In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 mei 2015, gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin vervangende toestemming voor erkenning van haar kind door de man werd verleend. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat J.J.H.S. Thomassen, verzet zich tegen de erkenning van [minderjarige 1] door de man, die in België woont en wordt bijgestaan door advocaat mr. E. Kweens. De vrouw stelt dat de man afstand heeft gedaan van zijn recht op erkenning en dat de erkenning schadelijk zal zijn voor de ongestoorde verhouding tussen haar en [minderjarige 1]. De man betwist dit en stelt dat zijn recht op erkenning zwaarder weegt dan de belangen van de vrouw.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de emotionele en psychologische impact van de erkenning op de vrouw en het kind. Het hof oordeelt dat de erkenning niet in strijd is met de belangen van de vrouw en dat de man recht heeft op erkenning als verwekker van [minderjarige 1]. Daarnaast wordt de voorlopige kinderalimentatie vastgesteld, waarbij het hof rekening houdt met de financiële situatie van beide partijen. De vrouw heeft verzocht om een bijdrage van € 750,- per maand, maar het hof komt tot de conclusie dat de behoefte van [minderjarige 1] op € 197,- per maand moet worden vastgesteld, met een bijdrage van de man van € 183,97 per maand in de periode van 1 januari 2015 tot de geboorte van [minderjarige 2].
Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank voor wat betreft de vervangende toestemming tot erkenning, maar vernietigt de beschikking voor wat betreft de kinderalimentatie vanaf 1 januari 2015, en stelt de alimentatie vast op de eerder genoemde bedragen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.