffen van celmateriaal van verdachte op het stuurwiel van het voertuig van het slachtoffer niet wijzigt. Ondanks de onzekerheid omtrent de aard en de toestand van het celmateriaal, acht Kokshoorn de kans daarop zeer klein tot extreem klein. De kans op de verkregen onderzoeksresultaten acht Kokshoorn extreem klein, wanneer hypothese II waar is, aldus blijkt uit het laatstgenoemde rapport op pagina 2.
De door de verdachte aangedragen lezing wordt onder verwijzing naar het bovenstaande door het hof niet aannemelijk geoordeeld. Daarbij heeft het hof bovendien in aanmerking genomen het feit dat het aangetroffen celmateriaal zich bevond op het stuur van een auto, een niet verplaatsbaar element, en het feit dat de Volkswagen Polo alleen bij aangeefster en haar dochter in gebruik was. Ter terechtzitting in hoger beroep is vermelde deskundige Kokshoorn nader bevraagd op zijn bevindingen. Bij die gelegenheid heeft hij zijn verbazing uitgesproken over het feit dat van aangeefster (het hof begrijpt: en haar dochter) geen celmateriaal is aangetroffen op het stuurwiel van de Volkswagen Polo. Desalniettemin heeft hij zijn eerdere conclusies niet teruggenomen. Dat sterkt het hof in de overtuiging dat het aangetroffen DNA van verdachte op het stuurwiel van de Volkswagen Polo daar als gevolg van het plegen van het ten laste gelegde feit terecht is gekomen en niet, zoals door de verdediging bepleit, via indirecte overdracht. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan die door de rechtbank is opgelegd, met het oog op de behandeling die verdachte nodig heeft.
De verdediging heeft bij wijze van strafmaatverweer, onder verwijzing naar de diverse overgelegde behandelplannen, het hof verzocht rekening te houden met de omstandigheden van verdachte en zijn wens om behandeld te worden voor zijn PTSS.
Het hof overweegt het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat hij op klaarlichte dag een financieel medewerkster van een restaurantketen heeft beroofd van haar tassen. In die tassen bevond zich de weekopbrengst van verschillende filialen ter grootte van circa € 17.000,--. Daarnaast heeft verdachte de betreffende medewerkster beroofd van haar auto. Verdachte heeft daarbij geweld en bedreiging met geweld niet geschuwd.
Dit betreft een gewelddadig feit waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt en dat in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengt. Daarbij is algemeen bekend dat slachtoffers als gevolg van dergelijke feiten - naast de eventuele lichamelijke gevolgen - nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid. Bovendien brengt een dergelijk feiten aanzienlijke financiële schade met zich voor de eigena (a)r(en) van de/het restaurant(s) en/of de verzekeraar(s) Verdachte is hieraan volledig voorbij gegaan en heeft gehandeld slechts met het oog op eigen financieel gewin. Het hof rekent verdachte dit ernstig aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof oog gehad voor hetgeen blijkt uit de navolgende stukken:
- de ‘actualisering EC’, opgemaakt door[reclasseringswerker] van Reclassering Nederland, d.d. 19 februari 2015;
- het behandelplan, opgemaakt door [naam medewerker], werkzaam bij Reinier van Arkelgroep, d.d. 17 november 2014, ingekomen ter griffie van het hof op 13 maart 2015;
- het ongedateerde Reclasseringsadvies met een ontbrekende bladzijde 1, dat niet is ondertekend en mogelijk is opgemaakt door[naam medewerker], casemanager PI Vught bij Reclassering Nederland, ingekomen ter griffie van het hof op 13 maart 2015;
- het Reclasseringsadvies beknopt d.d. 23 april 2015, opgemaakt door [reclasseringswerker] van Reclassering Nederland.
Voorts heeft het hof ten aanzien van de persoon van de verdachte gelet op hetgeen ter terechtzitting omtrent zijn persoonlijke omstandigheden naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten - zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd -, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Voor het bepalen van de duur van de gevangenisstraf neemt het hof het landelijke oriëntatiepunt straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, tot uitgangspunt. Het hof knoopt aan bij het oriëntatiepunt voor een overval op een geldloper. Gelet daarop zou een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden - zoals door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd - passend zijn. Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 maart 2015 blijkt echter dat verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten. Het hof acht, gelet op deze recidive, alsmede gelet op de omvang van de buit (bestaande uit een fors geldbedrag en een auto), een gevangenisstraf van na te melden duur geboden.
Anders dan de advocaat-generaal en de verdediging, is het hof van oordeel dat het belang van behandeling van verdachte niet maakt dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf van 30 maanden, dan wel een nog kortere duur. Het hof heeft daarbij betrokken het verloop van de detentie van verdachte, voor zover die blijkt uit de stukken, en zijn eigen opstelling ten aanzien van de door hem gewenste behandeling. Verdachte heeft de voorwaarden voor behandeling zelf niet heeft nageleefd, als gevolg waarvan de behandeling vertraging heeft opgelopen. Voor oplegging van de behandeling in de vorm van een bijzondere voorwaarde acht het hof geen termen aanwezig, nu de raadsman ter zitting heeft aangegeven dat verdachte zelf voldoende is gemotiveerd voor het ondergaan van de behandeling.
Het hof acht, al het voorgaande overwegend, een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Daarbij heeft het hof voorts betrokken dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.