ECLI:NL:GHSHE:2015:1850

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
F 200.157.578-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontslag bewindvoerder en benoeming opvolgend bewindvoerder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij een bewind is ingesteld over zijn goederen en Bureau Inkomens Beheer B.V. (BIB) als bewindvoerder is benoemd. [appellant] verzoekt in hoger beroep om het ontslag van BIB en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 april 2015, maar zowel [appellant] als zijn advocaat, mr. G.A.J.M. Niederer, zijn niet verschenen. Mr. Niederer had op de ochtend van de zitting verzocht om aanhouding, maar dit verzoek werd afgewezen door het hof, omdat er geen duidelijke redenen voor de verhindering waren gegeven. Het hof heeft de zaak vervolgens op stukken afgedaan.

In de beoordeling stelt het hof vast dat de kantonrechter eerder had besloten om het verzoek van [appellant] tot ontslag van BIB af te wijzen. [appellant] kan zich niet verenigen met deze beslissing en stelt dat hij inmiddels financiële reserves heeft opgebouwd en dat de communicatie met BIB problematisch is. Het hof overweegt dat er geen gewichtige redenen zijn aangevoerd voor het ontslag van de bewindvoerder. De afwijzing van de aanvragen voor meer leefgeld door BIB wordt niet als een gewichtige reden beschouwd. Het hof concludeert dat de huidige bewindvoerder zijn taken naar behoren vervult en bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter. Het hof gaat ervan uit dat [appellant] en BIB in onderling overleg tot een redelijke oplossing zullen komen over de hoogte van het leefgeld en de aan te houden reserves.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 21 mei 2015
Zaaknummer: F 200.157.578/01
Zaaknummer eerste aanleg: 3060998 BM VERZ 14-2235
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat ten tijde van het ingestelde hoger beroep: mr. G.A.J.M. Niederer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
-
Bureau Inkomens Beheer B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats],
bewindvoerder van [appellant],
hierna te noemen: BIB.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, Team toezicht, zittingsplaats Maastricht, van 10 juli 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 oktober 2014, heeft [appellant] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog over te gaan tot ontslag van de huidige bewindvoerder, zulks onder gelijktijdige benoeming van een opvolgend bewindvoerder.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
Uit het griffiedossier blijkt dat zowel [appellant] (per postadres van mr. Niederer) als BIB behoorlijk zijn opgeroepen voor de zitting. Bij de mondelinge behandeling, die heeft plaatsgevonden op 14 april 2015, is evenwel niemand verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het faxbericht van 14 april 2015 van mr. Niederer;
  • het V-formulier van 15 april 2015 van mr. Niederer.
2.5.
Het hof constateert dat mr. Niederer op de ochtend van de mondelinge behandeling in hoger beroep (op 14 april 2015) heeft verzocht om de zitting voor onbepaalde tijd aan te houden en te zijner tijd een nieuwe zittingsdatum en tijdstip vast te stellen, omdat [appellant] en de beoogde opvolgende bewindvoerder waren verhinderd.
Vooropgesteld zij dat in geval van indiening van een dergelijk verzoek op de dag van de zitting van mr. Niederer verwacht mocht worden dat hij zijn verzoek met duidelijke redenen zou hebben omkleed, met vermelding van de klemmende omstandigheden op grond waarvan dit verzoek eerst in een zo laat stadium kon worden gedaan. Nu in de faxbrief geen reden voor de verhindering van [appellant] is gegeven en niet duidelijk is waarom het aanhoudingsverzoek in een dergelijk laat stadium is gedaan en mr. Niederer voorts niet heeft bericht zelf verhinderd te zijn, heeft het hof het verzoek van mr. Niederer afgewezen.
Ten aanzien van het door mr. Niederer gestelde belang van de aanwezigheid ter zitting van de beoogde opvolgende bewindvoerder (het hof begrijpt uit de stukken dat hiermee de heer [opvolgend bewindvoerder] wordt bedoeld), geldt dat de heer [opvolgend bewindvoerder] in deze procedure geen partij is. Zijn aanwezigheid ter zitting was niet vereist en hij is dan ook niet als belanghebbende opgeroepen om ter zitting te verschijnen, zodat zijn verhindering geen aanleiding kon zijn de mondelinge behandeling aan te houden.
De griffier van het hof heeft mr. Niederer in de ochtend van 14 april 2015 telefonisch medegedeeld dat zijn verzoek om aanhouding is afgewezen en de mondelinge behandeling in hoger beroep, die om 14.00 uur was gepland, doorgang zou vinden, waarop mr. Niederer heeft aangegeven dat hij ‘nog wel zou zien’ of hij ter zitting zou verschijnen. Van mr. Niederer is hierna geen bericht van verhindering meer ontvangen, zodat het hof bij afwezigheid van [appellant] en mr. Niederer ter zitting heeft besloten de zaak op stukken af te doen.
Het feit dat mr. Niederer vervolgens één dag later, op 15 april 2015, het hof heeft bericht dat hij zich onttrekt als advocaat van [appellant], is voor het hof geen aanleiding om tot een andere beslissing te komen.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter heeft bij beschikking van 15 november 2010 een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [appellant] met benoeming van BIB tot bewindvoerder.
3.2.
De rechthebbende heeft de kantonrechter op grond van (naar het hof begrijpt:) artikel 1:448 BW verzocht, kort gezegd, over te gaan tot benoeming van de heer [opvolgend bewindvoerder] tot bewindvoerder onder gelijktijdig ontslag van BIB.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen.
3.3.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. In zijn beroepschrift stelt hij, kort samengevat, dat er tijde van het instellen van het bewind in 2010 sprake was van een schuldenlast, maar dat [appellant] inmiddels voor een bedrag van € 3.000,= aan reserves heeft opgebouwd. Het inkomen van [appellant] bestaat uit een WAJONG-uitkering. Aan leefgeld ontvangt hij € 60,= per week. [appellant] geeft aan dat het bewind puur financieel gezien correct verloopt, maar dat hij graag zijn leefgeld wil verhogen, hetgeen BIB niet toestaat. [appellant] is niet van plan om al zijn reserves op te souperen, maar gezien het feit dat hij alleenstaand is en niemand hoeft te onderhouden, bestaat er zijns inziens voldoende ruimte om het leefgeld te verhogen. Daarmee wordt ook voorkomen dat [appellant] telkenmale om extra geld moet vragen.
Voorts stelt [appellant] dat de communicatie tussen hem en BIB problematisch verloopt.
De contacten verlopen zakelijk, terwijl [appellant] heeft aangegeven behoefte te hebben aan een meer persoonlijke benadering. De heer [opvolgend bewindvoerder], beoogd opvolgende bewindvoerder, heeft uitdrukkelijk aangegeven in zijn taakuitoefening ook aan de persoonlijke aspecten aandacht te geven.
Het hof overweegt als volgt.
3.4.1.
De vraag die dient te worden beantwoord is of het gerechtvaardigd is dat de huidige bewindvoerder van zijn taken wordt ontslagen.
Artikel 1:448 lid 2 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat aan de bewindvoerder ontslag wordt verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden. Nu gesteld noch gebleken is dat sprake is van de eerst- of laatstgenoemde ontslaggrond, begrijpt het hof dat [appellant] beoordeeld wil zien of er gewichtige redenen zijn voor ontslag van de bewindvoerder.
3.4.2.
Het hof is van oordeel dat [appellant] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd om zijn stelling te onderbouwen dat er sprake is van gewichtige redenen die ontslag van de bewindvoerder kunnen rechtvaardigen.
Het feit dat de aanvragen van [appellant] om meer leefgeld door de bewindvoerder zijn afgewezen, kan op zich niet worden beschouwd als een zodanige gewichtige reden.
Gesteld noch gebleken is dat de bewindvoerder zijn taken niet naar behoren heeft vervuld, integendeel, [appellant] erkent dat het bewind correct verloopt.
De wens van [appellant] om een meer persoonlijke benadering door de bewindvoerder, is naar het oordeel van het hof evenmin een gewichtige reden als hiervoor bedoeld, nu de aard van een onderbewindstelling in beginsel een zakelijke benadering met zich brengt.
3.4.3.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet is gebleken van gewichtige redenen voor ontslag, hetgeen leidt tot bekrachtiging van de bestreden beschikking.
3.4.4.
Tot slot gaat het hof ervan uit dat [appellant] en zijn huidige bewindvoerder in onderling overleg tot een redelijke oplossing zullen komen over de hoogte van het door [appellant] te ontvangen leefgeld en de, gezien de feiten en omstandigheden van het geval, in redelijkheid aan te houden reserves.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. Bijleveld-van der Slikke, H. van Winkel en H.M.A.W. Erven en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2015.