ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juni 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
20-000203-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het opzettelijk vangen van een beschermde inheemse vogel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk vangen van een putter, een beschermde inheemse vogel. De verdachte had eerder een strafbeschikking ontvangen, die door de politierechter was vernietigd. Het hof heeft op 3 juni 2015 uitspraak gedaan na het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en de eerdere zitting. De advocaat-generaal vorderde dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een geldboete van € 1.000,- subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis. De verdachte ontkende de ten laste gelegde feiten en zijn raadsman pleitte voor vrijspraak.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 februari 2013 te Gennep, tezamen met een ander, opzettelijk een putter heeft gevangen. Het hof heeft de bewijsvoering van de verbalisant als betrouwbaar beoordeeld en heeft de vrijspraak van de broer van de verdachte door de economische politierechter niet als relevant voor de huidige zaak beschouwd. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,- of 20 dagen vervangende hechtenis. De beslissing is gebaseerd op de Flora- en Faunawet en andere relevante wetgeving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000203-14
Uitspraak : 3 juni 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Limburg, zitting houdende te Roermond, van 23 januari 2014 in de strafzaak met parketnummer 96-164299-13 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en is bewezen verklaard het tezamen met een ander vangen en bemachtigen van een putter. Verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,- subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de economische politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het opzettelijk medeplegen van het vangen van een putter zal veroordelen tot een geldboete van
€ 1.000,- subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
De verdachte heeft ontkend het ten laste gelegd (mede) te hebben gepleegd en zijn raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de economische politierechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 februari 2013 te Gennep tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op en/of in de omgeving van een gebied gelegen aan de Siebengewaldseweg, al dan niet opzettelijk, een putter, althans een of meer dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, heeft gevangen en/of bemachtigd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 februari 2013 te Gennep tezamen en in vereniging met een ander in een gebied gelegen aan de Siebengewaldseweg opzettelijk een putter, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, heeft gevangen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is het volgende aangevoerd.
1. De zich in het dossier bevindende (kleuren-)foto’s, afdrukken van door [verbalisant] met betrekking tot het plegen van het delict genomen video-opnamen, zijn te onscherp om de daarop vastgelegde personen te kunnen identificeren. Verdachte ontkent dat hij een van die personen is. De verklaring van de [verbalisant] dat de personen op de foto’s op het politiebureau te Gennep zijn geïdentificeerd als verdachte en zijn broer, is mede gelet op het ontbreken van een opgemaakt proces-verbaal van die identificering, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
2. De gevangen vogel is niet meer aangetroffen en de foto’s geven geen uitsluitsel of het inderdaad een putter was. Alleen de verklaring van de [verbalisant] over zijn waarneming dat het een putter was, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
3. De broer van verdachte is voor hetzelfde feit en op grond van een identiek dossier (onherroepelijk) vrijgesproken. Bij een veroordeling in de onderhavige zaak zou sprake zijn van rechtsongelijkheid.
Het hof overweegt als volgt.
Ad 1. Ter terechtzitting in hoger beroep is de [verbalisant] (BOA) gehoord over zijn waarnemingen en over de identificatie van de verdachte.
Hij heeft onder meer verklaard dat:
  • Hij zich deze zaak nog goed kan herinneren;
  • Hij een tip had ontvangen dat er een vangnet/mistnet was opgesteld;
  • Hij daar vervolgens in totaal drie dagen heeft gepost, waarbij hij zich op een afstand van 20-30 meter van het vangnet bevond en waarbij hij de bij dat vangnet aanwezige personen duidelijk heeft kunnen waarnemen met behulp van zijn Swarovski 8x42 verrekijker;
  • Hij met zijn Lumix filmcamera beeldopnames heeft gemaakt van die bij het vangnet aanwezige personen, waarvan hij enkele foto’s heeft gemaakt en aan het dossier heeft toegevoegd;
  • Hij na de tweede actiedag met de foto’s naar het politiebureau te Gennep is gegaan en dat tijdens een briefing op die foto’s [verdachte], zijn jongere broer [naam broer] en hun vader [naam vader] zijn herkend door de gebiedsbrigadier en de BOA-coördinator;
  • Hij op de derde dag, 11 februari 2013, bij het vangnet dezelfde personen zag die hij de eerdere dagen bij het vangnet had gezien, welke personen hem toen bekend waren als de broers [verdachte] en [naam broer]. Die twee personen zijn hem op enig moment tot op zeer korte afstand genaderd. Hij heeft hun gezichten toen goed kunnen zien;
  • Die twee personen toen de vangnetten vangklaar opgesteld hebben en er vervolgens een putter in het vangnet is gevlogen. De putter is vervolgens uit het net gehaald en door beiden meegenomen;
  • Hij [verdachte], enkele weken later (hof: volgens het proces-verbaal: op 5 maart 2013) op het politiebureau als verdachte heeft gehoord en dat hij hem toen herkende als betrokkene bij het vangen van de putter;
  • Hij de verdachte die nu voor het hof is verschenen zonder enige twijfel herkent als [verdachte], zijnde een van de personen die hij bij de vangnetten heeft gezien.
Uit deze verklaring volgt dat [verbalisant] op basis van eigen waarneming verdachte zowel tijdens het politieverhoor als ter terechtzitting in hoger beroep heeft herkend als één van de betrokkenen bij het vangen van de putter. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid dan wel de betrouwbaarheid van deze waarnemingen. Deze waarnemingen bevestigen de herkenning van verdachte door de gebiedsbrigadier en de BOA-coördinator op de foto’s tijdens de briefing na de tweede postdag. Uit het onderzoek is het hof niet gebleken dat de foto’s zodanig onduidelijk zijn geweest dat een herkenning van onder meer de verdachte op die foto’s niet mogelijk zou zijn.
Ad. 2 Zonder nadere onderbouwing, valt niet in te zien waarom de als bewijs gebezigde verklaring van de verbalisant waarin hij uiteenzet waarom hij tot de conclusie komt dat de gevangen vogel een putter is (blz 3 van het proces-verbaal van 25 april 2013), als bewijs voor dit onderdeel onvoldoende zou zijn. Het hof ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de waarneming van de verbalisant te twijfelen.
Ad 3. De vrijspraak van de broer van verdachte door de economische politierechter te Roermond d.d. 18 september 2014 voor (kennelijk) het onderhavige feit, maakt het oordeel van het hof niet anders.
Het hof verwerpt de verweren.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9 van de Flora- en Faunawet, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft bij de straftoemeting enerzijds in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte een beschermde inheemse vogel heeft gevangen waardoor deze vogel uit zijn natuurlijke leefomgeving is gehaald.
Anderzijds heeft het hof bij de straftoemeting rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 april 2015 niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Alles afwegende, is het hof met de economische politierechter en de advocaat-generaal van oordeel dat de oplegging van een geldboete van € 1.000,- subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis passend en geboden is. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 9 van de Flora- en faunawet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. N.J.M. Ruyters, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. F.P.E. Wiemans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.G.W.M. van der Vleuten, griffier,
en op 3 juni 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F.P.E. Wiemans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.