Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het verzoek van de vader om het gezag over zijn minderjarige kind bij uitsluiting van de moeder toe te kennen, werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. P.A. Schippers, heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen. De moeder, bijgestaan door mr. B.A. van Mens, heeft verweer gevoerd en verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.
De mondelinge behandeling vond plaats op 23 april 2015, waarbij zowel de vader als de moeder, alsook de Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door een raadsvertegenwoordiger, zijn gehoord. De vader heeft aangevoerd dat de communicatie tussen hem en de moeder in de afgelopen jaren niet is verbeterd en dat de moeder niet in staat is om de belangen van hun kind voorop te stellen. Hij heeft ook zorgen geuit over de invloed van de moeder's familie op haar gedrag en de opvoeding van hun kind.
De moeder heeft op haar beurt betoogd dat de vader een negatief beeld van haar schetst en dat ook hij beperkte draagkracht heeft. Ze heeft aangegeven dat de communicatie tussen hen is verbeterd en dat zij niet tegen de uitvoering van het ouderschapsplan is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn advies aangegeven dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders.
Het hof heeft overwogen dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat er geen wettelijke gronden zijn om het gezag te wijzigen. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende communicatie is tussen de ouders en dat de vader in staat is om de opvoeding van het kind ter hand te nemen. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft geoordeeld dat wijziging van het gezag niet in het belang van het kind noodzakelijk is.