3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) De belastingdienst heeft, bij brief van 27 oktober 2000, van de Belgische autoriteiten fotokopieën van afgedrukte microfiches verstrekt gekregen, welke microfiches afkomstig zijn uit de interne administratie van de Luxemburgse KB Luxbank (hierna: KB Lux) en betrekking hebben op Nederlandse ingezetenen. Op de microfiches zijn saldi vermeld op rekeningen bij de KB Lux per 31 januari 1994.
b) Het onderzoek van de belastingdienst aan de hand van de verkregen fotokopieën is bekend als het Rekeningenproject.
c) Aan de hand van deze microfiches heeft de belastingdienst onderzoek gedaan naar de identiteit van de rekeninghouders. Van deze identificaties zijn processen-verbaal van ambtshandeling Rekeningenproject opgemaakt. Het proces-verbaal van identificatie met betrekking tot [appellanten c.s.] is gedateerd op 26 november 2003.
d) [appellanten c.s.] zijn als één van de rekeninghouders meermalen aangeschreven, appellant sub 1 voor het eerst in 2001 en appellant sub 2 voor het eerst in 2003, met het verzoek, dan wel de sommatie om opgave te doen van (het verloop van) de door hen aangehouden buitenlandse bankrekening(en).
e) [appellanten c.s.] hebben ontkend over buitenlandse banktegoeden te beschikken en dat ingevuld op het door de belastingdienst aan hen toegezonden formulier “Verklaring in het buitenland aangehouden bankrekening(en)”.
f) Aan appellant sub 1 zijn navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen/vermogensbelasting met boete opgelegd over de jaren 1991 tot en met 2000. De beroepsprocedures over de jaren 1991 tot en met 2000 hebben geleid tot een uitspraak van de belastingkamer van dit hof van 29 december 2011, waarbij onder meer geoordeeld is dat het aannemelijk is dat [appellanten c.s.] als rekeninghouder moeten worden aangemerkt. In het tegen deze uitspraak ingestelde beroep in cassatie heeft appellant sub 1 erkend te hebben beschikt over een rekening bij KB Lux en een afschrift overgelegd van een bericht van KB Lux (prod. 6 Staat eerste aanleg, bijlage 2 bij beroepschrift in cassatie) dat de rekening in de boeken van KB Lux werd gesloten op datum van 10 februari 1999.
g) Bij brief van 25 september 2012 (prod. 5 Staat eerste aanleg) heeft de advocaat [appellanten c.s.] in antwoord op vragen aan de belastingdienst meegedeeld:
“Het bedrag wat geparkeerd stond bij de KB-Lux is op geen andere bank geparkeerd Is in het bezit (in huis) van belanghebbende.”
h) Omdat [appellanten c.s.] geen gehoor gaven aan herhaalde verzoeken en sommaties om opgave te doen van het verloop van de door hen aangehouden buitenlandse bankrekening(en), heeft de Staat hen in onderhavig kort geding betrokken.
i. i) Nadat de Staat het bestreden vonnis ter executie aan [appellanten c.s.] had laten betekenen en het verbeuren van de dwangsommen had aangezegd, hebben [appellanten c.s.] in het derde kwartaal van 2014 zowel schriftelijk als mondeling nadere informatie, onder meer verkregen van KB Lux, aan de belastingdienst verstrekt. Aan [appellanten c.s.] is meegedeeld dat daarmee aan de op hen rustende informatieplicht is voldaan.