ECLI:NL:GHSHE:2015:191

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
20-003416-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en herbeoordeling van eerdere veroordelingen in een complexe strafzaak met meerdere feiten

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Zeeland-West-Brabant was veroordeeld voor meerdere vermogensdelicten, waaronder diefstal van diesel en aanhangwagens, bedreiging met geweld, en het dragen van een verboden mes. Het hof heeft de verdachte integraal vrijgesproken van acht vermogensdelicten die de rechtbank eerder bewezen had verklaard, maar heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vijf andere feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De uitspraak volgt op een grondige herbeoordeling van de feiten en het bewijs, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van medeverdachten niet voldoende betrouwbaar waren om de verdachte te veroordelen voor de vrijgesproken feiten. Het hof heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen omdat de verdachte van die feiten is vrijgesproken. De zaak illustreert de complexiteit van strafrechtelijke procedures en de noodzaak voor een zorgvuldige bewijsvoering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003416-13
Uitspraak : 27 januari 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 21 oktober 2013 (ECLI:NL:RBZWB:2013:7622) in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken (parketnummers 02/700212-13, 02/688184-13, 02/688309-13 en 12/715374-12), alsmede de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf (parketnummer 12/733110-11), tegen de verdachte:

[naam van de verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [een datum in het jaar] 1982,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Middelburg, locatie De Torentijd.
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
  • de diefstal van diesel gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, in eendaadse samenloop gepleegd met een poging tot zware mishandeling (feiten 1 primair en 2 in de zaak met parketnummer 02/700212-13);
  • het dragen van een mes als bedoeld in categorie IV, onder 1°, van de Wet wapens en munitie (feit 3 in de zaak met parketnummer 02/700212-13);
  • de diefstal van aanhangwagens (feiten 2 primair, 4 primair en 5 primair in de zaak met parketnummer 02/688184-13);
  • de diefstal, al dan niet door middel van verbreking, van aanhangwagens, tezamen en in vereniging gepleegd met een ander (feiten 1 primair en 3 primair in de zaak met parketnummer 02/688184-13 en feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 12/715374-12);
  • het witwassen van contant geld (feit 6 in de zaak met parketnummer 02/688184-13);
  • de bedreiging met de dood en met brandstichting (het feit in de zaak met parketnummer 02/688309-13);
  • de diefstal van een grote hoeveelheid diesel, tezamen en in vereniging met een ander gepleegd (feit 1 primair in de zaak met parketnummer 12/715374-12);
  • de vernieling van een slot van een container (feit 3 meer subsidiair in de zaak met parketnummer 12/715374-12);
  • de diefstal van een kliko met koper en een kachel, tezamen en in vereniging met een ander gepleegd (feit 4 in de zaak met parketnummer 12/715374-12).
De verdachte is voor wat betreft het dragen van het mes schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel; voor wat betreft de overige feiten is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, waarbij de tijd dat de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht daarop in mindering wordt gebracht.
Bij het vonnis zijn voorts de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard c.q. onttrokken aan het verkeer, is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf toegewezen, zijn de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toegewezen en zijn aan de verdachte de daarbij behorende schadevergoedingsmaatregelen opgelegd.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, mr. H.C.J.M. de Goede, en van hetgeen door de verdachte, zijn raadsvrouwe, mr. A.M.G. Wolffs, en de benadeelde partij [A] naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en - opnieuw rechtdoende - de verdachte zal vrijspreken van de ten laste gelegde diefstallen van aanhangwagens (feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair in de zaak met parketnummer 02/688184-13 en feit 2 thans, na de wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, primair [1] in de zaak met parketnummer 12/715374-12) en van het ten laste gelegde witwassen (feit 6 in de zaak met parketnummer 02/688184-13), maar wel bewezen zal verklaren:
  • de opzetheling van die aanhangwagens (telkens de subsidiaire variant van de zes eerstgenoemde feiten);
  • de diefstal van diesel gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, in eendaadse samenloop gepleegd met een poging tot zware mishandeling (feiten 1 primair en 2 in de zaak met parketnummer 02/700212-13);
  • het dragen van het mes (feit 3 in de zaak met parketnummer 02/700212-13);
  • de bedreiging met de dood en met brandstichting (het feit in de zaak met parketnummer 02/688309-13);
  • de diefstal van een grote hoeveelheid diesel, tezamen en in vereniging met een ander gepleegd (feit 1 primair in de zaak met parketnummer 12/715374-12);
  • de in vereniging gepleegde diefstal van latten en een bezem uit een container (feit 3 primair in de zaak met parketnummer 12/715374-12) en
  • de diefstal van een kliko met koper en een kachel (feit 4 in de zaak met parketnummer 12/715374-12).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor wat betreft het dragen van het mes opnieuw schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, maar voor wat betreft de overige feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 4 jaren en reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, met aftrek van het voorarrest.
Haar vordering behelst voorts dat ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen, de vordering tot tenuitvoerlegging en de vorderingen van de benadeelde partijen zal worden beslist overeenkomstig de beslissingen van de rechtbank.
De raadsvrouwe heeft bepleit dat de verdachte niet alleen zal worden vrijgesproken van de diefstal van de aanhangwagens, zoals de advocaat-generaal heeft gevorderd, maar ook van de opzet- en schuldheling daarvan. Dat betekent ook dat de verdachte van het witwassen moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van de aan de verdachte ten laste gelegde diefstal met geweld heeft de raadsvrouwe bepleit dat alleen de diefstal bewezen zal worden verklaard en vrijspraak zal volgen voor zowel de daarbij ten laste gelegde geweldscomponent als de afzonderlijk ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Zij heeft voorts bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging. Tot slot heeft zij bepleit dat een integrale vrijspraak zal volgen van zowel het ten laste gelegde voorval met de container (dus ook van de vernieling van het slot) als van het ten laste gelegde voorval rondom de kliko met koper en de kachel.
Voor het overige heeft zij een strafmaatverweer gevoerd. De benadeelde partijen
[B] en [C] zouden in haar ogen, gelet op haar tot vrijspraak strekkende verweren, niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering tot schadevergoeding; ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [A] heeft zij te kennen gegeven zich te zullen conformeren aan het oordeel van het hof.
De benadeelde partij [A] heeft zijn vordering nader toegelicht en heeft een door hem opgestelde slachtofferverklaring voorgelezen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, aangezien ter terechtzitting in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd. Daar komt bij dat het hof ten aanzien van een aantal feiten een ander oordeel is toegedaan dan de rechtbank, met tot gevolg een aantal integrale vrijspraken en andere bewezenverklaringen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:

In de zaak met parketnummer 02/700212-13
1.
primair:
hij op of omstreeks 23 juni 2013 te Ellewoutsdijk, gemeente Borsele, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf waarop een woning staat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid diesel (autobrandstof), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het die [A] tonen van een mes en/of het houden van/wijzen met dat/een mes in de richting van die [A] en/of het meermalen, althans eenmaal, maken van (een) stekende beweging(en) met dat/een mes in de richting van die [A];
subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2013 te Ellewoutsdijk, gemeente Borsele, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf waarop een woning staat,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een hoeveelheid diesel (autobrandstof), geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zich met een jerrycan en/of één of meer slang(en) naar het voertuig van die [A] heeft begeven en/of de tankdop van dat voertuig heeft losgedraaid/opengemaakt en/of een hoeveelheid diesel (autobrandstof) uit de brandstoftank van dat voertuig heeft overgeheveld in een jerrycan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het die [A] tonen van een mes en/of het houden van/wijzen met een/dat mes in de richting van die [A] en/of het meermalen, althans eenmaal, maken van (een) stekende beweging(en) met dat/een mes in de richting van die [A];
2.
hij op of omstreeks 23 juni 2013 te Ellewoutsdijk, gemeente Borsele, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan [A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes (van zeer korte afstand) (een) stekende beweging(en) in de richting van (het lichaam/de romp van) die [A] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 23 juni 2013 te Ellewoutsdijk, gemeente Borsele, een Buck Nighthawk mes (een zogenaamd combat knife), zijnde een voorwerp als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen;

In de zaak met parketnummer 02/688184-13
1.
primair:
hij op enig(e) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 februari 2012 tot en met
13 februari 2012 te Nisse, gemeente Borsele, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen (kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (van een veiligheidsslot);
subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 februari 2012 tot en met 27 november 2012 te Nisse, gemeente Borsele, en/of te Vlissingen, in elk geval in Nederland, een aanhangwagen (kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die aanhangwagen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
primair:
hij op enig(e) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 november 2012 tot en met
22 november 2012 te Hoedekenskerke, gemeente Borsele, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [een school], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s);
subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 november 2012 tot en met 27 november 2012 te Hoedekenskerke, gemeente Borsele, en/of te Vlissingen, in elk geval in Nederland, een aanhangwagen (met aangelaste neuswielklem) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die aanhangwagen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
primair:
hij op enig(e) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 november 2012 tot en met
25 november 2012 te Zoutelande, gemeente Veere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [E], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (van een stalen ketting met slot);
subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 november 2012 tot en met 27 november 2012 te Zoutelande, gemeente Veere, en/of te Vlissingen, in elk geval in Nederland, een aanhangwagen (Albe Berndes Ty) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die aanhangwagen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
primair:
hij op of omstreeks 24 november 2012 te Nieuwdorp, gemeente Borsele, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een aanhangwagen (enkelasser), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s);
subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 november 2012 tot en met 27 november 2012 te Nieuwdorp, gemeente Borsele, en/of te Vlissingen, in elk geval in Nederland, een aanhangwagen (enkelasser met bruine schotten/achterlichten op witte triplexplaatjes) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die aanhangwagen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
primair:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 november 2012 tot en met 22 november 2012 te Borsele, gemeente Borsele, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een aanhangwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [F], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s);
subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 november 2012 tot en met 27 november 2012 te Borsele, gemeente Borsele, en/of te Vlissingen, in elk geval in Nederland, een aanhangwagen (met deuk in spatbord) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die aanhangwagen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
6.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 februari 2012 tot en met 30 november 2012 te Sint Annaland, gemeente Tholen, en/of te ‘s-Heerenhoek en/of te Vlissingen, althans in Nederland, (telkens) een voorwerp, te weten een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) (contant) geld, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) (contant) geld, (telkens) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

In de zaak met parketnummer 02/688309-13
hij op of omstreeks 7 maart 2013 te Tholen [G] en/of [H] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met brandstichting, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend die [G] en/of die [H] de woorden toegevoegd: "Als je niet zorgt dat het geld vandaag op mijn rekening staat, dan kom ik vannacht de boel hier in de fik steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (vervolgens) opzettelijk dreigend een (groot) mes/dolk gepakt en/of aan die [G] en/of aan die [H] getoond en/of dat/die mes/dolk boven zijn hoofd geheven en/of (daarbij) opzettelijk dreigend die [G] en/of die [H] de woorden toegevoegd: "Ik laat me door niets of niemand tegenhouden";

In de zaak met parketnummer 12/715374-12
1.
primair:
hij op of omstreeks 25 augustus 2012 te Sint Philipsland, in de gemeente Tholen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid diesel (ongeveer 350 liter), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [een bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s);
subsidiair, voor zover ter zake van het onder 1 ten laste gelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, dat:
hij op of omstreeks 25 augustus 2012 te Sint Philipsland, in de gemeente Tholen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (grote) hoeveelheid diesel (ongeveer 350 liter), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [een bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), de tankdop van een vrachtwagen heeft/hebben geforceerd, in elk geval de tank van een vrachtwagen heeft/hebben geopend en/of vervolgens (met behulp van een geprepareerde slang) de diesel uit de tank van die vrachtwagen heeft/hebben gehaald en/of (vervolgens) in een of meerdere jerrycans heeft/hebben gedaan en/of die met diesel gevulde jerrycans in een door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) gebruikte auto (Opel Combo) heeft/hebben geplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primair:
hij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 januari 2012 te Borsele, in elk geval in de gemeente Borsele, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [I], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s);
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2012 tot en met 20 april 2012 in Borsele en/of elders in Nederland, een aanhangwagen (Power Trailer) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die aanhangwagen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
primair:
hij op of omstreeks 3 februari 2012 te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een container heeft weggenomen een hoeveelheid houten latten en/of een bezem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [een bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, voor zover ter zake van het onder 3 ten laste gelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, dat:
[medeverdachte M] op of omstreeks 3 februari 2012 te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een container heeft weggenomen een hoeveelheid houten latten en/of een bezem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [een bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [M] en/of aan hem, verdachte, waarbij die [M] zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een slot van die container te forceren;
meer subsidiair, voor zover ter zake van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, dat:
hij op of omstreeks 3 februari 2012 te `s-Heerenhoek. gemeente Borsele, opzettelijk en wederrechtelijk (een slot van) een container, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [een bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
primair:
hij op of omstreeks 10 april 2012 te ‘s-Heerenhoek, gemeente Borsele, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kliko met koper en/of een kachel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [J], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s);
subsidiair, voor zover ter zake van het onder 4 ten laste gelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, dat:
hij op of omstreeks 10 april 2012 te ‘s-Heerenhoek, gemeente Borsele, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een kliko (met koper) en/of een kachel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [J], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), heeft weggemaakt door die kliko (met koper) en/of die kachel weg te halen bij de woning van die [J] en/of weg te gooien en/of achter te laten in de polder langs de Zeedijk bij Ellewoutsdijk;
meer subsidiair, voor zover ter zake van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, dat:
hij op of omstreeks 10 april 2012 te `s-Heerenhoek, gemeente Borsele, nadat er in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 4 april 2012 te ‘s-Heerenhoek het misdrijf was gepleegd van diefstal (in vereniging en/of met braak en/of verbreking) van koper, althans nadat er enig misdrijf was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een of meer voorwerpen waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd of andere sporen van dat misdrijf heeft vernietigd en/of weggemaakt en/of verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrokken, immers heeft hij, verdachte, een kliko met daarin (een deel van) dat weggenomen koper weggehaald bij de woning van één van de verdachten van de diefstal van dat koper en/of weggegooid in de polder langs de zeedijk bij Ellewoutsdijk.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraken

De aanhangwagens: diefstal of opzet- dan wel schuldheling
De beschuldiging dat de verdachte alleen dan wel samen met een ander of anderen aanhangwagens heeft gestolen, zoals aan hem in de zaak met parketnummer 02/688184-13 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 12/715374-12 onder 2 steeds primair ten laste is gelegd, is in beslissende mate gebaseerd op de verklaringen van medeverdachte [M].
Het hof is van oordeel dat die verklaringen niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het hof stelt daarbij voorop dat deze [M] er, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal menen, wel degelijk belang bij kan hebben gehad om een aantal feiten te bekennen en voor het overige met een beschuldigende vinger te wijzen naar een ander (in dit geval: naar de verdachte). Evident is dat zodoende zijn aandeel in het geheel wordt gerelativeerd. Belangrijker is echter de wijze waarop hij dat doet: zijn verklaringen kenmerken zich door een gebrek aan details: het is steeds en vooral een bewering dat de verdachte de desbetreffende aanhangwagen, alleen of in sommige gevallen samen met hem, heeft gestolen. Ook in de getuigenverklaring die hij in hoger beroep tegenover de raadsheer-commissaris heeft afgelegd kon hij niet met bijzonderheden komen. Hij bleef bij zijn verklaringen en gaf een lezing omtrent de gang van zaken in het algemeen, maar verklaarde dat het hem “verder niet meer zo bijstond”. Dat maakt dat zijn voor de verdachte belastende verklaringen slechts in zeer beperkte mate kunnen worden geverifieerd - nog daargelaten de bezwaren die aan het ontbreken van bijzonderheden kleven in het kader van de beoordeling van de vraag of sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. In aanmerking genomen dat tegenover die verklaringen een ontkenning van de verdachte staat en er voor het overige geen ander onderscheidend bewijsmateriaal voorhanden is, moet de verdachte naar het oordeel van het hof van deze beschuldigingen worden vrijgesproken.
Dat geldt nadrukkelijk ook voor de in de zaak met parketnummer 12/715374-12 onder 2 ten laste gelegde diefstal. De verdachte heeft niet ontkend dat hij die aanhangwagen samen met [M] heeft opgehaald, maar heeft verklaard dat hij in de veronderstelling was dat die aanhangwagen aan [M] toebehoorde. De verdachte heeft daarvoor een verklaring gegeven die niet - althans zeker niet zonder meer - als onaannemelijk terzijde kan worden geschoven. In dat verband komt betekenis toe aan het feit dat [M] geen slot heeft hoeven te verbreken om de aanhangwagen mee te nemen. Was dat wel nodig geweest, dan had de verdachte daaruit kunnen en ook moeten afleiden dat zijn veronderstelling onjuist was. Nu echter ook deze verklaring van de verdachte niet wordt weersproken door ander onderscheidend bewijsmateriaal dan de verklaringen van [M] - bewijsmateriaal dat zou moeten zien op het oogmerk van de verdachte en diens op de diefstal gerichte samenwerking met [M] -, kan ook dit feit niet wettig of overtuigend worden bewezen.
Subsidiair is steeds de opzet- dan wel schuldheling ten laste gelegd. Het hof is van oordeel dat ook daarvoor overtuigend bewijs ontbreekt. Van belang is dat de verklaring van de verdachte - [M] zou hem hebben verteld dat hij aanhangwagens via het internet kocht om die vervolgens samen met de verdachte op het terrein van de getuige [K] op te knappen en dan weer te verkopen -, steun vindt in zowel de eerste verklaringen van [M] als de verklaringen van [K]. In de feiten en omstandigheden van deze zaken ziet het hof onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de aanhangwagens wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig waren.
De verdachte moet daarom ook van opzet- en schuldheling van deze aanhangwagens worden vrijgesproken. Weliswaar heeft de verdachte in zijn verhoor met betrekking tot de in de zaak met parketnummer 12/715374-12 onder 2 ten laste gelegde diefstal van de aanhangwagen verklaard dat hij wist dat deze aanhangwagen gestolen was, doch uit zijn verklaring blijkt niet vanaf welk moment hij deze wetenschap had en met name niet dat hij van de diefstal op de hoogte was ten tijde van het voorhanden krijgen van de aanhangwagen.

Witwassen van (contant) geld
Deze overwegingen hebben ook consequenties voor het in de zaak met parketnummer 02/688184-13 onder 6 ten laste gelegde witwassen. Dit feit ziet tenslotte op het geld dat de verdachte heeft verkregen met de verkoop van de (opgeknapte) aanhangwagens en ten aanzien van die aanhangwagens moet het ervoor worden gehouden dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die van diefstal afkomstig waren. Die vaststelling betekent dat het witwassen niet kan worden bewezen, zodat hij ook daarvan moet worden vrijgesproken.

De container: diefstal van de daarin opgeborgen latten en/of bezem, medeplichtigheid daaraan, dan wel de vernieling van het slot van de container
Vrijspraak zal eveneens volgen voor alle in de zaak met parketnummer 12/715374-12 onder 2 ten laste gelegde varianten van betrokkenheid bij de diefstal van in een container opgeborgen latten en/of bezem. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof, evenals de rechtbank, geen bewijs op grond waarvan kan worden voorbijgegaan aan de verklaring van de verdachte dat hij zich als een macho heeft gedragen en een weddenschap is aangegaan met [M] dat hij, de verdachte, die container zonder het slot te forceren kon openen. Zelfs [M] heeft niet gezegd dat er een vooropgezet plan was om de container open te breken teneinde de zich daarin bevindende goederen weg te nemen; ook heeft [M] het bestaan van de weddenschap niet tegengesproken. Het hof is daarom met de rechtbank en de raadsvrouwe van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van een op diefstal gerichte nauwe en bewuste samenwerking. Medeplegen van diefstal of medeplichtigheid daaraan kan daarom niet aan de orde zijn.
Ook de vernieling van het slot van de container - het feit dat de rechtbank bewezen heeft verklaard - kan naar het oordeel van het hof niet worden bewezen. De verdachte heeft ontkend dat hij het slot van de container heeft vernield. De weddenschap ging er nu juist om dat hij de container kon openen zonder het slot te vernielen. Het slot is niet door de politie veiliggesteld of onderzocht en evenmin door de politie omschreven. Tegenover de verklaring van de verdachte staan verklaringen die bepaald niet uitblinken in duidelijkheid: [M] heeft verklaard dat de verdachte het slot heeft “opengebroken”, de getuige [J] heeft van [M] gehoord dat het slot was “opengeknipt” en de aangever sprak van “vermoedelijk opengeslepen”. Weliswaar suggereren de overwegingen van de rechtbank dat de verdachte ter terechtzitting of bij de politie heeft verklaard dat hij het slot heeft opengeslepen, maar dat volgt niet uit de respectieve processen-verbaal. Bij deze stand van zaken acht het hof niet boven redelijke twijfel verheven dat het slot op enigerlei wijze is vernield, is beschadigd of onbruikbaar is gemaakt.

De kliko met koper en de kachel: diefstal, wegmaking dan wel begunstiging
Redelijke twijfel bestaat naar het oordeel van het hof ook omtrent de in de zaak met parketnummer 12/715374-12 onder 4 ten laste gelegde varianten van strafbare betrokkenheid bij de kliko met koper en de kachel.
Eerdergenoemde [J] heeft aangifte gedaan van diefstal van die goederen. De goederen zouden op de kar van [M] hebben gestaan die naast de woning van [J] stond geparkeerd. De goederen zouden aan [J] toebehoren. Het in de kliko aanwezige koper had [J] zelf gestolen. Over de herkomst van de kachel is niets bekend geworden.
De verdachte heeft verklaard dat hij deze kar samen met [M] heeft opgehaald en weggebracht, maar heeft van meet af aan ontkend te hebben geweten dat die kar en de daarop aanwezige goederen niet aan [M] toebehoorden. Het hof deelt het standpunt van de raadsvrouwe dat het bewijs waaruit een andere lezing zou kunnen spreken, niet overtuigt.
De advocaat-generaal, die daarvan wel overtuigd is geraakt, heeft gewezen op de verklaring die de getuige [de zus van J] heeft afgelegd. Deze getuige zou tegen de verdachte en [M], toen zij koper kwamen ophalen, hebben gezegd dat “dat niet gebeurt” en “dat het koper daar bleef”. De advocaat-generaal gaat daarmee echter voorbij aan het feit dat de getuige hier spreekt over het koper dat in de schuur lag en de omstandigheid dat blijkens de stukken de verdachte en [M] die dag twee keer naar de woning van [J] zijn gegaan: eenmaal om de kar van [M] op te halen (met daarop onder andere koper in een kliko) en een tweede keer om het koper in de schuur op te halen. De redenering van de advocaat-generaal gaat daarom niet op. Voor de vaststelling dat de verdachte, al dan niet samen met een ander, de kliko, het daarin opgeborgen koper en/of de kachel heeft gestolen of heeft weggemaakt, ontbreekt ook ander overtuigend bewijs.
Dat geldt eens te meer voor de alternatief ten laste gelegde begunstiging (het wegmaken van het gestolen koper met het oogmerk de nasporing daarvan te bemoeilijken). In het dossier komt het beeld naar voren dat [M] en [J] degenen waren die doende waren met de diefstal van koper met het doel dat te verkopen; niet is gebleken dat de verdachte daarin enig aandeel heeft gehad. Weliswaar heeft [M] verklaard dat hij samen met de verdachte de kliko met daarin het koper heeft weggegooid, waarbij hij erop heeft gewezen dat het de verdachte daarbij te doen is geweest om bewijsmateriaal ten laste van [J] weg te maken, doch de verdachte heeft zulks uitdrukkelijk ontkend. Een mogelijke beweegreden om door (een) ander(en) gestolen voorwerpen weg te maken, is ook niet gesteld of aannemelijk geworden.
De verdachte wordt daarom van dit feit integraal vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht - op grond van de hierna onder G. vermelde bewijsmiddelen en -overwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02/700212-13 onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 02/688309-13 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 12/715374-12 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

In de zaak met parketnummer 02/700212-13
1.
hij op 23 juni 2013 te Ellewoutsdijk, gemeente Borsele, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid diesel (autobrandstof), toebehorende aan [A],
welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[A], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het die [A] tonen van een mes en maken van stekende bewegingen met dat mes in de richting van die [A];
2.
hij op 23 juni 2013 te Ellewoutsdijk, gemeente Borsele, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan [A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes van zeer korte afstand stekende bewegingen in de richting van het lichaam/de romp van die [A] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 23 juni 2013 te Ellewoutsdijk, gemeente Borsele, een Buck Nighthawk mes (een zogenaamd combat knife), zijnde een voorwerp als bedoeld in de categorie IV van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen;

In de zaak met parketnummer 02/688309-13
hij op 7 maart 2013 te Tholen [G] en [H] heeft bedreigd met zware mishandeling en met brandstichting, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend die [G] en die [H] de woorden toegevoegd: "Als je niet zorgt dat het geld vandaag op mijn rekening staat, dan kom ik vannacht de boel hier in de fik steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en vervolgens opzettelijk dreigend een groot mes gepakt en aan die [G] en aan die [H] getoond en dat mes boven zijn hoofd geheven en daarbij opzettelijk dreigend die [G] en die [H] de woorden toegevoegd: "Ik laat me door niets of niemand tegenhouden";

In de zaak met parketnummer 12/715374-12
1.
hij op 25 augustus 2012 te Sint Philipsland, in de gemeente Tholen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid diesel (ongeveer 350 liter), toebehorende aan [een bedrijf].
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen en -overwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Ieder bewijsmiddel wordt, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit of die bewezen verklaarde feiten waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Feit 1 en 2 van de zaak met parketnummer 02/700212-13 [2]
[A] heeft zondag 23 juni 2013 omstreeks 02:30 uur tegen de verdachte aangifte gedaan. Die aangifte houdt onder meer het volgende in.
“Ik ben woonachtig aan [adres] te Ellewoutsdijk (hof: in de gemeente Borsele).
Op zondag 23 juni 2013, omstreeks 02:03 uur, werd ik wakker door een alarm. […] Op het moment dat men aan de tankdop zit, gaat er een stil alarm af, welke een signaal afgeeft bij mij thuis.
Mijn auto betreft een Mercedes vrachtauto, type 508 en voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken].
Ik ben vervolgens opgestaan en heb getracht mijn vader te bellen. Deze nam niet op, dus heb ik een boer gebeld die verderop woont, genaamd [L].
Ik heb vervolgens een gordijnroede gepakt en ben naar buiten gelopen. Ik ben via de naastgelegen boomgaard, in de richting gelopen van mijn vrachtauto, die verderop geparkeerd stond.
Halverwege zag ik in de boomgaard een voor mij onbekend voertuig staan. Ik zag […] dat een persoon naar de achterzijde van dat voertuig liep, waarbij hij iets van een jerrycan vasthield. Ik zag [dat] hij deze vervolgens naar zijn voertuig bracht.
Ik kwam […] dichterbij en zag hem ineens voor mij staan op twee meter afstand ongeveer. Ik zag dat hij […] ineens een groot mes in zijn handen vast had. Ik zag dat hij deze in de richting hield van mij. […]
Ik voelde dat hij met kracht probeerde het mes in mijn richting te bewegen […]. Ik hoorde dat de persoon mijn naam riep, waarop ik hem zei dat hij het mes moest loslaten, wat hij vervolgens niet deed. Ik heb met veel kracht en moeite kunnen voorkomen dat [hij] het mes tegen mij zou gebruiken [...]. Op datzelfde moment zag ik dat Jan ter plaatse kwam. Ik heb […] de man met moeite naar de grond kunnen werken. Op de grond heb ik de man gefixeerd en konden we de politie pas bellen.
Ik herkende de man als [voornaam van de verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte [naam van de verdachte]). […]
Op het moment dat de politie ter plaatse was, ben ik met een van de agenten naar mijn voertuig gelopen. Ik zag […] dat de tankdop aan de ketting hing, waarbij de dop niet meer op de tank zat.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit” [3]
De aangever heeft in de middag van 23 juni 2013 een aanvullende verklaring afgelegd die onder meer het volgende inhoudt.
“Ik woon op het adres [adres] in Ellewoutswijk.
Ik heb een eigen vrachtwagentje. Dat is een Mercedes 508. Die rijdt […] op diesel. Er kan iets meer dan 100 liter diesel in de tank. […] Ik heb bij mijn huis een boomgaard. Daar heb ik ook een loods bij. Bij deze loods staat de vrachtwagen.De vrachtwagen is goed te zien vanaf de openbare weg. […] Vanaf mijn woning loopt er een weg naar mijn schuur. Dat is [adres].[…]Naar aanleiding van [eerdere] diefstallen heb ik een alarm aangebracht. Ik heb een bewegingssensor onder mijn laadbak aangebracht. Onder mijn laadbak zit de dieseltank. […] In de bewegingssensor zit een simkaart. Deze is doorgeschakeld naar mijn telefoon. Als er beweging is, word ik dus gebeld op mijn telefoon. Ik kan dan meeluisteren.
Gisteren, zaterdag 22 juni 2013, stond de vrachtwagen weer bij mijn loods. […] Afgelopen nacht, zondag 23 juni 2013 om 02:03 uur, ging mijn gsm af. Ik zag dat het [het] alarm van de bewegingssensor was. Ik heb opgenomen. Ik hoorde ook gestommel. Er was iemand duidelijk bezig bij de sensor in de buurt.
Ik heb mij aangekleed. Ik ben naar buiten gegaan. Ik ben de boomgaard ingelopen. Ik heb mijn buurman [L] gebeld en gezegd wat er aan de hand was. […] Hij zei dat hij er direct aankwam.
Ik heb ook gepoogd mijn vader te bellen. Ik had van thuis een gordijnroe meegenomen.
Het was donker. Ik zag op een afstand van ongeveer 30 meter een auto staan. Het was […] een soort terreinauto. Ik zag ook een persoon lopen. Die was donker gekleed.Die had een witte jerrycan in zijn handen vast. Hij kwam uit de richting van mijn vrachtwagen gelopen. Hij liep in de richting van de terreinauto. […]
Ik ben richting de terreinauto gelopen. […] Hij ziet mij aankomen. […] Ik zie dat hij ook meteen een beweging maakt. Hij pakt iets met zijn hand. […] Het was een pakkende beweging. […] Hij [pakt] iets bij zijn riem. […] Ik zag […] dat hij een voorwerp pakte. Voor mij was het echt dat hij een wapen pakte. […]
We stonden op 2 meter van elkaar. Ik ben op hem doorgelopen. […] Ik heb toen met die gordijnroe geslagen, 2 keer. […] Ik zag toen die persoon op de grond vallen. Toen zag ik dat hij een mes in zijn handen had. Ik ben er direct opgedoken. Ik heb dat mes vastgepakt. Ik weet dat hij een paar keer mijn naam riep. Hij kende mij dus. Ik heb ook gezegd dat hij dat mes moest loslaten. Maar hij hield het vast. […] Hij vocht met dat mes. […] We zijn echt aan het worstelen op dat moment. Hij bewoog echt met kracht dat mes richting mijn zij, richting mijn buik. Tijdens het worstelen zijn we opgestaan. Ik blijf dat mes vasthouden. Hij ook. […]
De terreinauto stond geparkeerd aan [adres], dus richting mijn loods.
Tijdens de worsteling komen we op [adres] terecht. Ik had inmiddels al het vermoeden dat het [de verdachte] was. Ik herkende hem min of meer [aan] zijn stem, en die man wist ook mijn naam. […]
[de verdachte] heeft tijdens de worsteling een aantal keren met kracht geprobeerd dat mes in mijn zij te steken. […] Ik heb alles kunnen afhouden. We komen al worstelend aan de overzijde van [adres] terecht. […]
Op dat moment heb ik een aantal keren tegen [de verdachte] gezegd dat hij op de grond moest gaan liggen. Dat heeft hij niet gedaan. […] We komen richting de kruising Grindweg/Langeviele. […] Op deze kruising staat een lantaarnpaal. Er was dus verlichting. Ik kon toen herkennen dat het inderdaad [de verdachte] was. […]
Op dat moment kwam buurman [L] aanrijden. Die kwam over [adres] aangereden, vanuit de richting van mijn loods. Die parkeert zijn auto op [adres], met zijn verlichting aan, op ons gericht. Dat was op nog geen 2 meter afstand. [L] stapte uit. […]
[L] heeft de politie gebeld. Mijn vader kwam eraan. Ik had vanaf mijn woning al mijn vader gebeld. […]
[de verdachte] probeerde toch weg te komen. Hij probeerde zich los te worstelen. […] Mijn vader heeft [de verdachte] vastgebonden. […] Later heb ik mijn vrachtwagen bekeken. De tankdop stond gewoon weer open. Op de tankdop zit geen slot.” [4]
De getuige [L] heeft op zondag 23 juni 2013, omstreeks 21:11 uur, het volgende tegenover de politie verklaard.
“[A] belde mij vannacht, omstreeks 02:04 uur, op dat het alarm van zijn auto afging. […] Ik wist dat deze voor de loods stond. Toen [A] mij belde, deed ik direct mijn kleren aan […]. Ik ben toen in mijn auto gestapt. […] Ik ben […] naar [A] toegereden.
Toen ik bij het parkeerterreintje kwam bij Ellewoutsdijk zag ik dat [A] en een onbekende man op dit parkeerterreintje stonden.
Ik zag dat de onbekende man een stekende beweging maakte in de richting van [A]. […] Ik zag dat [A] het mes van de man wilde afpakken. […]
Ik zag later dat het een vismes was wat ongeveer 25 centimeter lang was. […] Ik ben toen zachtjes met mijn auto tegen [A] en de man aangereden, zodat de man even afgeleid was. Ik had groot licht aan, dus ik zag alles goed. […] Ik zag dat de man toen even afgeleid was en ik zag dat [A] de polsen van de man vast hield. Ik zag dat de man het mes toen nog vasthield. Ik ben toen uitgestapt en ik ben naar de mannen toegelopen.Ik zag dat de man toen het mes liet vallen op de grond. Ik zag dat [A] de man op de grond legde. Ik zag dat de man op zijn zij viel en dat [A] de man omdraaide op zijn rug. Ik zag dat [A] op de man ging zitten. Ik hoorde dat de man van alles riep en dat hij ook wat moest verdienen.
Ik heb om 02:10 uur de politie gebeld.
Toen kwam de vader van [A]. Hij heeft de benen van de man vastgeknoopt met een bandje. […] We hebben toen op de politie gewacht.” [5]
De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] kwamen vervolgens ter plaatse en hebben onder meer het volgende gerelateerd.
“Op 23 juni 2013, omstreeks 02:11 uur, […] kregen wij de opdracht van de […] meldkamer […] te gaan naar [adres] te Ellewoutsdijk. […]
Ter plaatse gekomen troffen wij een manspersoon liggend op zijn rug op de grond aan, waarbij een andere man hem op de grond fixeerde. Naast de aldaar liggende verdachte zagen wij op twee meter afstand van hem een groot zwart mes op de grond liggen. […]
Ik, verbalisant [verbalisant 1], werd aangesproken door een persoon welke later de aangever bleek te zijn: [A]. Ik zag dat de aangever behoorlijk ontdaan was van hetgeen gebeurd was. Ik hoorde [A] zeggen dat de persoon op de grond de brandstofdief was en wees vervolgens naar het mes. […] De verdachte betrof: [de verdachte]. […] Ik […] ben met [A] naar zijn voertuig gelopen. […] Ik zag dat de brandstoftank niet afgesloten was middels de aanwezige brandstofdop. Ik […] ben vervolgens naar het voertuig gelopen van Meijer. Ik zag bij het openen van de kofferbak dat er een 50 liter jerrycan in lag met hierin een vloeibare stof. Bij het openen rook ik dat deze gevuld was met diesel. Tevens zag ik een zwarte rubberen slang liggen, welke vochtig was. Ik rook dat aan de slang sporen aanwezig waren van diesel.
[…] Ik, verbalisant [verbalisant 2], [hoorde] dat aangever [A] op emotionele wijze tegen verdachte Meijer zei: “Zo kom je bij me thuis, zo steek je me bijna dood.” Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag dat het lichaam van [A] trilde.” [6]
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep de volgende verklaring afgelegd.
“In de nacht van 23 juni 2013 heb ik diesel gestolen uit de tank van de vrachtwagen van [A]. […] [A] ontdekte dat en kwam naar mij toe. […] Ik kreeg een klap op mijn schouder. Dat was een terechte reactie van [A]. Ik heb mijn mes getrokken […]. Dat mes zat in mijn broek. […] Het mes hing aan mijn broek. […] Er heeft een worsteling plaatsgevonden.” [7]
De raadsvrouwe heeft bepleit dat de verdachte alleen zal worden veroordeeld voor de diefstal van de diesel en dus zal worden vrijgesproken van het daarnaast ten laste gelegde geweld. Daartoe heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat de verklaringen van aangever niet geheel eenduidig zijn, nu hij blijkens zijn aangifte direct een mes in de handen van de verdachte heeft gezien terwijl uit zijn aanvullende verklaring blijkt dat hij, aangever, vóór het vallen op de grond, bij de verdachte geen wapen heeft gezien. Uitgaande van de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij eerst gedurende de ontstane worsteling het mes heeft gepakt en niet in staat is geweest daarmee stekende bewegingen te maken, moet worden vastgesteld dat de verdachte het geweld niet heeft gebruikt in het kader van de gepleegde diefstal, maar als reactie op de aanval van [A]. Het gevolg daarvan is dat niet kan worden bewezen dat de verdachte geweld heeft gebruikt om de diefstal gemakkelijk te maken of om de vlucht mogelijk te maken, aldus de raadsvrouwe.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verklaringen van aangever [A] zijn voldoende eenduidig en komen op het hof authentiek en geloofwaardig over. Ze vinden bovendien in belangrijke mate steun in de verklaring van de getuige [L] en de bevindingen van de ter plaatse gekomen verbalisanten. De verklaring van de verdachte staat voor wat betreft het moment en/of de wijze van zijn geweldsuitoefening lijnrecht tegenover de verklaringen van aangever en getuige [L]. Anders dan de raadsvrouwe kan het hof, gelet op het samenstel van feiten en omstandigheden, geen geloof hechten aan de verklaring van de verdachte. Het hof gaat daarom uit van de lezing die aangever [A] en de getuige [L] van het voorval hebben gegeven; die lezing legt een duidelijk verband tussen de geweldsuitoefening en de diefstal van de brandstof, in die zin dat daaruit kan worden afgeleid dat het geweld is gebruikt om hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van de reeds weggenomen diesel te verzekeren.
De selectie en waardering van het bewijsmateriaal maakt ook dat wordt voorbijgegaan aan de verklaring van de verdachte dat hij niet in staat is geweest stekende bewegingen te maken. Het op die verklaring gebaseerde standpunt van de raadsvrouwe dat de poging tot zware mishandeling niet kan worden bewezen verklaard, wordt reeds daarom terzijde geschoven.
Het verweer wordt dan ook verworpen.

Feit 3 van de zaak met parketnummer 02/700212-13 [8]
De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben op 23 juni 2013 het mes van de verdachte in beslag genomen. Zij hebben dienaangaande het volgende gerelateerd.
“Op 23 juni 2013, omstreeks 02:11 uur, […] kregen wij de opdracht van de […] meldkamer […] te gaan naar [adres] te Ellewoutsdijk. […]
Naast de aldaar liggende verdachte zagen wij op twee meter afstand van hem een groot zwart mes op de grond liggen. […]
Wij zagen dat er aan de riem van [de verdachte] een zwarte foedraal aanwezig was. Ik, verbalisant [verbalisant 1], herkende dit foedraal als […] een houder van een dolk. Ik […] heb het foedraal van de riem afgehaald en zag dat deze voorzien was van het merk Buck. Vervolgens ben ik naar de plaats gelopen waar het zwarte mes op de grond lag. Ik zag dat dit mes van het merk Buck was, plaatste dit terug in zijn foedraal en nam het mes in beslag.” [9]
Het wapen is onderzocht door verbalisant [verbalisant 3]. Omtrent dat onderzoek maakte hij het volgende proces-verbaal op.
“Na onderzoek van de op zondag 23 juni 2013 […] bij [de verdachte] in beslag genomen goederen is het volgende naar voren gekomen:
Het (het hof begrijpt: het mes) betreft een Buck Nighthawk, zijnde zogenaamd combat knive met een totale lengte van 28,5 centimeter, met een lemmet van 16,5 centimeter lang. Het is geen stiletto, valmes of vlindermes. Het mes is niet opvouwbaar en het is geen werpster, een vilmes of een ballistisch mes en het gelijkt niet op een ander voorwerp dan een wapen.” [10]
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw bekend dit mes te hebben gedragen. Hij verklaarde daarover het volgende.
“Het aan mij ten laste gelegde feit dat ik op 23 juni 2013 te Ellewoutsdijk een mes van het merk Buck Nighthawk heb gedragen, is juist. Dat feit beken ik.” [11]

De zaak met parketnummer 02/688309-13 [12]
Op vrijdag 8 maart 2013 te 11:30 uur deed [G] tegen de verdachte aangifte van bedreiging. Haar aangifte houdt onder meer het volgende in.
“Ik ben […] bewindvoerster voor mevrouw [N]. […] Alles verliep […] stabiel. Totdat meneer [de verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) als haar nieuwe vriend in beeld is gekomen. […]
Mijn woning is bij mijn werk. [de verdachte] heeft mij op 7 maart 2013 omstreeks 10:00 uur bij mijn woning opgezocht. [de verdachte] kwam de parkeerplaats oprijden, stapte uit en begon te schreeuwen en op de ramen van de showroom te bonzen. Hij straalde veel agressie uit. [de verdachte] schreeuwde: “Ik moet mijn geld hebben en eerder ga ik niet weg”. Mijn man zei tegen [de verdachte]: “Ik wil dat je weg gaat. Je hebt hier niets te zoeken en jij staat niet onder bewind.” Ik hoorde [de verdachte] zeggen: “Als je niet zorgt dat het geld vandaag op mijn rekening staat, dan kom ik vannacht de boel hier in de fik steken.” Ik heb uiteindelijk toegezegd dat ik dingen na zou kijken en het goed zou komen. [de verdachte] liep naar zijn voertuig. Ik zag dat [de verdachte] een mes uit zijn voertuig haalde. […] Ik zag dat het een groot mes betrof van ongeveer 30 cm. [de verdachte] liet het mes provocerend zien en hield het boven zijn hoofd geheven. Ik hoorde [de verdachte] zeggen: “Ik laat me door niemand tegenhouden.” Ik bemerkte dat [de verdachte] bang werd van onze hond, want onze hond begon te grommen. Mijn man had onze hond vast aan de halsband. Mijn man stond bij de voordeur van de showroom […].” [13]
Op 10 maart 2013 heeft [H] een verklaring afgelegd. Die verklaring luidt als volgt.
“Mijn vrouw heeft een bedrijf genaamd [bedrijf], hierin werkt zij als bewindvoerder. Dit bedrijf is gevestigd naast onze woning in een loods/kantoor.Op donderdag 7 maart 2013, omstreeks 09:30 uur, werd mijn vrouw opgebeld door ene [de verdachte]. Deze [de verdachte] was kennelijk erg boos en agressief over de telefoon. Mijn vrouw vertelde na dit telefoongesprek dat deze [de verdachte] onderweg was naar het bedrijf. Ik, mijn vrouw en nog een medewerker waren op het kantoor. Ik heb als voorzorgsmaatregel het kantoor op slot gedraaid. […]Omstreeks 10:00 uur zag ik dat er een auto onze oprit kwam oprijden. […] Ik zag dat een man uitstapte en hoorde al snel van mijn vrouw dat dit [de verdachte] was. [de verdachte] liep naar het kantoor en liep keihard op de ramen te bonzen. Hij was ook aan het roepen en schreeuwen. Ik ben vervolgens naar de deur van het kantoor gelopen en heb de deur geopend. Ik wilde in gesprek gaan om [de verdachte] rustig te krijgen. […] De hond liep met mij mee naar de deur en stond achter mij. Ik zag en hoorde dat [de verdachte] alleen maar stond te bulderen en er was geen gesprek mee te beginnen. Ik hoorde [de verdachte] roepen: “Als het geld niet op mijn rekening komt, dan kom ik terug en verbouw ik het hele kot. Ik steek alles in de fik.”
De hond welke achter mij stond, wilde naar buiten. Ik pakte toen snel de nekband van mijn hond vast. Ik zag dat [de verdachte] omdraaide en naar zijn auto liep. Ik zag dat [de verdachte] in zijn auto dook en direct hierop een mes trok. Ik zag dat [de verdachte] een mes in zijn hand hield van ongeveer 30 cm inclusief handvat. […] Ik zag dat [de verdachte] het mes ophief en riep: “Ik laat me door niemand tegenhouden.” Ik heb vervolgens naar [de verdachte] geroepen dat hij moest oprotten. Ik zag dat [de verdachte] hierop in zijn auto stapte en wegreed. […] Ik nam de bedreigingen zo serieus dat ik op de bank heb geslapen die nacht. Ik heb ook in het bedrijf en in het huis een brandblusser neergezet. Ik en mijn vrouw zijn echt bang dat [de verdachte] terugkomt en wie weet wat hij dan wel niet gaat doen.” [14]
[G] heeft op 27 maart 2013 de volgende aanvullende verklaring afgelegd.
“Op 7 maart 2013 ging ons kantoor open om 09:00 uur. […] Toen [de verdachte] zijn auto bij ons op het terrein stopte, dacht ik eerst dat hij bij ons binnen kwam rijden, zo hard reed hij. Ik zag dat hij uit zijn auto sprong en gelijk een dreigende houding aannam. Vervolgens zie ik hem direct naar de deur lopen en [hij] bemerkte toen dat deze deur gesloten was. Ik zag toen dat [de verdachte] gelijk op de ramen van de showroom begon te bonzen. […] Ik hoorde dat [de verdachte] tegen ons begon te schreeuwen. […]Ik zag en hoorde toen dat mijn man Jan probeerde om [de verdachte] rustig te krijgen. Mijn man heeft toen de deur geopend en heeft onze hond vastgehouden. […] Ik zag toen dat [de verdachte] terug naar zijn auto liep en […] toen hij uit zijn auto kwam, zag ik dat hij in zijn rechterhand een groot mes vast had. […] Ik zag dat hij dit mes […] boven [zijn] hoofd hield. Ik zag dat hij bij zijn auto bleef staan en hoorde hem het volgende zeggen: “Ik laat me door niets of niemand tegenhouden.”Ik hoorde mijn man zeggen dat dit niets op zou lossen, waarop ik [de verdachte] hoorde zeggen: “Het kan me geen reet schelen want ik [heb] al wel 6 jaar gezeten.” Ik hoorde mijn man zeggen dat het maar beter was dat hij maar weg kon gaan. […] Hierna is [de verdachte] vertrokken. […] Ik hoorde van mijn man dat [de verdachte] tegen mijn man heeft gezegd dat als hij het geld niet zou overmaken, hij vannacht zou terugkomen om de boel in de fik te steken of de boel zou komen verbouwen. Ik was op dat moment [aan het] proberen 112 te bellen. Maar ik heb deze bedreiging wel gehoord. […] Omdat [de verdachte] deze bovenstaande bedreiging had geuit, hebben wij voorzorgsmaatregelen getroffen. Wij hebben op diverse plaatsen brandblussers gezet, uit angst dat hij die nacht zou terugkomen. Verder is het zo dat mijn man die nacht op de bank in de kamer heeft gelegen.” [15]
De vriendin van de verdachte, [N], heeft op 28 maart 2013 tegenover de politie het volgende verklaard.
“Op donderdag 7 maart 2013 […] zijn [de verdachte] en ik […] naar [adres] in Tholen gereden. Hier woont en werkt [G].” [16]
De verdachte heeft op 27 maart 2013 het volgende tegenover de politie verklaard.
“De […]bewindvoerder van [mijn vriendin] [N]heet [G] (het hof begrijpt: [G]). [G] heeft een kantoor aan [adres] te Tholen. […] Ik had geprobeerd om [een] automatische transactie te storneren, maar dat lukte niet. Op donderdag 7 maart 2013 heb ik [G] gebeld met onze thuistelefoon. […]Op 7 maart, in de ochtend, […] ben ik naar [adres] te Tholen gereden.” [17]
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep nog het volgende verklaard.
“Ik ben op 7 maart 2013 naar [G] en haar man (het hof begrijpt: [H]) gegaan. [G] was de bewindvoerder van mijn vriendin. Er was iets met geld van mij misgegaan. […] Ik was kwaad. Ik was behoorlijk pissig. […] Op het moment dat ik er naar toe reed werd ik kwader en kwader. […] Ik heb inderdaad bij aankomst eerst hard op de ramen gebonsd.” [18]
De raadsvrouwe heeft bepleit dat de verdachte van de ten laste gelegde bedreiging zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [G] en [H] worden tegengesproken door de verdachte. De verdachte ontkent de dreigende woorden te hebben geuit en een mes te hebben getoond; ook zijn vriendin ontkent dat. Verzocht wordt de verdachte het voordeel van de twijfel te geven.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting ziet het hof, net als de rechtbank, geen reden te twijfelen aan de verklaringen van [G] en [H]. Hun verklaringen zijn gedetailleerd, komen in de kern overeen en vinden bovendien steun in andere bewijsmiddelen. Zo komt hun beschrijving van het mes overeen met de kenmerken van het mes dat onder de verdachte in het kader van de zaak met parketnummer 02/700212-13 in beslag is genomen en heeft de verdachte verklaard dat hij behoorlijk pissig was en hard op de ramen van het kantoor van [G] heeft gebonsd. Tegen deze achtergrond acht het hof de ontkenning van de verdachte niet geloofwaardig. Dat wordt niet anders doordat zijn vriendin zijn lezing heeft bevestigd.
Het hof gaat derhalve uit van de juistheid van de verklaringen van [G] en [H]. Het hof stelt op grond van die verklaringen vast dat de verdachte op agressieve wijze het volgende tegen [H] heeft gezegd:
“Als het geld niet op mijn rekening komt, dan kom ik terug en verbouw ik het hele kot. Ik steek alles in de fik.”. [G] heeft deze bedreiging, zij het in iets andere bewoordingen, gehoord. Deze woorden kunnen bezwaarlijk anders worden begrepen als een bedreiging met brandstichting in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof stelt verder vast dat de verdachte vervolgens een mes heeft gepakt, dit omhoog heeft gehouden en tegen [H] heeft gezegd:
“Ik laat me door niemand tegenhouden.”Ook deze bedreiging heeft [G] gehoord. [G] heeft deze woorden in haar aanvullende verklaring van context voorzien. De verdachte zou namelijk nog hebben gezegd:
“Het kan me geen reet schelen want ik [heb] al wel 6 jaar gezeten.”Het hof twijfelt eraan of dit handelen van de verdachte objectief gezien is aan te merken als bedreigingen gericht tegen het leven van [G] en [H], zodat de verdachte in zoverre (partieel) zal worden vrijgesproken. Onmiskenbaar is echter naar het oordeel van het hof dat door dit handelen bij [G] en [H] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte hen hierdoor heeft bedreigd met zware mishandeling.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.

De zaak met parketnummer 12/715374-12 [19]
Op 25 augustus 2012, omstreeks 03:37 uur, krijgen de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] een melding van een getuige die zag dat er twee mannen bezig waren brandstof te stelen in de haven van Sint Philipsland. Zij gingen ter plaatse en hebben daarover het volgende gerelateerd.
“Op 25 augustus 2012 […] hebben [wij] […] na de melding telefonisch contact opgenomen met de melder. De melder bleek […] later te zijn: [O]. […] Uit dit telefonisch contact bleek ons dat melder momenteel zag dat er twee mensen bezig waren om diesel uit vrachtauto’s te halen. Melder gaf aan dat men nu steeds bezig was en dat er een wit busje bij betrokken was.
Toen wij, verbalisanten, enkele minuten later ter plaatse waren (het hof: in Sint Philipsland) gaf de melder aan dat de twee mannen net weg waren gerend in de richting van [adres] richting [adres]. […]
Getuige [O] (het hof: de melder) gaf aan dat uit zijn vrachtauto was ontvreemd en uit de vrachtauto die naast hem stond. Tevens bleek er uit nog een vrachtauto diesel ontvreemd te zijn. Deze vrachtauto bleek tegenover hem geparkeerd te staan.
Naast de vrachtauto die naast zijn vrachtauto stond geparkeerd, troffen wij […] [het] door de getuige genoemde witte busje aan. Wij zagen dat dit een witte Opel Combo betrof, voorzien van het kenteken [kenteken]. […]
Wij, verbalisanten, zagen tevens dat de rechterachterdeur van de Opel Combo open stond. In de auto zagen wij diverse jerrycans staan en gele slangen. Tevens stonden er achter de Opel Combo diverse witte en blauwe jerrycans, welke gevuld waren met diesel.
Tevens zagen wij, verbalisanten, onder de Opel Combo een grote plas diesel.” [20]
In de middag van 25 augustus 2012 heeft verbalisant [verbalisant 6] een nader onderzoek ingesteld. Hij heeft daarvan het volgende proces-verbaal opgemaakt.
“Op zaterdag 25 augustus 2012, omstreeks 14:30 uur, is door mij, verbalisant, een nader onderzoek ingesteld in een bestelauto voorzien van kenteken [kenteken], zijnde een Opel Combo, kleur wit, welke aangetroffen was op het havenplateau aan [adres] te Sint Philipsland op zaterdag 25 augustus 2012 omstreeks 04:00 uur. […]
Achterin voornoemde bestelauto stonden meerdere gevulde jerrycans met diesel. […] In de laadruimte […] werden door mij onderstaande goederen aangetroffen: […]
  • 9 jerrycans, 25 liter gevuld met diesel (blauw);
  • 1 jerrycan, gevuld met ongeveer 15 liter diesel (blauw).
[…] Door mij, verbalisant, werd op zaterdag 25 augustus 2012, omstreeks 14:00 uur, telefonisch navraag gedaan bij de eigenaar van voornoemde bestelauto. […] Ik hoorde dat [hij] […] mededeelde dat dit voertuig sedert afgelopen woensdag (22 augustus 2012) in gebruik is bij een werknemer van hem, genaamd [de verdachte].” [21]
Op 25 augustus 2012, omstreeks 14:00 uur, heeft [P] namens het bedrijf [een bedrijf]aangifte gedaan van de diefstal van brandstof. Deze aangifte houdt het volgende in.
“Ik doe namens het bedrijf [een bedrijf]aangifte van diefstal van brandstof. Ik ben werkzaam als chauffeur bij dit bedrijf. Ik rijd in een vrachtauto van het merk DAF, voorzien van het kenteken [kenteken]. Het voertuig staat altijd geparkeerd op de haven in Sint Philipsland. […]
Ik heb gisteren, op 24 augustus, nog getankt. Ik heb voor ongeveer 600 liter getankt. Ik heb de vrachtauto gisteren […] om 20:15 uur geparkeerd. Alles in en aan de vrachtauto was toen intact.
Vanochtend, op 25 augustus, omstreeks 06:30 uur belde collega [Q]. […] Zijn dop van zijn vrachtauto [stond] open. Hij had gezien dat bij mijn vrachtauto de tankdop op de grond lag. Toen ik ter plaatse was, zag ik dat het slotje dat ik voor de hendel bij de tank had bevestigd, weg was. Ik zag dat de hendel voor mijn tank omhoog stond. Ik zag dat mijn brandstofmeter nog ongeveer een kwarttank aangaf.” [22]
Op 12 december 2012 heeft verbalisant [verbalisant 7] navraag gedaan naar de hoeveelheid gestolen diesel bij aangever [P]. Daarover werd het volgende gerelateerd.
“Naar aanleiding van de brandstofdiefstal […] heb ik navraag gedaan bij de chauffeur, genoemd als aangever [P]. […] Hij geeft aan dat […] bij navraag bij zijn werkgever uiteindelijk [bleek dat er] bij benadering […] 350 liter diesel was ontvreemd. Dat er ongeveer 240 liter uit de berekening komt is te verklaren. De overige hoeveelheid lag op het wegdek van de parkeerplaats. Volgens deze chauffeur zou het goed mogelijk zijn dat ongeveer 100 liter was weggelopen.” [23]
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep de volgende verklaring afgelegd.
“Ik heb samen met een ander op 25 augustus 2012 in Sint Philipsland diesel gepakt uit de tank van een vrachtwagen.” [24]
Het hof neemt in aanmerking dat achteraf is gebleken dat alleen uit de vrachtwagen van aangever [P] diesel is weggenomen en derhalve niet uit de vrachtwagen van getuige/melder [O] en/of de andere vrachtauto waarover is gesproken.
De verdediging heeft in hoger beroep het verweer, dat slechts een poging is ondernomen om diesel te stelen, niet herhaald. Dat bevreemdt het hof niet. De feiten en omstandigheden die uit de bewijsmiddelen voortvloeien, dwingen immers tot de conclusie dat er sprake is geweest van een voltooide diefstal.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02/700212-13 onder 1 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 312, eerste lid, juncto artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht.
Het in de zaak met parketnummer 02/700212-13 onder 2 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 302, eerste lid, juncto artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Deze twee bewezen verklaarde feiten zijn in een eendaadse samenloop gepleegd en worden daarom als volgt gekwalificeerd.
De eendaadse samenloop van diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd
en
poging tot zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 02/700212-13 onder 3 bewezen verklaarde is als overtreding voorzien bij artikel 27, eerste lid, juncto artikel 2, eerste lid, aanhef, categorie IV en onder 1°, van de Wet wapens en munitie en strafbaar gesteld in artikel 54 van die wet. Het feit wordt als volgt gekwalificeerd.
Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in de zaak met parketnummer 02/688309-13 bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het feit wordt als volgt gekwalificeerd.
Bedreiging met brandstichting
en
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 12/715374-12 onder 1 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 311, eerste lid en onder 4°, van het Wetboek van Strafrecht. Het feit wordt als volgt gekwalificeerd.
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezen verklaarde feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
  • een diefstal gevolgd door geweld en bedreiging met geweld (waarbij het geweld tevens is gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling);
  • het dragen van een mes;
  • een bedreiging met brandstichting en een bedreiging met zware mishandeling van twee personen en
  • een samen met een ander gepleegde diefstal van ongeveer 350 liter diesel.
Van het overige heeft het hof de verdachte vrijgesproken. Dat betekent dat het hof aanzienlijk minder feiten bewezen heeft geacht dan de rechtbank en de advocaat-generaal, hetgeen ook consequenties heeft voor de op te leggen straf.
Het hof stelt voorop dat het met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel is dat de ernst van het dragen van het mes - een overtreding van de Wet wapens en munitie die in de regel wordt bestraft met een geldboete van € 170,-- (zie landelijke oriëntatiepunten straftoemeting) - in het niet valt bij de overige bewezen verklaarde feiten en dat daarom in dit geval ten aanzien van deze overtreding kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Dat geldt temeer nu datzelfde mes is gebruikt bij de bewezen verklaarde (eendaadse samenloop van) de diefstal gevolgd door geweld en bedreiging met geweld en de poging tot zware mishandeling, waarvoor uiteraard wel een straf zal volgen. Voor die feiten zal tezamen met de bewezen verklaarde bedreigingen en de bewezen verklaarde diefstal van ongeveer 350 liter diesel een straf worden bepaald.
Bij de bepaling van de daarvoor op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de daarop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het zwaartepunt ligt bij (de eendaadse samenloop van) de diefstal gevolgd door geweld en bedreiging met geweld en de poging tot zware mishandeling. Het slachtoffer, de benadeelde partij [A], heeft de gevolgen daarvan treffend verwoord in zijn slachtofferverklaring. Hij herbeleeft het voorval steeds opnieuw en kampt nog altijd met een groot gevoel van angst en onveiligheid. Het steekt hem bovendien - en dat is goed invoelbaar - dat de verdachte de gang van zaken ten aanzien van het uitgeoefende geweld ook in hoger beroep opnieuw heeft gebagatelliseerd. Dat maakt namelijk ook dat de spijtbetuiging van de verdachte niet goed op waarde kan worden geschat.
Daar komt bij dat de verdachte, zo heeft het hof geconstateerd, ook pas de diefstal van de diesel heeft bekend, nadat onderzoek onomstotelijk had uitgewezen dat de diesel in de jerrycans van de verdachte afkomstig was uit de tank van de vrachtwagen van aangever [A]. In feite heeft de verdachte de diefstal dus bekend, omdat zijn ontkenning op dat punt niet langer houdbaar was. Een en ander tekent zijn proceshouding en wel in negatieve zin. Het hof heeft bepaald niet de indruk gekregen dat de verdachte het laakbare van zijn handelen inziet.
Ernstig zijn ook de bedreigingen aan het adres van [G] en [H]. Zij waren serieus bevreesd dat de verdachte die bedreigingen zou omzetten in daden, hetgeen blijkt uit de omstandigheid dat [H] de eerstvolgende nacht zowel in het kantoor als in de woning een brandblusser heeft klaargezet en op de bank heeft geslapen.
De verdachte heeft verder samen met een ander een grote hoeveelheid diesel uit de tank van een vrachtwagen gestolen. Zo’n feit leidt niet alleen tot ergernis en overlast bij de gedupeerde, maar ook tot schade. De ernst daarvan wordt vooral duidelijk wanneer in ogenschouw wordt genomen dat de verdachte (zo blijkt uit het hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister) reeds vaker is veroordeeld wegens vermogensdelicten.
Gelet op dit samenstel van omstandigheden kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden, zoals door de raadsvrouwe is bepleit. De persoonlijke omstandigheden waarop zij in haar pleidooi heeft gewezen, maken dat niet anders. De ernst van het bewezen verklaarde, gecombineerd met zijn laakbare proceshouding, maakt dat het hof van oordeel is dat een hogere gevangenisstraf aangewezen is. Het hof is tot de slotsom gekomen dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof onvoldoende aanknopingspunten om aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht te verbinden.
Beslag
Het hof zal ten aanzien van de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen overeenkomstig het vonnis van de eerste rechter beslissen.
De in beslag genomen jerrycan en slangen zijn immers voorwerpen met behulp waarvan het in de zaak met parketnummer 02/7002212-13 onder 1 bewezen verklaarde is begaan; dat geldt ook voor het in beslag genomen mes, dat bovendien van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Daarom zal verbeurdverklaring van de jerrycan en de slangen volgen en zal het mes worden onttrokken aan het verkeer.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Breda van 27 september 2011 onder parketnummer 12/733110-11 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, wordt toegewezen. Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat - nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt - de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf dient te worden gelast.
Vordering van de benadeelde partij [A]
De benadeelde partij [A] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 578,53 te vermeerderen met de wettelijke rente. Bij vonnis waarvan beroep is de vordering volledig toegewezen. De vordering duurt dan ook van rechtswege voort in hoger beroep.
De vordering van de benadeelde partij valt uiteen in een bedrag van € 78,53 aan materiële schade en een bedrag van € 500,-- aan immateriële schade. De verdachte heeft alleen de mede aan de immateriële schade ten grondslag liggende poging om messteken toe te brengen, betwist. Uit de bewijsmiddelen blijkt evenwel dat de verdachte die poging wel degelijk heeft ondernomen. Het hof concludeert dan ook, evenals de rechtbank en de advocaat-generaal, dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 02/7002212-13 onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden ter hoogte van het in hoofdsom gevorderde bedrag vermeerderd met de eveneens gevorderde wettelijke rente.
Met betrekking tot die wettelijke rente overweegt het hof dat de materiële schade voor een deel is ingetreden op de dag waarop het delict is gepleegd (namelijk voor zover het de gestolen diesel betreft) en voor een ander deel op latere, onbekend gebleven, momenten (namelijk voor zover het de reiskosten betreft). Dat is voor het hof aanleiding om de wettelijke rente voor wat betreft de benzinekosten - een bedrag van € 33,73 - te laten ingaan op 23 juni 2013 en voor wat betreft de overige materiële kosten - een bedrag van € 44,80 - op de datum waarop de vordering is ingediend, te weten op 27 september 2013. De immateriële schade wordt, zoals gebruikelijk, geacht te zijn geleden op de datum waarop het delict (in civielrechtelijke zin: de onrechtmatige daad) is gepleegd, aldus op 23 juni 2013. Resumerend: voor een deel groot € 533,73 zal de wettelijke rente ingaan op 23 juni 2013 en voor het resterende deel groot € 44,80 op 27 september 2013.
Een en ander laat onverlet dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof ziet aanleiding tevens een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Het hof zal de proceskosten van de benadeelde partij ten laste brengen van de verdachte, maar deze moeten tot op heden op nihil worden gesteld.
Vorderingen van de benadeelde partijen [B] en [C]
De benadeelde partij [B] heeft namens [een school] in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 152,90. De benadeelde partij [C] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 157,82. Bij vonnis waarvan beroep zijn beide vorderingen volledig toegewezen, zodat ze in hoger beroep van rechtswege voortduren.
Echter, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, kunnen de benadeelde partijen niet worden ontvangen in hun vorderingen tot schadevergoeding.
Het hof zal de benadeelde partijen veroordelen in de proceskosten van de verdachte voor zover die betrekking hebben op de vorderingen van de benadeelde partijen. Door of namens de verdachte is echter niet naar voren gebracht dat zulke kosten zijn gemaakt, zodat die kosten dienen te worden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9a, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 36c, 36f, 45, 55, 57, 285, 302, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 27 en 54 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02/688184-13 onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair, 4 primair, 4 subsidiair, 5 primair, 5 subsidiair en 6 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 12/715374-12 onder 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair, 3 meer subsidiair, 4 primair, 4 subsidiair en 4 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02/700212-13 onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 02/688309-13 en het in de zaak met parketnummer 12/715374-12 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dat als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 02/700212-13 onder 3 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Veroordeelt de verdachte voor de overige bewezen verklaarde feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten
een jerrycan en twee slangen van ongeveer 150 cm.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een mes met bijbehorende houder van het merk Buck Nighthawk.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Breda van 27 september 2011, parketnummer 12/733110-11, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [A] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02/700212-13 onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 578,53 (vijfhonderdachtenzeventig euro en drieënvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente - over een gedeelte groot € 533,73 vanaf 23 juni 2013 en over een gedeelte groot € 44,80 vanaf 27 september 2013, telkens tot en met de dag der voldoening -, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [A], een bedrag te betalen van
€ 578,53 (vijfhonderdachtenzeventig euro en drieënvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente - over een gedeelte groot € 533,73 vanaf 23 juni 2013 en over een gedeelte groot € 44,80 vanaf 27 september 2013, telkens tot en met de dag der voldoening -, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [C] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte kosten voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij, begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij [B] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte kosten voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij, begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter,
mr. P.T. Gründemann en mr. N.J.L.M. Tuijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh, griffier,
en op 27 januari 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Op de schriftelijke vordering is abusievelijk feit 1 primair vermeld, maar blijkens het requisitoir is duidelijk dat de advocaat-generaal feit 2 heeft bedoeld.
2.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s houdende onder meer ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, opgenomen in het doorgenummerde onderzoeksdossier van de Regiopolitie Zeeland, District Oosterscheldebekken, Wijkteam Goes Centrum/West, Registratienummer PL195A/2013041137.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juni 2013, pagina 66 en 67.
4.Proces-verbaal verhoor aangever d.d. 23 juni 2013, pagina 69 t/m 72.
5.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 23 juni 2013, pagina 80 en 81.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2013, pagina 88 t/m 90
7.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 2015.
8.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s houdende onder meer ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, opgenomen in het doorgenummerde onderzoeksdossier van de Regiopolitie Zeeland, District Oosterscheldebekken, Wijkteam Goes Centrum/West, Registratienummer PL195A/2013041137.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2013, pagina 88 en 89.
10.Proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 24 juni 2013, pagina 95.
11.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 2015.
12.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s houdende onder meer ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, opgenomen in het doorgenummerde onderzoeksdossier van de Regiopolitie Zeeland, District Oosterscheldebekken, Registratienummer PL1950/2013015290.
13.Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2013, pagina 5 en 6.
14.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 10 maart 2013, pagina 10 en 11.
15.Proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 27 maart 2013, pagina 23 t/m 25.
16.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 28 maart 2013, pagina 32 en 33.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 27 maart 2013, pagina 15 en 16.
18.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 2015.
19.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s houdende onder meer ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal van de Regiopolitie Zeeland, opgenomen in het doorgenummerde onderzoeksdossier van de Regiopolitie Zeeland, District Oosterscheldebekken, Registratienummer PL1950/2012065682.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2012, pagina 11 en 12.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 augustus 2012, pagina 43 en 44.
22.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 augustus 2012, pagina 40 en 41.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2012, met proces-verbaalnummer PL1955/2012065682-42, niet in voormeld politiedossier opgenomen, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 7], hoofdagent van de Regiopolitie Zeeland.
24.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 2015.