3.1.In de beschikking waarvan beroep van 9 januari 2014 heeft de kantonrechter in de overwegingen 2.1 tot en met 2.7 feiten weergegeven. Deze feitenvaststelling is door Aviation op onderdelen bestreden. [geïntimeerde] heeft hetgeen Aviation in dit verband heeft aangevoerd niet inhoudelijk weersproken. Het hof zal de relevante feiten hierna weergeven, waarbij rekening wordt gehouden met wat Aviation in dit verband heeft aangevoerd en waarbij de feiten op onderdelen zijn aangevuld.
Aviation is een bedrijf dat vliegtuigen van een nieuw uiterlijk voorziet. In dat kader vinden onder meer schilderwerkzaamheden aan de buitenzijde van vliegtuigen plaats.
[geïntimeerde] heeft vanaf 14 mei 2010 via het Britse uitzendbureau Roevin Management Services Ltd. bij Aviation gewerkt. Zijn werk hield onder meer in het verwijderen van oude verflagen van vliegtuigen.
Op vrijdag 24 augustus 2012 is [geïntimeerde] met een collega naar een kroeg gegaan, waar [geïntimeerde] alcohol heeft gedronken en softdrugs heeft gebruikt.
Op zaterdag 25 augustus 2012 is [geïntimeerde] om 09.00 uur met zijn werkzaamheden bij Aviation begonnen. Hij had de opdracht gekregen een vliegtuig met een afbijtmiddel te bespuiten. Hij heeft daarvoor een verfspuit gebruikt. Deze spuit lekte. [geïntimeerde] is via een rolsteiger bij de staart van het vliegtuig op het vliegtuig geklommen. Hij is vervolgens met de verfspuit over de romp naar de neus van het vliegtuig gelopen. [geïntimeerde] is om ongeveer 11.30 uur uitgegleden en is vervolgens van een hoogte van ongeveer vijf meter op de grond gevallen.
Na het ongeval is [geïntimeerde] door de heer [sales manager Aviation], sales manager bij Aviation, naar het ziekenhuis gebracht. [geïntimeerde] heeft daar in het bijzijn van [sales manager Aviation] aan de behandelend anesthesist verteld dat hij de vorige avond/nacht alcohol en drugs had gebruikt.
Bij [geïntimeerde] werden een fractuur van het rechterhielbeen, een fractuur van de linker elleboogknop en een luxatie van de linker elleboog geconstateerd. [geïntimeerde] is aan zijn rechtervoet geopereerd en de breuk van zijn linker pols is vastgezet met platen en schroeven.
Het ongeval is op 26 augustus 2012 door een medewerker van het ziekenhuis gemeld aan de Inspectie SZW (Arbeidsinspectie). De Arbeidsinspectie heeft van het ongeval een boeterapport opgemaakt, gedateerd 21 december 2012. Daarin staat onder meer:
- Bij de staart van het vliegtuig stond een rolsteiger. [geïntimeerde] is via de rolsteiger op het vliegtuig geklommen. Er was rondom het vliegtuig geen veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht. Het valgevaar is evenmin tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen. Dit is een overtreding van artikel 16 van de Arbeidsomstandighedenwet juncto artikel 3.16 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
- De werknemers hadden ten tijde van het ongeval niet de mogelijkheid om zich te zekeren met een veiligheidsharnas en een zogenaamde lifeline.
- [geïntimeerde] heeft geen voorlichting over de te nemen veiligheidsmaatregelen ontvangen.
- Ten tijde van het ongeval droeg [geïntimeerde] sneakers, een beschermingspak en een gelaatsmasker.
- Het toezicht op het veilig werken en het goed gebruik van de rolsteigers en het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen bleek onvoldoende.
- Aviation heeft in juni 2012 een Risico Inventarisatie en –Evaluatie (RI&E) opgesteld. In het Plan van Aanpak zijn onvoldoende maatregelen opgenomen om het risico van vallen van hoogte te verkleinen.
Op 29 mei 2013 heeft de Inspectie SZW in deze kwestie een definitieve boetebeschikking opgemaakt. Aan Aviation werd een boete van € 8.100,00 opgelegd. Aviation heeft bezwaar tegen deze beschikking aangetekend. Dit bezwaar is op 14 augustus 2013 ongegrond verklaard.