Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/239938/HA ZA 11-1692)
2.Het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven met acht grieven en drie producties;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met zeven grieven en twee producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met een productie;
3.De beoordeling
kunnen de door cliënt ervaren en geclaimde klachten goed onderbouwen en verklaren. Door de slijtage is het gewricht snel geprikkeld door belasting als veelvuldig lopen, traplopen, knielen, zwaar tillen/dragen, veelvuldig opstaan/gaan zitten. Ook de stijfheid, vooral na enige tijd in 1 houding te hebben gezeten is hiermee te verklaren. Dit maakt dat het (hoog-)frequent opstaan vanuit zittende positie en het langdurig zitten met gebogen knie rechts klachten kan geven.
de schadevan het ongeval; aangezien partijen zowel de destijds reeds geleden als de toekomstige schade in de vaststellingsovereenkomst hebben geregeld, kan de verklaring voor recht alleen zien op de schade die aan de voorwaarden van het voorbehoud voldoet (r.o. 4.15);
pas van de aanvang van de dag, volgende op die waartegen de schuldeiser heeft medegedeeld tot opeising over te gaan, en verjaart de in lid 1 bedoelde rechtsvordering in elk geval door verloop van twintig jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waartegen de opeising, zonodig na opzegging door de schuldeiser, op zijn vroegst mogelijk was.”
In overeenstemming met artikel 3.11.15(hof: art. 3:313 BW)
loopt de verjaring in beginsel vanaf de aanvang van de dag volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. (…) Het voormelde aanvangstijdstip is evenwel niet voor alle gevallen redelijk. Er zijn immers gevallen waarin in de overeenkomst zelf al besloten ligt dat de opeising niet binnen afzienbare tijd zal plaatsvinden. (…)
de bepaling toegevoegd dat de rechtsvordering tot nakoming van verbintenissen als de onderhavige in elk geval verjaart twintig jaren na de aanvang van de dag “waartegen opeising op zijn vroegst mogelijk was”.
opzegging”in de laatste zin van het citaat is bedoeld: “
opgezegd had kunnen worden”(Inv. Wet Boek 3, p. 1414).
op zijn vroegst opeisbaar”.
de schadevan het ongeval en dat gelet op hetgeen partijen bij de vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen de verklaring voor recht alleen kan zien op schade die aan de voorwaarden van het voorbehoud voldoet.
erg waarschijnlijkacht dat het ongeval uit 1981 de oorzaak is van de huidige afwijkingen aan de knie, is het hof van oordeel dat [appellant] daarmee heeft bewezen dat aan het voorbehoud uit de vaststellingsovereenkomst is voldaan. Dit betekent dat de gevorderde verklaring van recht toewijsbaar is.