In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vennootschap onder firma tegen Altius Horses BV. De vennootschap, die een hippisch centrum exploiteert, heeft facturen gestuurd aan Altius Horses voor kosten met betrekking tot de stalling en verzorging van paarden. De vennootschap vordert betaling van openstaande declaraties, maar Altius Horses betwist de opeisbaarheid van deze vorderingen op basis van een mondelinge afspraak dat betalingen pas plaatsvinden na verkoop van de paarden. De kantonrechter heeft de vorderingen van de vennootschap afgewezen, omdat deze afspraak niet was weersproken door de vennootschap. In hoger beroep hebben de appellanten vier grieven aangevoerd en betwisten zij het bestaan van de mondelinge afspraak. Het hof oordeelt dat Altius Horses de bewijslast heeft om deze afspraak aan te tonen, nu de appellanten deze gemotiveerd betwisten. Het hof laat Altius Horses toe om bewijs te leveren van de afspraak en houdt verdere beslissingen aan. De zaak wordt verwezen naar een rol voor het opgeven van getuigen en verhinderdata. Het hof heeft de zaak op 26 mei 2015 behandeld en de uitspraak is openbaar uitgesproken.