In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie die de man moet betalen voor zijn twee minderjarige kinderen, geboren uit een eerdere relatie. De man, die in eerste aanleg door de rechtbank Zeeland-West-Brabant was verplicht om een bijdrage van € 150 per kind per maand te betalen, heeft in hoger beroep verzocht deze alimentatie met terugwerkende kracht op nihil te stellen. Dit verzoek is gedaan op basis van zijn faillissement dat op 21 februari 2012 is uitgesproken en dat op 7 oktober 2013 is geëindigd. De man heeft aangevoerd dat hij gedurende zijn faillissement geen draagkracht had om alimentatie te betalen. Het hof heeft vastgesteld dat de man in de periode van zijn faillissement inderdaad niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen, en heeft de kinderalimentatie voor deze periode op nihil gesteld.
Daarnaast heeft de man gesteld dat hij na het beëindigen van zijn faillissement, tot 1 oktober 2014, ook geen inkomsten heeft kunnen genereren door een burn-out. Het hof heeft deze claim erkend en vastgesteld dat de man in deze periode ook niet in staat was om alimentatie te betalen. De man heeft verklaard dat hij sinds 1 oktober 2014 weer arbeidsgeschikt is, maar dat hij tot op heden geen werk heeft kunnen vinden. Het hof heeft geconcludeerd dat de man, ondanks zijn inspanningen, ook na zijn arbeidsongeschiktheid niet over voldoende middelen beschikt om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en de kinderalimentatie met ingang van 21 februari 2012 op nihil gesteld, met de bepaling dat de vrouw niet gehouden is tot terugbetaling van eerder betaalde bedragen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 mei 2015.