ECLI:NL:GHSHE:2015:1930

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 mei 2015
Publicatiedatum
28 mei 2015
Zaaknummer
F 200 157 454_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van zorg- en opvoedingstaken en schoolkeuze in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep in een echtscheidingsprocedure tussen de moeder en de vader van de minderjarige [minderjarige]. De moeder verzoekt om wijziging van de zorg- en contactregeling, waarbij zij het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar wil laten bepalen. De vader verzet zich hiertegen en heeft ook een incidenteel appel ingesteld. De rechtbank Oost-Brabant had eerder bepaald dat [minderjarige] bij de vader woont, met een zorgregeling die om en om een halve week bij beide ouders plaatsvond. De moeder stelt dat de huidige regeling niet in het belang van [minderjarige] is, omdat zij meer tijd met haar dochter wil doorbrengen en zich zorgen maakt over de opvoeding door de vader.

De mondelinge behandeling vond plaats op 21 april 2015, waarbij beide ouders hun standpunten toelichtten. De raad voor de kinderbescherming heeft ook een advies gegeven, waarin zij benadrukt dat de belangen van [minderjarige] voorop moeten staan. Het hof oordeelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, aangezien de moeder niet meer op zondagen werkt, en dat het in het belang van [minderjarige] is om meer tijd met haar moeder door te brengen. Het hof wijzigt de zorgregeling, zodat [minderjarige] nu om de week van zondag tot donderdag bij de moeder verblijft, en bevestigt de schoolkeuze die eerder door de rechtbank was gemaakt. De moeder wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf, omdat dit verzoek voor het eerst in hoger beroep is gedaan. De beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en de nieuwe regeling wordt vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 28 mei 2015
Zaaknummer: F 200.157.454/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/276143 / FA RK 14-1404
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I. Reinacker,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juli 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 oktober 2014, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
  • primair: de beschikking van 22 februari 2013 met aangehecht ouderschapsplan voor wat betreft de zorg- en contactregeling wordt gewijzigd in dier voege dat de hierna te noemen minderjarige [minderjarige] bij de moeder verblijft de ene week van zaterdag 08.00 uur tot dinsdag 13.00 uur en de andere week van maandag 08.00 uur tot donderdag 13.00 uur;
  • subsidiair: de beschikking van 22 februari 2013 met aangehecht ouderschapsplan voor wat betreft de zorg- en contactregeling wordt gewijzigd in dier voege dat de zorg- en contactregeling wordt aangepast conform het tussen partijen overeengekomen ouderschapsplan op pagina 3 en te bepalen dat [minderjarige] de ene week van zondag 08.00 uur tot woensdag 13.00 uur bij de moeder verblijft en de ander week van maandag 08.00 uur tot donderdag 13.00 uur en vanaf het vijfde levensjaar van [minderjarige] dat zij de ene week van zaterdag 08.00 uur tot dinsdag 13.00 uur en de andere week van maandag 08.00 uur tot donderdag 13.00 uur bij de moeder verblijft.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 november 2014, heeft de vader verzocht het beroep van de moeder af te wijzen.
Tevens heeft de vader (voorwaardelijk) incidenteel appel ingesteld en verzocht:
  • voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de zorg- en opvoedingstaken en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de beschikking van 22 februari 2013 met aangehecht ouderschapsplan voor wat betreft de zorg- en contactregeling wordt gewijzigd in dier voege dat [minderjarige] ook na haar vierde en vijfde levensjaar bij de moeder zal verblijven van maandag 08.00 uur tot donderdag 13.00 uur en bij de vader zal verblijven van donderdag 13.00 uur tot maandag 08.00 uur;
  • enkel en alleen wanneer het beroep van de moeder inzake de wijziging van de omgangsregeling zal worden toegewezen, voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de schoolkeuze en opnieuw rechtdoende te bepalen dat [minderjarige] na de kerstvakantie, althans met ingang van een door het hof te bepalen datum zal worden ingeschreven op Het [vestigingsnaam] Broek te [vestigingsplaats] en de moeder te bevelen haar medewerking te verlenen aan deze overschrijving c.q. inschrijving.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 30 december 2014, heeft de moeder verzocht het (voorwaardelijk) incidentele appel van de vader niet ontvankelijk te verklaren, dan wel dat appel als ongegrond dan wel onbewezen af te wijzen.
2.4.
Bij brief d.d. 9 april 2015, getiteld “aanvulling en wijziging verzoek”, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en opnieuw rechtdoende:
te wijzigen de beschikking van de rechtbank te ‘s-Hertogenbosch d.d. 22 februari 2013 alsmede het daaraan gehechte ouderschapsplan d.d. 30 november 2013 voor wat betreft het hoofdverblijf van [minderjarige] en te bepalen dat [minderjarige] haar hoofdverblijf zal hebben bij de moeder;
primair: de beschikking van de rechtbank te ‘s-Hertogenbosch d.d. 22 februari 2013 met aangehecht ouderschapsplan voor wat betreft de zorg- en contactregeling te wijzigen, in dier voege dat [minderjarige] bij haar moeder verblijft van zondagochtend 09:00 uur tot donderdagochtend 09.00 uur en bij vader van donderdagochtend 09:00 uur tot zondagochtend 09:00 uur,
subsidiair: de beschikking d.d. 22 februari 2013 met aangehecht ouderschapsplan voor wat betreft de zorg- en contactregeling te wijzigen in dier voege dat de zorg- en contactregeling wordt aangepast conform het tussen partijen overeengekomen ouderschapsplan p. 3 en [minderjarige] de ene week van zondag 08:00 uur tot woensdag 13:00 uur bij de moeder verblijft en de andere week van maandag 08:00 uur tot donderdag 13:00 uur en vanaf het vijfde levensjaar van [minderjarige] dat zij de ene week van zaterdag 08:00 uur tot dinsdag 13:00 uur en de andere week van maandag 08:00 uur tot donderdag 13:00 uur bij de moeder verblijft.
2.5.
Bij verweerschrift op het aangevulde en gewijzigde verzoek van de moeder, ingekomen ter griffie op 10 april 2015, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar aanvullend verzoek onder “a”, althans dit verzoek af te wijzen en het verzoek van de moeder onder “b”, op basis van het (eerder) namens de vader gevoerde verweer af te wijzen.
2.6.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 april 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. A. Houtman, kantoorgenote van mr Reinacker;
  • de vader, bijgestaan door mr. Beijersbergen van Henegouwen;
  • de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad].
2.7.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 24 juni 2014.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
Partijen zijn op 2 september 2011 met elkaar gehuwd.
Uit de relatie van partijen is geboren [minderjarige] (hierna: [minderjarige]), op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats].
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de vader.
3.2.
Bij beschikking van 22 februari 2013 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 19 maart 2013 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat het aangehechte en door de griffier gewaarmerkte convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van die beschikking.
3.3.
In het ouderschapsplan zijn – kort en zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – de volgende afspraken opgenomen:
  • [minderjarige] zal haar hoofdverblijfplaats bij de vader hebben;
  • [minderjarige] verblijft om en om een halve week bij de moeder, gevolgd door een halve week bij de vader, namelijk:
o bij de moeder van maandagochtend 08.00 uur (de vader brengt haar) tot en met donderdag 13.00 uur (de moeder brengt haar);
o bij de vader van donderdagmiddag 13.00 uur (de moeder brengt haar) tot en met maandagochtend 08.00 uur (de vader brengt haar);
Uitsluitend na (tijdig) overleg en met instemming van beide ouders kan van de omgangsregeling worden afgeweken. De omgangsregeling geldt steeds voor één jaar, met stilzwijgende verlenging voor steeds weer één jaar;
  • Omdat de ouders het wenselijk achten dat [minderjarige] bij beiden af en toe een volledig(e) weekeind(dag) kan verblijven en dat de andere ouder daarmee af en toe ook een weekeind(dag) ‘vrij’ heeft, kan [minderjarige], indien het werkrooster van de moeder verandert en zij niet alle weekeinden meer werkt, één weekeindmiddag per veertien dagen bij de moeder verblijven. Daarvoor wordt één dag geruild in de omgangsregeling. Dit dient een dag te zijn die aansluit op de wekelijkse periode waarin [minderjarige] bij de vader verblijft. Deze regeling is van kracht vanaf het vierde levensjaar van [minderjarige]. Zodra [minderjarige] vijf jaar oud is, geldt dezelfde regeling, maar dan voor een volledig weekeind (zaterdagochtend tot zondagavond).
  • De ouders zijn overeengekomen dat in samenspraak een keuze voor een school/vervolgopleiding wordt gemaakt. De voorkeur gaat uit naar scholen met een Rooms Katholieke signatuur.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Oost-Brabant, uitvoerbaar bij voorraad:
  • bepaald dat [minderjarige] met ingang van 12 juli 2014 zal worden ingeschreven op de school ’t Schrijverke te [vestigingsplaats];
  • de moeder – in het geval de vader niet meewerkt binnen veertien dagen na datum van de beschikking – in plaats van de vader op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) vervangende toestemming verleend om [minderjarige] met ingang van 12 juli 2014 in te schrijven op de school ’t Schrijverke te ’[vestigingsplaats];
  • het meer of anders verzochte afgewezen;
  • de proceskosten tussen partijen gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.5.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
De (voorwaardelijke) grieven van partijen betreffen de verdeling van zorg- en opvoedingstaken en de schoolkeuze. Voorts heeft de moeder in hoger beroep verzocht de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder te bepalen.
3.6.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder is ervan op de hoogte geraakt dat [minderjarige] op vrijdagen, wanneer de vader [minderjarige] naar school dient te brengen, structureel afwezig is. De vader heeft [minderjarige] op die dagen ziek gemeld en de moeder daarvan niet op de hoogte gesteld. Voorts brengt de vader [minderjarige] geregeld te laat terug bij de moeder. Volgens de moeder wordt [minderjarige] door de week vaak opgevangen door derden in verband met ziekenhuisbezoeken van de vader en omdat hij vanwege werkverplichtingen niet altijd om 14.00 uur vrij is. Voor zover de moeder weet, heeft de vader nu echter geen werk meer. De moeder maakt zich zorgen om de financiële situatie van de vader en vreest voor een ontruiming. De moeder wil graag de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] dragen. Zij heeft daartoe meer middelen en tijd tot haar beschikking dan de vader. Op grond van al het voorgaande wil de moeder graag dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar wordt bepaald.
De moeder stelt dat zij en [minderjarige] door de week, gelet op school en buitenschoolse activiteiten, weinig tijd hebben om leuke dingen te doen en een band op te bouwen. Partijen waren in het ouderschapsplan overeengekomen dat, zodra [minderjarige] vier respectievelijk vijf jaar zou worden, een andere regeling zou gaan gelden. De moeder stelt dat zij inmiddels met haar werkgever heeft kunnen regelen dat zij niet hoeft te werken op zondagen. In het geval van de door de moeder voorgestelde regeling hebben beide ouders een weekenddag met [minderjarige]. [minderjarige] kan dan meer betrokken worden bij activiteiten die in het weekend georganiseerd worden, zoals verjaardagen van familieleden. De moeder acht het in het belang van [minderjarige] dat de regeling niet wekelijks afwijkt. Bovendien wil zij graag het grootste deel van de schoolweek verantwoordelijk zijn voor het halen en brengen van [minderjarige] naar school. De rechtbank heeft volgens de moeder ten onrechte haar subsidiaire verzoek om een contactregeling vast te stellen conform het ouderschapsplan, afgewezen.
De moeder stelt dat de vader er niet voor openstaat om de zorgen van de moeder te bespreken, dan wel om samen met de moeder te werken aan een verbetering van de onderlinge communicatie.
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het voorwaardelijke verzoek van de vader ten aanzien van de schoolkeuze voor [minderjarige].
3.7.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
De vader stelt primair dat de moeder niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het door haar voor het eerst in hoger beroep gedane verzoek tot wijziging van het hoofverblijf van [minderjarige], hetgeen ingevolge het bepaalde in artikel 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet is toegestaan. De vader betwist hetgeen de moeder in dit kader heeft aangevoerd, aangezien dit enkel tot doel heeft de vader in een kwaad daglicht te plaatsen. De vader stelt dat [minderjarige] niet leerplichtig is en dat zij aan het einde van de week zo moe is, dat hij, als een goed vader betaamt, [minderjarige] liever thuis houdt, zodat zij niet helemaal gesloopt het weekend in gaat.
De moeder wilde [minderjarige] inschrijven op ’t Schrijverke vanwege het continurooster, hetgeen hen meer tijd samen opleverde, maar nu wenst de moeder nog meer tijd met [minderjarige] door te brengen. De moeder heeft echter al meerdere malen om wijziging van de regeling verzocht, terwijl naar de mening van de vader rust en regelmaat in het belang van [minderjarige] is. De rechtbank heeft naar de mening van de vader terecht in overweging genomen dat, vanwege het continurooster, er door de week voldoende tijd is voor buitenschoolse activiteiten en om iets te ondernemen met de moeder. De moeder heeft volgens de vader tot op heden niet aangetoond dat zij niet meer alle weekenden hoeft te werken. Mocht het hof toch een regeling vaststellen waarbij [minderjarige] een weekenddag bij de moeder verblijft, dan acht hij een aanvangstijd van 08.00 c.q. 09.00 uur te vroeg. De door de moeder voorgestelde regeling is volgens de vader niet conform de bedoeling van partijen ten tijde van het opstellen van het ouderschapsplan. De vader merkt voorts op dat de regeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan alleen kon worden aangepast als daarover overeenstemming bestond tussen de ouders. Het verzoek van de moeder komt er feitelijk op neer dat er geen compensatie op een doordeweekse dag plaatsvindt. Dat zou de moeder ook niet verzoeken, omdat het aantal doordeweekse dagen bij de moeder voor de rechtbank de doorslag heeft gegeven voor de schoolkeuze. De vader heeft zorgen over de opvang van [minderjarige] op maandagavond en over wie haar op dinsdagmorgen naar school brengt, aangezien de moeder van 18.00 uur tot 00.00 werkt. De vader verzoekt in incidenteel appel om te bepalen dat de ‘basisregeling’ waarbij [minderjarige] van maandag 08.00 uur tot donderdag 08.00 uur bij de moeder verblijft, ook geldt na haar vierde of vijfde levensjaar geldt.
De vader stelt dat hij wel degelijk geprobeerd heeft met de moeder een oudergesprek te plannen. De vader wil investeren in de communicatie tussen hem en de moeder.
Slechts in het geval de door het hof vast te stellen contactregeling tot gevolg heeft dat [minderjarige] minder doordeweekse dagen bij de moeder verblijft dan thans het geval is, verzoekt de vader te bepalen dat [minderjarige] wordt ingeschreven op de school Het [vestigingsnaam] Broek te [vestigingsplaats].
3.8.
De raad heeft ter zitting aangevoerd dat de ouders weinig uitgaan van de belangen van [minderjarige], maar meer van hun eigen wensen. Met de verplichtingen en verantwoordelijkheden van de ouders, zoals werk, houdt [minderjarige] zich niet bezig. Zij wenst gewoon naar school te gaan en zij wil dat aan haar voldoende rust en regelmaat wordt geboden. Voorts wenst zij ouders die haar belangen voorop kunnen stellen. Dat is niet gebeurd volgens de raad.
De raad stelt dat het een verantwoordelijkheid is van beide ouders om ervoor te zorgen dat hun kind onderwijs kan volgen, temeer nu [minderjarige] al bijna vijf jaar oud is.
De raad is van mening dat een raadsonderzoek zou moeten worden gelast naar de communicatie tussen de ouders en de mogelijke hulpverlening die in dat kader geboden kan worden.
3.9.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.9.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, alsmede het geschil betreffende de schoolkeuze.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een beslissing van de rechter c.q. een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Ontvankelijkheid
3.9.2.
Het hof zal het verzoek van de moeder om wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder niet ontvankelijk verklaren nu de insteek van de procedure in eerste aanleg een andere is geweest en het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats voor het eerst in hoger beroep is gedaan, kan de moeder op grond van het bepaalde in artikel 362 Rv niet in dit verzoek worden ontvangen.
Inhoudelijke beoordeling
3.9.3.
Het hof is van oordeel dat, voor wat betreft het geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, sprake is een wijziging van omstandigheden sinds de tussen partijen getroffen zorgregeling. Anders dan ten tijde van het opstellen van het ouderschapsplan, is de situatie immers thans zo dat de moeder niet meer op zondagen werkt. Dit blijkt uit de door de vrouw overgelegde brief van haar werkgever d.d. 7 april 2015.
3.9.4.
Het hof overweegt voorts als volgt.
Het verzoek van de moeder ziet uitsluitend op de wekelijkse verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [minderjarige]. De regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen zoals opgenomen in het ouderschapsplan is tussen partijen niet in geschil en blijft dan ook onverkort van kracht.
Het hof acht het begrijpelijk dat de moeder de wens heeft om in het kader van de wekelijkse regeling met [minderjarige] ook geregeld een weekenddag te kunnen doorbrengen. Het hof acht het ook in het belang van [minderjarige] dat zij met haar moeder in het weekend leuke dingen kan ondernemen (die doordeweeks niet georganiseerd kunnen worden) en dat zij betrokken kan worden bij activiteiten van de familie van de moeder zoals het afleggen van bezoeken en het bijwonen van verjaardagen, die doorgaans in het weekend gevierd worden. Het hof zal derhalve bepalen dat [minderjarige] eens in de twee weken reeds vanaf zondagmorgen bij de moeder verblijft.
De moeder heeft aangeboden [minderjarige] op zondagochtend om 09.00 uur bij de vader op te halen. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen. Het hof ziet (in hetgeen de vader heeft aangevoerd) niet waarom dit aanvangstijdstip voor [minderjarige] te vroeg zou zijn.
Gelet op de problemen die de vader thans reeds ervaart met het vervoer van [minderjarige] van en naar school, welke problemen ter zitting uitgebreid zijn besproken, is het hof van oordeel dat het niet in het belang van [minderjarige] is om te bepalen dat zij in de week dat zij reeds op zondag bij de moeder is al vanaf woensdagmiddag bij de vader verblijft, zodat ook voor die week de contactregeling zal lopen tot donderdagmiddag na school.
Voor het overige zoekt het hof aansluiting bij de verblijfsregeling zoals deze thans feitelijk door de ouders wordt uitgevoerd.
Al het voorgaande leidt tot een verblijfsregeling al na te melden.
3.9.5.
Hoewel [minderjarige] op grond van de regeling als na te melden meer dagen bij de moeder verblijft, is het hof van oordeel dat ook dan (nog steeds) sprake is van een evenwichtige verdeling van de zorg en opvoedingstaken, waarbij de belangen van [minderjarige] zoveel mogelijk gewaarborgd worden.
3.9.6.
Het hof overweegt voorts dat, zoals tot op heden het geval was, [minderjarige] ook op grond van de regeling als na te melden vier schooldagen de school vanuit de thuissituatie bij de moeder zal bezoeken. Het hof ziet in de wijzing van de contactregeling dan ook geen aanleiding om ten aanzien van de schoolkeuze tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank in de bestreden beschikking. Het hof acht het overigens ook in het belang van [minderjarige] dat nu zij inmiddels geruime tijd naar ’t Schrijverke gaat en, zoals blijkt uit de stukken, het daar goed naar haar zin heeft, dat dit wordt gecontinueerd.
3.9.7.
Zoals het hof partijen en de raad reeds ter zitting heeft voorgehouden, ziet het hof geen aanleiding om een raadsonderzoek te gelasten. Het hof acht zich voldoende voorgelicht om de verzoeken van de ouders in appel en in incidenteel appel te beoordelen. Het hof ziet de noodzaak niet in van een onderzoek naar de communicatie tussen de ouders en de mogelijke hulpverlening die in dat kader geboden kan worden, nu de ouders zelf te kennen hebben gegeven problemen te ervaren ten aanzien van hun onderlinge communicatie en van hen verwacht mag worden dat zij hier zelf verantwoordelijkheid voor nemen en hulp zullen zoeken om tot verbetering van de communicatie te komen. Ter zitting hebben de ouders ook verklaard de noodzaak van hulpverlening in te zien. Het hof gaat er dan ook van uit dat de ouders daartoe, in het belang van [minderjarige], de nodige stappen zullen zetten.
3.10.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek van de moeder tot wijziging van de wekelijkse regeling omtrent de verdeling zorg- en opvoedingstaken en het verzoek van de moeder ter zake alsnog toewijzen als na te melden. Het hof zal de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 te ’[geboorteplaats];
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juli 2014 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, doch uitsluitend voor zover het de wekelijkse verdeling van zorg- en opvoedingstaken betreft;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 22 februari 2013 en het daaraan gehechte ouderschapsplan voor zover het betreft de wekelijkse verblijfsregeling in het kader van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken;
stelt omtrent de wekelijkse verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige] de volgende regeling vast, waarbij [minderjarige] de ene week van zondag 09:00 uur tot donderdag na school bij de moeder verblijft (waarbij de moeder [minderjarige] op zondag bij de vader ophaalt en op donderdag naar de vader brengt) en de andere week van maandag 08:00 uur tot donderdag na school bij de moeder verblijft (waarbij de vader [minderjarige] op maandag naar de moeder brengt en de moeder [minderjarige] op donderdag naar de vader brengt) en voor het overige bij de vader verblijft;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, M.J. van Laarhoven en M.K. de Menthon Bake en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2015.