Parketnummer : 20-000813-14
Uitspraak : 12 mei 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 12 maart 2014 in de strafzaak met parketnummer 02-800632-12 tegen de verdachte:
[naam van de verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [een datum in het jaar] 1964,
wonende te [woonplaats], [adres].
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van - kort gezegd -
(feit 1) het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van [A] toen zij nog niet de leeftijd van twaalf jaar had bereikt,
(feit 2) het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van [A] toen zij wel de leeftijd van twaalf jaar, maar nog niet die van zestien jaar had bereikt,
(feit 3) het vervaardigen van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij [A] is betrokken toen zij nog niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt,
(feit 4) het in bezit hebben van ruim 80 foto’s en een film terwijl daarop seksuele gedragingen zichtbaar zijn waarbij een persoon betrokken is die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft voorts beslissingen genomen op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [A] en over de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte, zijn raadsman en de benadeelde partij naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en - opnieuw rechtdoende - het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, oplegging van de daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel en een beslissing over de in beslag genomen voorwerpen, telkens overeenkomstig de beslissingen van de rechtbank.
De raadsman heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte en subsidiair dat de verdachte van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. In meer subsidiaire zin heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, aangezien het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2002 tot 18 september 2005 te Geertruidenberg, met [A] (geboren op [een datum in het jaar] 1993), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende hij, verdachte, (telkens) een of meer van zijn, verdachtes, vingers en/of zijn tong in de vagina van die [A] geduwd/gebracht en/of de vagina en/of de borsten van die [A] betast en/of gestreeld en/of gelikt;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 18 september 2005 tot 1 juli 2008 te Geertruidenberg en/of te Raamsdonksveer, althans in het arrondissement Breda, met [A] (geboren op [een datum in het jaar] 1993), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende hij, verdachte, een of meer van zijn, verdachtes, vingers en/of zijn tong in de vagina van die [A] geduwd/gebracht en/of de vagina en/of de borsten van die [A] betast en/of gestreeld en/of gelikt;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 10 mei 2007 te Geertruidenberg, in elk geval in Nederland, (telkens) een of meer afbeeldingen heeft vervaardigd van [A] (geboren op [een datum in het jaar] 1993), terwijl op die afbeelding(en) een seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) die [A] die (kennelijk) de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van die [A] (geboren op [een datum in het jaar] 1993), waarbij door het camerastandpunt en/of de pose nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden, (waarbij de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling);
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot 1 mei 2009 te Geertruidenberg en/of Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, althans in Nederland, één of meermalen (telkens) een of meer gegevensdrager(s) bevattende afbeeldingen, te weten ruim 80 foto's en/of een film, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en/of
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft primair een niet-ontvankelijkheidsverweer gevoerd. Volgens de raadsman is er namelijk op twee punten in strijd gehandeld met de indertijd geldende Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik, geregistreerd onder nummer 2010A026 (hierna te noemen: de Aanwijzing):
(i). de vervolgingsbeslissing is niet genomen binnen drie maanden na inschrijving van de zaak ten parkette;
(ii). de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (hierna te noemen: de LEBZ) is niet ingeschakeld, hoewel sprake is van een aangifte met aspecten van hervonden herinneringen en andere “red flags”, namelijk de beschuldiging van seksueel misbruik na een echtscheiding, de gebeurtenissen met de externe harde schijf waarop al dan niet naaktfoto’s hebben gestaan, de opmerking van de moeder van aangeefster dat aangeefster een behandeling onderging bij een therapeut gespecialiseerd in seksueel misbruik en de klaarblijkelijke aarzeling bij het openbaar ministerie om een vervolgingsbeslissing te nemen.
De raadsman stelt dat dit dermate ernstige vormverzuimen zijn dat daaraan als rechtsgevolg de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie moet worden verbonden. In dat verband heeft de raadsman verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad van 3 april 2012, NJ 2012/346.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ad (i). De vervolgingsbeslissing
Vooropgesteld wordt dat de raadsman en de rechtbank niet zijn uitgegaan van de tekst van de ten tijde van de aangifte geldende Aanwijzing met het nummer 2010A026, maar van de tekst van de daaraan in tijd voorafgaande Aanwijzing met het nummer 2008A031.
De geldende tekst luidt - voor zover in dit verband van belang - als volgt:
“Opsporing
[…]
Fase 1: Informatief gesprek
Gezien de complexiteit van zedenzaken wordt altijd een informatief gesprek gevoerd, tenzij dit vanwege een acute situatie niet mogelijk is. […]
Na het informatieve gesprek krijgt betrokkene in principe bedenktijd over het wel/niet doen van aangifte. […]
Fase 2: De aangifte
[…] Een […] aangifte […] is de start van een strafrechtelijk onderzoek.
Fase 3: Vervolg van het onderzoek
Er vindt regelmatig overleg plaats met een officier van justitie over het verloop van het onderzoek en de in te zetten bijzondere opsporingsbevoegdheden. Bij aanhouding buiten heterdaad dient de officier van justitie steeds af te wegen waar en wanneer tot aanhouding wordt overgegaan, met welke middelen en op welke wijze. Indien de politie verzoekt om toestemming voor aanhouding buiten heterdaad van de verdachte kan bedoelde toestemming slechts worden verleend nadat de officier van justitie kennis heeft genomen van de inhoud van de aangifte.
Overwogen dient te worden of kan worden volstaan met een uitnodiging aan de verdachte om aan het bureau te verschijnen. […]
Na de laatste onderzoekshandeling dient het proces-verbaal binnen 30 dagen aan het Openbaar Ministerie te worden toegezonden. […]
Vervolging
De officier van justitie is degene die een beslissing neemt omtrent de (verdere) vervolging. […]
Na binnenkomst van een proces-verbaal met betrekking tot seksueel misbruik beslist de officier van justitie binnen 60 dagen over de verdere vervolging.”
Uit de stukken valt niet exact op te maken wanneer het (eind)proces-verbaal met betrekking tot het seksueel misbruik van [A] ten parkette is binnengekomen, maar wel dat de officier van justitie daarna niet meer dan 60 dagen heeft gewacht met het nemen van de vervolgingsbeslissing. Integendeel, die beslissing moet al enkele dagen na binnenkomst van het proces-verbaal zijn genomen.
Uit de stukken blijkt het volgende:
- op 22 juni 2009 is met [A] een informatief gesprek gevoerd. Zij heeft vervolgens laten weten voorlopig geen aangifte te doen;
- op 31 januari 2011 heeft de moeder van [A] zij laten weten dat [A] aangifte wenste te doen;
- op 9 februari 2011 heeft met haar opnieuw een informatief gesprek plaatsgevonden;
- op 24 februari 2011 heeft zij aangifte tegen de verdachte gedaan;
- in de periode tussen juli en december 2011 heeft de moeder van [A], [B], diverse malen gebeld om te vragen naar de stand van zaken. Haar is daarop telkens medegedeeld dat het openbaar ministerie nog een beslissing moest nemen;
- op 17 april 2012 is de zaak in de zogenaamde “weegploeg” besproken. Vervolgens is toestemming gegeven voor een aanhouding buiten heterdaad van verdachte;
- in de maand juni 2012 heeft de moeder van [A] opnieuw naar de politie gebeld. Haar is toen op 20 juni 2012 verteld dat de zaak de week erop zou worden opgepakt;
- op 2 juli 2012 is de verdachte, naar aanleiding van een bevel van de officier van justitie, buiten heterdaad aangehouden. Hij is diezelfde dag in verzekering gesteld en tweemaal door de politie verhoord;
- op 5 juli 2012 heeft de officier van justitie ter zake van het thans onder 1 ten laste gelegde feit de inbewaringstelling gevorderd, op welke vordering voor het eerst het parketnummer van deze zaak is vermeld.
Het hof stelt vast dat deze gang van zaken past in het stramien van de Aanwijzing en het leidt daaruit af dat de mededeling aan de moeder van [A] dat het openbaar ministerie nog een beslissing moest nemen, niet ziet op de vervolgingsbeslissing, zoals door de raadsman is gesteld. De officier van justitie heeft immers ook andere beslissingen moeten nemen, zoals omtrent de vraag of en zo ja, met welke middelen en op welke wijze, de verdachte zou worden aangehouden. In het onderhavige geval moet het proces-verbaal tussen 2 juli en 5 juli 2012 op het parket van de officier van justitie zijn binnengekomen en heeft de officier van justitie in diezelfde periode, blijkens zijn bij de rechter-commissaris ingediende vordering tot inbewaringstelling van de verdachte, over de vervolging van verdachte beslist. Van een schending van de in de Aanwijzing bedoelde termijn is dan ook geenszins sprake.
Ad (ii). Het inschakelen van de LEBZ
De Aanwijzing schrijft dwingend voor dat de LEBZ dient te worden geconsulteerd indien een aangifte aspecten vertoont van hervonden herinneringen. Van een hervonden herinnering is sprake, zo wordt onder verwijzing naar een rapport van de Gezondheidsraad in Bijlage 3 bij de Aanwijzing verwoord,
“als iemand aangeeft dat hij in het verleden een ingrijpende gebeurtenis heeft meegemaakt met een belangrijke persoonlijke betekenis, dat hij zich dit enkele jaren in het geheel niet heeft kunnen herinneren, maar dat de herinnering daarna geheel of gedeeltelijk toegankelijk is geworden en (nu) door hem als authentiek en betrouwbaar wordt ervaren”.
Anders dan de raadsman is het hof met de officier van justitie, de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat er sprake is van aspecten van hervonden herinneringen als bedoeld in de zin van voornoemde Aanwijzing. Zo is niet gebleken dat:
- de herinneringen van aangeefster lange tijd afwezig zijn geweest;
- tijdens het intakegesprek op 22 juni 2009 in de kern andere verwijten zijn geuit dan die in de aangifte van 24 februari 2011 naar voren zijn gekomen;
- de psychologische behandeling van aangeefster voor 2008 een aanvang heeft genomen.
De door de raadsman benoemde “red flags” leiden niet tot een ander oordeel. Zo was er geen sprake van een beschuldiging van seksueel misbruik na een echtscheiding, zoals bedoeld in de Aanwijzing “
waarbij de ene ouder de andere beschuldigt en er problemen zijn in de omgangsregeling”. De beschuldiging van seksueel misbruik vond immers niet plaats na of tijdens de breuk tussen de moeder van [A] en de verdachte, maar was juist aanleiding voor die breuk, terwijl van problemen rondom een omgangsregeling geen sprake was. Voorts blijkt uit hetgeen hiervoor onder (i). is overwogen dat er naar het oordeel van het hof geen sprake is geweest van klaarblijkelijke aarzeling bij het openbaar ministerie om een vervolgingsbeslissing te nemen. Ten slotte vermag het hof in samenhang met het voorgaande niet in te zien in welke zin beweerdelijke gebeurtenissen met de externe harde schijf waarop al dan niet naaktfoto’s zouden hebben gestaan en de opmerking van de moeder van aangeefster dat aangeefster een behandeling onderging bij een therapeut gespecialiseerd in seksueel misbruik, tot een ander oordeel zouden dwingen.
Het hof stelt op grond van het vorenstaande vast dat niet in strijd met de Aanwijzing is gehandeld. Ook anderszins zijn het hof uit het onderzoek ter terechtzitting geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan zou moeten worden geconcludeerd dat het openbaar ministerie zijn vervolgingsrecht heeft verspeeld. Het openbaar ministerie kan derhalve worden ontvangen in de strafvervolging van de verdachte.
Het verweer van de raadsman met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Het hof acht - op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen en -overwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2002 tot 18 september 2005 te Geertruidenberg, met [A] (geboren op [een datum in het jaar] 1993), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende hij, verdachte, zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [A] geduwd/gebracht en de vagina en de borsten van die [A] betast en/of gestreeld;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 18 september 2005 tot 31 december 2007 te Geertruidenberg en te Raamsdonksveer met [A] (geboren op [een datum in het jaar] 1993), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende hij, verdachte, zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [A] geduwd/gebracht;
3.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2006 tot en met 31 maart 2007 te Geertruidenberg afbeeldingen heeft vervaardigd van [A] (geboren op [een datum in het jaar] 1993), terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij die [A] die de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van die [A] (geboren op [een datum in het jaar] 1993), waarbij door het camerastandpunt en/of de pose nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden, (waarbij de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling);
4.
hij in de periode van 1 december 2006 tot 1 mei 2009 te Geertruidenberg en/of Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, althans in Nederland, een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten foto’s en een film, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en/of
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen en -overwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Ieder bewijsmiddel wordt, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit of die bewezen verklaarde feiten waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.