ECLI:NL:GHSHE:2015:1694
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- B.A. Meulenbroek
- M.G.W.M. Stienissen
- J.H.C. Schouten
- Rechtspraak.nl
Huur- en onderhoudsovereenkomst van print- en kopieerapparatuur met geschil over toepasselijkheid van algemene voorwaarden en opzegging
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een huur- en onderhoudsovereenkomst van print- en kopieerapparatuur tussen Groep B.V. en [naam onderneming] B.V. De zaak is ontstaan na een vonnis van de kantonrechter van 13 november 2013, waarin de kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd door de gedaagde partij. De appellant, Groep B.V., heeft in hoger beroep de toewijzing van de vorderingen van de geïntimeerde, [naam onderneming] B.V., bestreden. De kern van het geschil betreft de vraag of de algemene voorwaarden van de partijen van toepassing zijn en of de overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd.
De feiten zijn als volgt: Op 28 januari 2002 werd een huurovereenkomst gesloten tussen de rechtsvoorgangers van de partijen. In latere overeenkomsten zijn de algemene voorwaarden van beide partijen van toepassing verklaard. De geïntimeerde heeft gesteld dat de appellant als medehuurder of borgsteller verantwoordelijk is voor de betaling van onbetaald gebleven facturen. De appellant heeft dit betwist en aangevoerd dat zij geen partij is bij de overeenkomst.
Het hof heeft geoordeeld dat de huur- en onderhoudsovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd en dat de appellant mede verantwoordelijk is voor de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst. Het hof heeft de grieven van de appellant in het principaal appel gegrond verklaard en het vonnis van de kantonrechter vernietigd. De vorderingen van de geïntimeerde zijn afgewezen, en de geïntimeerde is veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag aan de appellant, vermeerderd met rente en kosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden en de gevolgen van opzegging van overeenkomsten. Het hof heeft de relevante bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 6:225 lid 3, in zijn overwegingen betrokken.