ECLI:NL:GHSHE:2015:2009

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juni 2015
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
20-000111-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte na verkeersongeval met dodelijke afloop door gebrek aan strafrechtelijk relevant verwijt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 30 maart 2012 te Sint-Oedenrode, waarbij een fietser om het leven kwam. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van overtreding van artikel 6 en artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze vrijspraak. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep herhaald en de verklaringen van de verdachte, de advocaat-generaal en de getuigen in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte, als beroepschauffeur, alle redelijke zorgvuldigheid in acht had genomen en dat er geen bewijs was dat hij roekeloos of onvoorzichtig had gehandeld. De aanrijding vond plaats op een smalle weg, maar het hof concludeerde dat de verdachte niet in staat was de fietser te zien door de omstandigheden van het moment. Het hof sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde en oordeelde dat hij niet strafbaar was voor het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat hem geen strafrechtelijk relevant verwijt kon worden gemaakt. De beslissing is gebaseerd op artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000111-13
Uitspraak : 3 juni 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 28 december 2012 in de strafzaak met parketnummer 01-849431-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank verdachte vrijgesproken van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (primair) en artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (subsidiair).
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
  • verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde;
  • verdachte ter zake het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman van verdachte heeft:
  • primair vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit bepleit;
  • subsidiair, indien het hof wel tot een bewezenverklaring mocht komen en het bewezenverklaarde feit en de verdachte strafbaar mocht achten, verzocht te volstaan met door de de advocaat-generaal gevorderde strafoplegging.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 maart 2012 te Sint-Oedenrode als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de Scheidingsweg, zijnde een (zeer) smalle weg in verhouding tot dat voertuig, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend met dat voertuig achteruit te rijden, terwijl op dat moment achter dat voertuig een fietser reed in zijn, verdachtes, richting en hij, verdachte, die fietser, niet heeft gezien in de (zij)spiegel(s) en/of het beeldscherm van de achteruitrijcamera van dat voertuig en hij, verdachte, met dat voertuig tegen die fietser is gereden, ten gevolge waarvan die fietser is overleden;
subsidiair, althans indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 30 maart 2012 te Sint-Oedenrode als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de Scheidingsweg, zijnde een (zeer) smalle weg in verhouding tot dat voertuig, met dat voertuig achteruit is gereden, terwijl op dat moment achter dat voertuig een fietser reed in zijn, verdachtes, richting en hij, verdachte, die fietser, niet heeft gezien in de (zij)spiegel(s) en/of het beeldscherm van de achteruitrijcamera van dat voertuig en hij, verdachte, met dat voertuig tegen die fietser is gereden, ten gevolge waarvan die fietser is overleden, door welke gedraging(en) van verdachte op die weg gevaar werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe dat niet is gebleken dat verdachte roekeloos of zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, heeft gereden op het gedeelte van de Scheidingsweg waar de fatale aanrijding heeft plaats gevonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 maart 2012 te Sint-Oedenrode als bestuurder van een vrachtauto, daarmee rijdende op de Scheidingsweg, zijnde een smalle weg in verhouding tot dat voertuig, met dat voertuig achteruit is gereden, terwijl op dat moment achter dat voertuig een fietser reed in zijn, verdachtes, richting en hij, verdachte, die fietser niet heeft gezien in de zijspiegels en het beeldscherm van de achteruitrijcamera van dat voertuig en hij, verdachte, met dat voertuig tegen die fietser is gereden, door welke gedraging van verdachte op die weg gevaar werd veroorzaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Aangezien het hof niet heeft kunnen vaststellen of het slachtoffer [naam slachtoffer] is komen te overlijden ten gevolge van de ten laste gelegde aanrijding dan wel ten gevolge van de daarop volgende overrijding, heeft het hof genoemd onderdeel van de tenlastelegging niet bewezenverklaard.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft in dit verband - zakelijk samengevat - aangevoerd dat verdachte bij het achteruit rijden met de vrachtwagen aan zijn zorgplicht heeft voldaan en hem geen verwijt treft.
Het hof overweegt dat de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet een geheel geobjectiveerd delict is en dat de - in hoger beroep gewijzigde - tenlastelegging ook in die zin is geformuleerd. Het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman kan derhalve niet slagen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof ziet, mede nu de raadsman heeft aangevoerd dat verdachte aan zijn zorgplicht heeft voldaan en hem niets te verwijten valt, zich gesteld voor de vraag of verdachte ter zake van het bewezen verklaarde feit een strafrechtelijk relevant verwijt kan worden gemaakt, waarbij het hof in het bijzonder in aanmerking dient te nemen of verdachte in de gegeven omstandigheden alle handelingen heeft verricht die redelijkerwijs van hem als beroepschauffeur mochten worden verwacht.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt op grond van het verhandelde ter terechtzittingen en de voorhanden zijnde stukken, de navolgende (niet betwiste) feiten en omstandigheden vast.
De aanrijding
Op 30 maart 2012 omstreeks 15.30 uur reed verdachte als beroepschauffeur met een vrachtwagen over de Rooiseweg te Schijndel. Verdachte moest daar lossen bij camping- en sportwinkel De Wit. Hij had daar niet eerder gelost en was ter plaatse ook niet bekend. Verdachte is vanaf de Rooiseweg linksaf de Scheidingsweg te Sint Oedenrode opgereden, omdat hij dacht dat daar een poort was, die toegang gaf tot de parkeerplaats van De Wit. Toen de poort dicht bleek te zijn en verdachte zag dat verderop de verharde weg overging in een onverharde weg, heeft hij het besluit genomen om met de vrachtwagen achteruit te rijden. Ongeveer op datzelfde moment is het latere slachtoffer [naam slachtoffer] (hierna: de fietser) met zijn fiets de Rooiseweg overgestoken en de Scheidingsweg opgereden. Tijdens het achteruit rijden is op de Scheidingsweg een aanrijding ontstaan tussen de fietser en de vrachtwagen (zie pv. PL21X6 2012034168 , p. 7, proces-verbaal van aanrijding en p. 14-16, verklaring van verdachte).
Technische gegevens van de vrachtwagen
Uit de VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 22 augustus 2012 (hierna: VOA) blijkt dat zodra de versnellingsbak van de vrachtwagen in zijn achteruit werd geschakeld, de achteruitrijverlichting en de achteruitrijcamera werden ingeschakeld. Tevens was dan een akoestisch signaal hoorbaar. Allen bleken te functioneren, met dien verstande dat voor het akoestisch signaal gold dat deze alleen klonk als geen verlichting
(het hof begrijpt: stads- en/of dimlicht)werd gevoerd (VOA, p. 34 en 35). Zoals blijkt uit de verklaring van verdachte (proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 december 2013, p. 4) en wordt bevestigd door de camerabeelden, voerde verdachte geen verlichting ten tijde van de aanrijding (zie cd-rom Campingsport De Wit).
Voorts is niet gebleken dat de vrachtwagen in onvoldoende rijtechnische staat van onderhoud verkeerde of gebreken vertoonde die eventueel de oorzaak van het ongeval konden zijn geweest (VOA, p. 35).
Gelet op het vorenstaande gaat het hof ervan uit dat tijdens het achteruit rijden het voertuig rijtechnisch in orde was, de achteruitrijverlichting en achteruitrijcamera ingeschakeld waren en het akoestisch signaal klonk.
Rijgedrag verdachte
Uit gehouden zichtproeven blijkt dat het zicht achter de vrachtwagen tijdens het achteruit rijden goed te noemen was, hetgeen met name te danken was aan de het camerasysteem waarmee de vrachtwagen was uitgerust (VOA, p. 41-56).
Verdachte heeft verklaard dat, voordat hij de Scheidingsweg opreed, hij geen fietser heeft gezien. Toen hij de vrachtwagen in zijn achteruit zette, heeft hij eerst in het beeldscherm van de achteruitrijcamera gekeken, daarna links en rechts in zijn spiegels gekeken en toen weer in het beeldscherm gekeken. Toen hij vervolgens achteruit is gereden, heeft hij steeds links en rechts in zijn spiegels gekeken (proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 december 2013, p. 4). Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij tijdens het achteruit rijden ook een aantal keer op het beeldscherm van zijn achteruitrijcamera heeft gekeken, maar met name geconcentreerd was op zijn zijspiegels, omdat de weg smal was (proces-verbaal nr. PL21X6 2012034168-7, p. 15). Verdachte heeft verklaard dat hij de fietser op geen enkel moment heeft gezien in zijn spiegels of camera, dus noch toen hij de Scheidingsweg opreed, noch toen hij de vrachtwagen in zijn achteruit zette, noch tijdens het achteruit rijden en noch ten tijde van de aanrijding (verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 20 mei 2015).
Het hof volgt verdachte in zijn verklaringen. Er zijn geen aanwijzingen die tot een andere vaststelling zouden moeten leiden.
Uit onderzoek naar de gegevens uit de digitale tachograaf van de vrachtwagen blijkt dat de vrachtwagen met een snelheid van niet meer dan 7,9 kilometer per uur achteruit heeft gereden (proces-verbaal tachograafdata onderzoek d.d. 29 oktober 2014, p. 6).
Snelheid fietser
Uit de (digitale) reconstructie blijkt dat de fietser met een snelheid tussen de 15 en 20 kilometer per uur heeft gereden op het traject vlak voor de aanrijding (proces-verbaal analyse snelheid fietser d.d. 19 november 2014 en proces-verbaal van reconstructie d.d. 22 december 2014, p. 4 en 10).
Tijd dat de fietser zichtbaar is geweest voor de verdachte
Gelet op de vermoedelijke positie van de fietser tijdens het achteruit rijden door de vrachtwagen, namelijk ongeveer midden achter de vrachtwagen, is de fietser tijdens het achteruit rijden niet of nauwelijks zichtbaar geweest in de linker- of rechterzijspiegels van de vrachtwagen (zie VOA p. 8, sporen op het wegdek, VOA p. 17-19, sporen achterzijde vrachtwagen, in combinatie met gehouden zichtproeven, VOA p. 41-55).
Uit het proces-verbaal van de reconstructie blijkt dat, uitgaande van een snelheid tussen de 15 en 20 kilometer per uur van de fietser en 7,9 kilometer per uur van de vrachtwagen, sprake was van een snelheidsverschil tussen de 23 en 28 (afgerond) kilometer per uur. Bij een dergelijk snelheidsverschil is de fietser voordat de aanrijding plaatsvond minimaal een seconde en maximaal anderhalve seconde zichtbaar geweest op het beeldscherm van de achteruitrijcamera (proces-verbaal van reconstructie d.d. 22 december 2014, p. 10).
Voorts heeft het hof bij zijn oordeel acht geslagen op hetgeen hiervoor is vastgesteld ten aanzien van het rijgedrag van de verdachte en de snelheid van de fietser. Daaruit blijkt dat verdachte voorafgaand en tijdens de door hem ingezette manoeuvre alle handelingen heeft verricht die redelijkerwijs van hem als beroepschauffeur mochten worden verwacht en de noodzakelijke voorzichtigheid heeft betracht.
De fietser is met een relatief hoge snelheid ongeveer op het midden van de weg de vrachtauto tegemoet gereden, terwijl deze achteruit reed. Door deze bijzondere samenloop van omstandigheden is de fietser tot de aanrijding plaatsvond, gedurende één tot anderhalve seconde zichtbaar geweest voor verdachte toen hij achteruit reed. Deze tijdspanne is naar het oordeel van het hof zo kort, dat verdachte in redelijkheid niet kan worden verweten dat hij de fietser niet heeft gezien.
Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, komt het hof tot de slotsom dat aan verdachte in dit uitzonderlijke geval geen strafrechtelijk relevant verwijt valt te maken en mitsdien moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beslag
Ten aanzien van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte niet strafbaar en
ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 herenfiets (merk: RIH, kleur: groen), nummer 406885;
- 1 CD-ROM (voorzien van beelden van de aanrijding), nummer 440065.
Aldus gewezen door
mr. H. Eijsenga, voorzitter,
mr. P.M. Frielink en mr. H.D. Bergkotte, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl, griffier,
en op 3 juni 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.D. Bergkotte en mr. R.P. van der Pijl zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.