Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/282534/KG ZA 14-516)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties;
3.De beoordeling
bij akte ingediend zouden worden door [Beheer] Beheer B.V., maar dit niet is gebeurd.” Hieraan voegde de advocaat van [appellant] onder meer toe dat de producties geen onderdeel uitmaken van het dossier (en dat hij ze niet heeft).
de dagvaarding van 25 augustus 2014 met 13 producties”, en in het beroepen vonnis zijn citaten opgenomen uit die producties. Hieruit blijkt dat de rechtbank wel beschikte over genoemde producties en dat deze deel uitmaakten van het procesdossier in eerste aanleg. Tegen deze constatering van de rechtbank is niet gegriefd, zodat het hof genoemde producties bij de beoordeling van het hoger beroep zal betrekken.
edateerd op 1 februari 2010, terwijl deze pas op 10 oktober 2010 is opgemaakt, om de schuldeisers van [appellant] te misleiden. [appellant] had eind 2010 geen schuld aan [geïntimeerde] en [geïntimeerde] heeft hem tot eigendomsoverdracht bewogen. De overeenkomsten zijn daarom door bedrog dan wel onder invloed van dwaling tot stand gekomen, aldus [appellant].
“(..) als reddende engel de spullen van [appellant] uit handen van diens schuldeisers houden. Met dat doel zijn de valse stukken opgesteld”, mvg nr. 6.14. Nu [appellant] op de hoogte was van het doel van de overeenkomsten kan hij zich er niet op beroepen dat deze (toch) niet zijn wil bevatten, als [geïntimeerde] vier jaar later de overeenkomsten wil uitvoeren. Dat sprake was van misbruik van omstandigheden, is onvoldoende gesteld en niet gebleken.
In het licht van de door partijen ondertekende akten en het voorshands vaststaande feit dat (ook) [geïntimeerde] ten tijde van die ondertekening een vordering op [appellant] had, heeft [appellant] voormeld betoog onvoldoende onderbouwd.