ECLI:NL:GHSHE:2015:2074

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 juni 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
HD 200.140.086_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Revindicatie van eigendom en aanvulling van rechtsgronden in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van JB Intercars B.V. tegen twee geïntimeerden. De zaak draait om de revindicatie van een auto, een Volkswagen Polo, die door [geïntimeerde 1] was gekocht en waarvan de tenaamstelling zonder toestemming is gewijzigd naar de naam van de appellante, JB Intercars. De procedure begon met een dagvaarding op 24 december 2013, waarin [geïntimeerde 1] vorderingen indiende tegen Intercars, waaronder de teruggave van de auto en schadevergoeding. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat Intercars tekort was geschoten in haar verplichtingen en had de vorderingen van [geïntimeerde 1] toegewezen. Intercars ging in hoger beroep en voerde aan dat er een overeenkomst was gesloten waarbij [geïntimeerde 1] eerst transportkosten moest betalen voordat er aan de auto gewerkt zou worden. Het hof oordeelde dat de rechtsgrond voor de vordering van [geïntimeerde 1] niet lag in een tekortkoming van Intercars, maar in de revindicatie van eigendom. Het hof besloot dat [geïntimeerde 1] als eigenaar van de auto recht had op teruggave, ongeacht de contractuele afspraken. Het hof gelastte een comparitie om meer informatie te verkrijgen over de rol van de betrokken partijen en de omvang van de schade. De uitspraak werd gedaan op 9 juni 2015, waarbij het hof de zaak aanhield voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.140.086/01
arrest van 9 juni 2015
in de zaak van
[appellante], h.o.d.n. JB Intercars B.V.,
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als Intercars,
advocaat: mr. F.S. Alting-Landa te Goes,
tegen

1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats],

2.
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde 1]
advocaat: mr. R.A.A. Maat te Goes,
op het bij exploot van dagvaarding van 24 december 2013 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West- Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom van 2 oktober 2013, gewezen tussen Intercars als gedaagde en [geïntimeerde 1] als eisers.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 766297 CV EXPL 13-1399)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar de tussenvonnissen van 3 april 2013 en 26 juni 2013.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • memorie van grieven met twee producties;
  • memorie van antwoord met een productie.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten:
- [geïntimeerde 1] heeft op 13 maart 2012 een auto van het merk Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gekocht van VOF [Auto's] Auto’s voor een bedrag van € 6.800,=;
- omstreeks het voorjaar 2012 heeft [geïntimeerde 1] mondeling met de heer [vader van appellante] (hierna: [vader van appellante]) afgesproken dat hij de auto voor [geïntimeerde 1] zou repareren. [vader van appellante] is de vader van [appellante] (hierna: [appellante]), die handelt onder de naam JB Intercars.
- bij brief van 19 oktober 2012 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde 1] Intercars verzocht informatie te verstrekken over de voortgang van de werkzaamheden aan de auto;
- op een gegeven moment (volgens [geïntimeerde 1]: 8 oktober 2012) is de tenaamstelling van de auto aldus gewijzigd dat deze op naam is komen te staan van [appellante]. [geïntimeerde 1] heeft hiervoor geen toestemming gegeven;
- bij brief van 31 oktober 2012 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde 1] Intercars nogmaals verzocht informatie te verstrekken over de voortgang van de werkzaamheden aan de auto. Tevens heeft zij haar verzocht de wijziging in de tenaamstelling van de auto ongedaan te maken;
- op 13 november 2012 heeft [geïntimeerde 1] bij de politie aangifte gedaan van verduistering van de auto tegen [vader van appellante];
- de auto is verkocht en op 19 maart 2013 geleverd aan een onbekend gebleven derde.
3.2.1.
[geïntimeerde 1] heeft vervolgens Intercars in rechte betrokken en heeft in eerste aanleg gevorderd Intercars te veroordelen om:
- primair:
1. de auto aan [geïntimeerde 1] terug te geven;
2. de onrechtmatige wijziging van de tenaamstelling van de auto op haar naam ongedaan te maken en ervoor zorg te dragen dat de auto weer op naam van [geïntimeerde 1] wordt gesteld;
3. aan [geïntimeerde 1] een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag dat Intercars niet aan teruggave en wedertenaamstelling voldoet met een maximum van € 10.000,-;
- subsidiair:
1. aan [geïntimeerde 1] een bedrag van € 6.800,- ter zake van schadevergoeding te betalen, indien afgifte van de auto niet meer mogelijk mocht zijn;
2. aan [geïntimeerde 1] de wettelijke rente over voornoemd bedrag te betalen vanaf de datum van ontbinding van de overeenkomst, 2 januari 2013, tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair en subsidiair:
1. aan [geïntimeerde 1] een bedrag van € 1.500,- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
2. tot vergoeding van de proceskosten.
3.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [geïntimeerde 1], kort samengevat, ten grondslag gelegd dat hij in het voorjaar van 2012 met [appellante], handelende onder de naam Intercars, een overeenkomst heeft gesloten met betrekking tot de reparatie van de auto, dat Intercars ondanks herhaalde verzoeken en sommaties nagelaten heeft hem te informeren over de voortgang van de werkzaamheden aan de auto, dat zij zonder toestemming van [geïntimeerde 1] de auto op haar naam heeft gesteld en dat zij hiermee ernstig tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen. [geïntimeerde 1] stelt om die reden de overeenkomst op 3 januari 2013 buitengerechtelijk te hebben ontbonden op grond waarvan hij teruggave van de auto dan wel betaling van schadevergoeding ter hoogte van het aankoopbedrag en ongedaanmaking van de wijziging in de tenaamstelling vordert.
3.2.3.
Intercars heeft gemotiveerd verweer gevoerd, kort gezegd inhoudende dat Intercars weliswaar mondeling een overeenkomst met [geïntimeerde 1] heeft gesloten met betrekking tot de reparatie van de auto, maar dat partijen tevens hebben afgesproken dat [geïntimeerde 1] eerst een bedrag van € 1.600,- ter zake van transportkosten en het demonteren van kapotte onderdelen zou betalen voordat er verder gewerkt zou worden aan de auto en dat [geïntimeerde 1] dit bedrag nimmer heeft voldaan. Voorts heeft Intercars de omvang van de door [geïntimeerde 1] gestelde schade betwist door erop te wijzen dat de auto slechts een waarde had van € 1.250,= à € 1.500,=.
3.3.1.
In het tussenvonnis van 3 april 2013 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft plaatsgevonden op 10 juni 2013. Intercars is niet ter zitting verschenen.
3.3.2.
In het tussenvonnis van 26 juni 2013 heeft de kantonrechter Intercars opgedragen te bewijzen dat “er eerst € 1.600,- door [geïntimeerden] zou moeten worden betaald ter zake van transportkosten en demonteren van de kapotte onderdelen van de auto, voordat er verder zou worden gewerkt aan de auto”.
3.3.3.
In het eindvonnis van 2 oktober 2013 heeft de kantonrechter Intercars niet in de bewijslevering geslaagd geacht, nu Intercars, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet is overgegaan tot bewijslevering. Op grond hiervan heeft de kantonrechter geoordeeld dat [geïntimeerde 1] goede gronden had om tot ontbinding van de overeenkomst tussen partijen over te gaan, nu Intercars haar verplichtingen uit die overeenkomst niet nakwam. De kantonrechter heeft vervolgens de primaire vorderingen van [geïntimeerde 1] toegewezen en Intercars veroordeeld in de proceskosten.
3.4.1.
Intercars heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde 1], met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de kosten van beide instanties.
3.4.2.
[geïntimeerde 1] heeft de grieven bestreden. Hij heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en tot niet-ontvankelijk verklaring van Intercars in haar hoger beroep, althans tot afwijzing van het hoger beroep, met veroordeling van Intercars in de kosten van beide instanties.
3.5.
Intercars is tijdig van het eindvonnis van 2 oktober 2013 in hoger beroep gekomen en heeft in de appeldagvaarding geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis. In de memorie van grieven heeft Intercars geconcludeerd tot vernietiging van het tussenvonnis van 26 juni 2013, terwijl de rechtsoverwegingen waarnaar in de grieven wordt verwezen, kennelijk zien op de overwegingen in het eindvonnis van 2 oktober 2013. Aldus is, mede tegen de achtergrond van de door Intercars op de grieven gegeven toelichting, voldoende duidelijk dat Intercars bedoelt te concluderen tot vernietiging van beide vonnissen.
3.6.
Grief 2 richt zich tegen de beslissing van de kantonrechter om Intercars te veroordelen tot teruggave van de auto. Deze grief slaagt. Inmiddels moet in hoger beroep op grond van de door partijen ingenomen standpunten worden aangenomen dat de auto is verkocht en geleverd aan een derde en in elk geval thans niet in het bezit is van Intercars. Daarmee staat – los van de vraag of Intercars ooit feitelijk in het bezit is geweest van de auto – in elk geval vast dat Intercars de auto niet meer kan teruggeven. Dat betekent dat aan de orde komt of gronden bestaan om het subsidiair gevorderde toe te wijzen.
3.7.1.
[geïntimeerde 1] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Intercars toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een tussen partijen gesloten overeenkomst. De kantonrechter is hem daarin gevolgd en de eerste grief van Intercars houdt in dat de kantonrechter dat ten onrechte heeft gedaan.
3.7.2.
Het hof is evenwel van oordeel dat de met deze grief aan de orde gestelde vraag niet relevant is en oordeelt daartoe als volgt.
[geïntimeerde 1] vordert primair de teruggave van de auto en medewerking aan de tenaamstelling van het kentekenbewijs. Wat er ook zij met betrekking tot de vraag of [geïntimeerde 1] een overeenkomst is aangegaan en met wie: onweersproken is dat [geïntimeerde 1] de eigenaar was van de auto in kwestie. Niet is gesteld of gebleken dat hij ooit afstand van dat eigendomsrecht heeft gedaan, zodat het hof ervan uit moet gaan dat [geïntimeerde 1] nog steeds eigenaar is van de auto. Als eigenaar van de auto staat het hem vrij zijn eigendom terug te vorderen van derden die dit zonder recht of titel onder zich houden. Het hof is daarom van oordeel dat de rechtsgrond voor het gevorderde niet is gelegen in een tekortkoming in de nakoming van contractuele verplichtingen, maar in de revindicatie van eigendom. In de stellingen van [geïntimeerde 1] ligt ook voldoende besloten dat hij mede met een beroep op zijn eigendomsrecht de auto heeft teruggevorderd.
3.7.3.
Ervan uitgaande dat de rechtsgrond voor de primair gevorderde teruggave en subsidiair gevorderde schadevergoeding is gelegen in een onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht van [geïntimeerde 1], doet zich de vraag voor wie die inbreuk heeft veroorzaakt en uit dien hoofde aansprakelijk is voor de schade. Intercars heeft in dit verband gesteld dat zij nimmer in het bezit van de auto is geweest, maar dat zij slechts op verzoek van [vader van appellante] tijdelijk het kenteken op haar naam heeft laten zetten. Het hof wenst nader geïnformeerd te worden omtrent de rol die Intercars, [vader van appellante] en (wellicht) [geïntimeerde 1] hebben gespeeld bij de vervreemding van de auto. Voorts zal het hof partijen de gelegenheid bieden om zich nader uit te laten over de omvang van de schade.
3.8.
In het voorgaande ziet het hof aanleiding om een comparitie te gelasten om partijen de gelegenheid te bieden inlichtingen te verstrekken en zich uit te laten op de hiervoor onder 3.7.2 en 3.7.3. aan de orde gestelde punten. Desgewenst zal het partijen worden toegestaan om hun standpunten nader toe te lichten aan de hand van een korte pleitnota. Tevens zal de gelegenheid worden benut om te bezien of een regeling van het geschil mogelijk is. Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat partijen – natuurlijke personen in persoon en rechtspersonen deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die tot het treffen van een minnelijke regeling bevoegd is – vergezeld van hun advocaten, zullen verschijnen voor mr. R.J.M. Cremers als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie te 's-Hertogenbosch aan de Leeghwaterlaan 8 op een door deze te bepalen datum, met de hiervoor onder 3.8 vermelde doeleinden;
verwijst de zaak naar de rol van 23 juni 2015 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en hun advocaten in de periode van 8 tot 16 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van de comparitie zal vaststellen;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, M. van Ham, en R.J.M. Cremers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 juni 2015.
griffier rolraadsheer