3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten:
- [geïntimeerde 1] heeft op 13 maart 2012 een auto van het merk Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gekocht van VOF [Auto's] Auto’s voor een bedrag van € 6.800,=;
- omstreeks het voorjaar 2012 heeft [geïntimeerde 1] mondeling met de heer [vader van appellante] (hierna: [vader van appellante]) afgesproken dat hij de auto voor [geïntimeerde 1] zou repareren. [vader van appellante] is de vader van [appellante] (hierna: [appellante]), die handelt onder de naam JB Intercars.
- bij brief van 19 oktober 2012 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde 1] Intercars verzocht informatie te verstrekken over de voortgang van de werkzaamheden aan de auto;
- op een gegeven moment (volgens [geïntimeerde 1]: 8 oktober 2012) is de tenaamstelling van de auto aldus gewijzigd dat deze op naam is komen te staan van [appellante]. [geïntimeerde 1] heeft hiervoor geen toestemming gegeven;
- bij brief van 31 oktober 2012 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde 1] Intercars nogmaals verzocht informatie te verstrekken over de voortgang van de werkzaamheden aan de auto. Tevens heeft zij haar verzocht de wijziging in de tenaamstelling van de auto ongedaan te maken;
- op 13 november 2012 heeft [geïntimeerde 1] bij de politie aangifte gedaan van verduistering van de auto tegen [vader van appellante];
- de auto is verkocht en op 19 maart 2013 geleverd aan een onbekend gebleven derde.
3.2.1.[geïntimeerde 1] heeft vervolgens Intercars in rechte betrokken en heeft in eerste aanleg gevorderd Intercars te veroordelen om:
- primair:
1. de auto aan [geïntimeerde 1] terug te geven;
2. de onrechtmatige wijziging van de tenaamstelling van de auto op haar naam ongedaan te maken en ervoor zorg te dragen dat de auto weer op naam van [geïntimeerde 1] wordt gesteld;
3. aan [geïntimeerde 1] een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag dat Intercars niet aan teruggave en wedertenaamstelling voldoet met een maximum van € 10.000,-;
- subsidiair:
1. aan [geïntimeerde 1] een bedrag van € 6.800,- ter zake van schadevergoeding te betalen, indien afgifte van de auto niet meer mogelijk mocht zijn;
2. aan [geïntimeerde 1] de wettelijke rente over voornoemd bedrag te betalen vanaf de datum van ontbinding van de overeenkomst, 2 januari 2013, tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair en subsidiair:
1. aan [geïntimeerde 1] een bedrag van € 1.500,- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
2. tot vergoeding van de proceskosten.
3.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde 1], kort samengevat, ten grondslag gelegd dat hij in het voorjaar van 2012 met [appellante], handelende onder de naam Intercars, een overeenkomst heeft gesloten met betrekking tot de reparatie van de auto, dat Intercars ondanks herhaalde verzoeken en sommaties nagelaten heeft hem te informeren over de voortgang van de werkzaamheden aan de auto, dat zij zonder toestemming van [geïntimeerde 1] de auto op haar naam heeft gesteld en dat zij hiermee ernstig tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen. [geïntimeerde 1] stelt om die reden de overeenkomst op 3 januari 2013 buitengerechtelijk te hebben ontbonden op grond waarvan hij teruggave van de auto dan wel betaling van schadevergoeding ter hoogte van het aankoopbedrag en ongedaanmaking van de wijziging in de tenaamstelling vordert.
3.2.3.Intercars heeft gemotiveerd verweer gevoerd, kort gezegd inhoudende dat Intercars weliswaar mondeling een overeenkomst met [geïntimeerde 1] heeft gesloten met betrekking tot de reparatie van de auto, maar dat partijen tevens hebben afgesproken dat [geïntimeerde 1] eerst een bedrag van € 1.600,- ter zake van transportkosten en het demonteren van kapotte onderdelen zou betalen voordat er verder gewerkt zou worden aan de auto en dat [geïntimeerde 1] dit bedrag nimmer heeft voldaan. Voorts heeft Intercars de omvang van de door [geïntimeerde 1] gestelde schade betwist door erop te wijzen dat de auto slechts een waarde had van € 1.250,= à € 1.500,=.
3.3.1.In het tussenvonnis van 3 april 2013 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft plaatsgevonden op 10 juni 2013. Intercars is niet ter zitting verschenen.
3.3.2.In het tussenvonnis van 26 juni 2013 heeft de kantonrechter Intercars opgedragen te bewijzen dat “er eerst € 1.600,- door [geïntimeerden] zou moeten worden betaald ter zake van transportkosten en demonteren van de kapotte onderdelen van de auto, voordat er verder zou worden gewerkt aan de auto”.
3.3.3.In het eindvonnis van 2 oktober 2013 heeft de kantonrechter Intercars niet in de bewijslevering geslaagd geacht, nu Intercars, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet is overgegaan tot bewijslevering. Op grond hiervan heeft de kantonrechter geoordeeld dat [geïntimeerde 1] goede gronden had om tot ontbinding van de overeenkomst tussen partijen over te gaan, nu Intercars haar verplichtingen uit die overeenkomst niet nakwam. De kantonrechter heeft vervolgens de primaire vorderingen van [geïntimeerde 1] toegewezen en Intercars veroordeeld in de proceskosten.
3.4.1.Intercars heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde 1], met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de kosten van beide instanties.
3.4.2.[geïntimeerde 1] heeft de grieven bestreden. Hij heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en tot niet-ontvankelijk verklaring van Intercars in haar hoger beroep, althans tot afwijzing van het hoger beroep, met veroordeling van Intercars in de kosten van beide instanties.