ECLI:NL:GHSHE:2015:1893

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 mei 2015
Publicatiedatum
26 mei 2015
Zaaknummer
HD 200.150.818_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opeisbaarheid van vorderingen en tegenvorderingen in het civiele recht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vennootschap onder firma tegen Altius Horses BV. De vennootschap, die een hippisch centrum exploiteert, heeft facturen gestuurd aan Altius Horses voor kosten met betrekking tot de stalling en verzorging van paarden. De vennootschap vordert betaling van openstaande declaraties, maar Altius Horses betwist de opeisbaarheid van deze vorderingen op basis van een mondelinge afspraak dat betalingen pas plaatsvinden na verkoop van de paarden. De kantonrechter heeft de vorderingen van de vennootschap afgewezen, omdat deze afspraak niet was weersproken door de vennootschap. In hoger beroep hebben de appellanten vier grieven aangevoerd en betwisten zij het bestaan van de mondelinge afspraak. Het hof oordeelt dat Altius Horses de bewijslast heeft om deze afspraak aan te tonen, nu de appellanten deze gemotiveerd betwisten. Het hof laat Altius Horses toe om bewijs te leveren van de afspraak en houdt verdere beslissingen aan. De zaak wordt verwezen naar een rol voor het opgeven van getuigen en verhinderdata. Het hof heeft de zaak op 26 mei 2015 behandeld en de uitspraak is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.150.818/01
arrest van 26 mei 2015
in de zaak van

1.de vennootschap onder firma [vennootschap],gevestigd te [vestigingsplaats 1],

2.
[vennote], vennote van appellant sub 1,wonende te [vestigingsplaats 1],
3.
[vennoot], vennoot van appellant sub 1,wonende te [vestigingsplaats 1],
appellanten,
hierna gezamenlijk aan te duiden als [appellanten],
advocaat: aanvankelijk mr. S. van Megen te Groesbeek, thans mr. H.J.M. Smelt te Eindhoven,
tegen
Altius Horses BV,
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Altius Horses,
advocaat: mr. H.A.M.J. Loeffen te Geldrop,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 3 maart 2015 in het hoger beroep van het door de kantonrechter te Eindhoven van de rechtbank Oost-Brabant onder zaaknummer 2293074 \ CV EXPL 13-11297 gewezen vonnis van 10 april 2014.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 3 maart 2015 waarbij het hof na een verzoek om pleidooi een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 april 2015, bij welke gelegenheid mr. Van Megen het woord heeft gevoerd overeenkomstig een overgelegde pleitnota en door [appellanten]. de bij brief van 13 april 2015 (aan het hof en de wederpartij) toegezonden producties 12 t/m 18 in het geding zijn gebracht;
Het hof heeft in overleg met partijen een datum voor arrest bepaald. Het hof doet bij vervroeging recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

7.De beoordeling

7.1.
In dit hoger beroep kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
7.1.1.
[vennootschap] exploiteert een hippisch centrum en biedt tevens gelegenheid tot het opfokken en het weiden van paarden.
7.1.2.
[vennootschap] heeft facturen aan Altius Horses verzonden ter zake van kosten voor stalling, opfok en (medische) verzorging van verschillende door Altius Horses bij haar gestalde paarden.
7.2.1.
[appellanten]. vordert -na vermeerdering van eis bij memorie van grieven- het beroepen vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- Altius Horses te veroordelen tot betaling van de openstaande declaraties ad € 23.457,74 (hoofdsom), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de 9de dag na elke factuurdatum, althans een door het hof in goede justitie te bepalen ingangsdatum;
- Altius Horse te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 1.009,58, althans een door het hof in goede justitie vast te stellen bedrag,
- met veroordeling van Altius Horses in de kosten in beide instanties, te vermeerderen met de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf de 14de dag van het te wijzen arrest.
7.2.2.
In het beroepen vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellanten]. afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe, kort gezegd, overwogen dat Altius Horses heeft gesteld dat tussen partijen een mondelinge afspraak bestaat inhoudende dat betalingen steeds pas plaatsvinden als verkopen hebben plaatsgevonden. Die afspraak zou al jaren bestaan en al jaren zo worden uitgevoerd. [appellanten]. heeft het bestaan van die afspraak en de uitvoering daarvan niet weersproken. Gelet op die afspraak is niet gebleken dat de vordering opeisbaar is, aldus de kantonrechter.
7.3.
[appellanten]. hebben in hoger beroep 4 grieven aangevoerd. Altius Horses voert verweer.
7.4.
Met grief 1 komen [appellanten]. op tegen de hiervoor onder 7.2.2. vermelde overweging en de daarop gebaseerde beslissing. Zij betwisten dat tussen partijen een mondelinge afspraak bestaat dat Altius Horses pas betalingen aan [vennootschap] hoeft te verrichten als verkopen door Altius Horses hebben plaatsgevonden. [appellanten]. verwijzen naar e-mails van 26 april en 19 mei 2013 waarin zij schriftelijk bevestigen dat Altius Horses haar toezeggingen tot betaling niet is nagekomen (prod. 5 inl. dagv). Voorts betwisten [appellanten] dat het tot de gewone gang van zaken behoorde dat Altius Horses pas na verkopen haar facturen zou hoeven te betalen. Partijen doen pas zaken met elkaar sinds 2011 en in het eerste jaar heeft Altius Horses facturen gewoon direct voldaan, aldus [appellanten]
7.5.
Het hof overweegt als volgt.
Altius Horses heeft niet betwist dat zij – volgens haar vanaf 2009 maar volgens HC vanaf 2011 – verschillende paarden bij [vennootschap] heeft gestald. (Uit hetgeen hierna wordt overwogen blijkt dat Altius Horses de facturen van [vennootschap] in beginsel dient te voldoen.)Maar volgens Altius Horses hebben partijen daarbij mondeling afgesproken dat Altius Horses de facturen van [vennootschap] pas hoeft te betalen na verkopen van paarden. Dit is een zelfstandig verweer en de stelplicht en bewijslast daarvan rust op Altius Horses. Nu [appellanten]. het bestaan van deze afspraak in hoger beroep gemotiveerd betwisten, dient Altius Horses deze afspraak te bewijzen. Dat [vennootschap] enige tijd heeft gewacht voordat zij overging tot sommatie of incassering van de vordering is, zonder nader bewijs onvoldoende voor het aannemen van het bestaan van die afspraak. De stelling van Altius Horses dat vanaf het begin uitvoering is gegeven aan die afspraak is gemotiveerd betwist. Daarnaast heeft te gelden dat ook het enkele feit dat Altius Horses facturen niet direct betaalde op zichzelf geen afdoende bewijs vormt voor het bestaan van een betalingsafspraak als door Altius Horse is gesteld, ook niet in samenhang met hetgeen hiervoor werd overwogen.
Nu Altius Horses bewijs aanbiedt van het bestaan van deze afspraak zal het hof haar toelaten tot bewijslevering.
7.6.
Alvorens daartoe over te gaan, zal het hof echter eerst bezien of andere door Altius Horses in eerste aanleg of in hoger beroep gevoerde verweren slagen.
7.7.
In eerste aanleg heeft Altius Horses aangevoerd dat zij ten onrechte is gedagvaard, omdat de paarden waarop de facturen van [vennootschap] betrekking hebben eigendom zijn van de [echtgenoot directrice Altius Horses] en niet van Altius Horses (directeur van Altius Horses is [directrice Altius Horses]) en omdat steeds zaken is gedaan met de [echtgenoot directrice Altius Horses] (cvd). De kantonrechter heeft dit verweer verworpen. Hij heeft daartoe overwogen dat Altius Horses niet heeft weersproken dat zij de opdracht aan [vennootschap] heeft verstrekt.
7.8.
Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter dat dit verweer niet opgaat en overweegt daartoe het volgende.
Het antwoord op de vraag of Altius Horses jegens [vennootschap] bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam is opgetreden en de overeenkomst dus op eigen naam heeft gesloten, dan wel namens de [echtgenoot directrice Altius Horses], hangt af van hetgeen Altius Horses (en eventueel de [echtgenoot directrice Altius Horses]) en [vennootschap] daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en hebben mogen afleiden. [appellanten]. hebben in eerste aanleg gesteld dat Altius Horses in oktober 2012 de opdracht heeft verstrekt om de paarden bij [vennootschap] onder te brengen en ze te verzorgen. Altius Horses heeft dat niet gemotiveerd weersproken. Voorts hebben [appellanten]. onweersproken aangevoerd dat facturen in verband met deze overeenkomst zijn gericht aan en betaald door Altius Horses en dat ook de correspondentie over het wel en wee van de paarden en de betalingsregeling met Altius Horses werd gevoerd.
In het licht van die gedragingen neemt de enkele verklaring van Altius Horses dat de [echtgenoot directrice Altius Horses] eigenaar van de paarden is, niet weg dat Altius als contractspartij heeft te gelden en is het verweer van Altius Horses, inhoudende dat zij geen contractspartij is, onvoldoende gemotiveerd. Het verweer dat ten onrechte Altius Horses is gedagvaard wordt derhalve verworpen.
7.9.
Altius Horses heeft voorts betwist de (volledige) hoofdsom verschuldigd te zijn. Dit verweer wordt verworpen. [appellanten]. hebben bij memorie van grieven alle facturen waarvan betaling wordt gevorderd in het geding gebracht. Het had op de weg van Altius Horses gelegen om gemotiveerd aan te geven welke facturen (en zo ja tot welk bedrag) worden betwist. Nu Altius Horses dit heeft nagelaten, is haar verweer onvoldoende gemotiveerd en gaat het hof uit van de door [appellanten]. gevorderde restant hoofdsom van € 23.457,74.
7.10.
Altius Horses voert ten slotte aan dat zij een tegenvordering heeft op [vennootschap]. Zij voert daartoe aan dat een bij [vennootschap] gestald paard is overleden omdat [vennootschap] niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. Altius Horses heeft [vennootschap] aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van dat overlijden. Altius Horses wenst haar betalingsverplichting op te schorten en te verrekenen met een beroep op haar eis tot schadevergoeding.
7.11.
[appellanten]. bewisten dat sprake is geweest van wanprestatie door [vennootschap]. Zij voeren voorts aan dat de aansprakelijkstelling is doorgeleid aan de verzekering van [vennootschap] en dat de verzekering Altius Horses heeft aangeschreven met een verzoek om nadere informatie.
7.12.
Het hof overweegt als volgt. De rechter kan een vordering ondanks een beroep op verrekening toewijzen indien het verweer inhoudende dat sprake is van een tegenvordering niet op eenvoudige wijze is vast te stellen.
Indien een partij haar betalingsverplichting wenst op te schorten en te verrekenen met een beroep op een tegenvordering (eis tot schadevergoeding) is voorts vereist dat het bestaan van die tegenvordering voorshands aannemelijk is en dat die tegenvordering een beroep op opschorting rechtvaardigt.
Aan de eisen voor een geslaagd beroep op opschorting in afwachting van verrekening of een beroep op verrekening is niet voldaan. Tot nu toe is enkel sprake van een nauwelijks onderbouwde - en door [vennootschap] betwiste - stelling van Altius Horses dat [vennootschap] haar zorgverplichting niet is nagekomen. Het hof ziet derhalve geen aanleiding om het beroep op opschorting en/of verrekening te honoreren.
7.13.
Nu de overige weren van Altius Horses worden verworpen, zal het hof Altius Horses belasten met het bewijs van haar stelling dat zij met [vennootschap] heeft afgesproken dat zij de facturen pas hoeft te betalen zodra er inkomsten zijn gegenereerd naar aanleiding van de verkopen van paarden (slotzin punt 18 mva). Altius Horses dient aan te geven of zij bewijs wenst te leveren en op welke wijze. Indien zij bewijs wenst te leveren door het horen van getuigen, dient zij tevens de verhinderdata van partijen en getuigen en advocaten in september en oktober 2015 op te geven.
7.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

8.De uitspraak

Het hof:
laat Altius Horses toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat Altius Horses en [vennootschap] hebben afgesproken dat Altius Horses pas facturen van [vennootschap] hoeft te betalen nadat inkomsten zijn gegenereerd naar aanleiding van de verkoop van paarden van Altius Horses;
bepaalt, voor het geval Altius Horses bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. P.P.M. Rousseau als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 9 juni 2015 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de maanden september en oktober 2015;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van Altius Horses tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, H.A.W. Vermeulen en P.P.M. Rousseau en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 mei 2015.
griffier rolraadsheer