In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door Nestinox B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de geldigheid van een concurrentiebeding dat is opgenomen in de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde], die als verkoopmedewerker bij Nestinox werkzaam was. Het concurrentiebeding verbiedt [geïntimeerde] om gedurende twee jaar na beëindiging van zijn dienstverband bij een concurrent in dienst te treden.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd dat het concurrentiebeding wordt geschorst, omdat hij meent dat het hem onbillijk benadeelt in zijn mogelijkheden om werk te vinden. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen, maar Nestinox is in hoger beroep gegaan. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld op basis van de stukken van de eerste aanleg en de ingediende grieven van Nestinox.
Het hof heeft vastgesteld dat Nestinox een gerechtvaardigd belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding, omdat [geïntimeerde] toegang heeft tot bedrijfsgevoelige informatie die concurrenten een voordeel kan opleveren. Het hof heeft geoordeeld dat de belangen van Nestinox zwaarder wegen dan die van [geïntimeerde]. De vorderingen van [geïntimeerde] zijn afgewezen en het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd. [geïntimeerde] is veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.