De vaststelling van de feiten in het eindvonnis van 17 oktober 2012 onder 2. is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt:
2.1.
[appellant] en drie andere families, te weten de families [belanghebbende 1], [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3], allen wonend aan [het adres] te [woonplaats], alsmede de Vereniging van Eigenaren [het adres], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna VvE), hebben tegen de heer [betrokkene] en een aantal andere partijen een procedure aangespannen bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw. Deze procedure heeft geleid tot – uiteindelijk – een arbitraal vonnis in hoger beroep van 13 juni 2008 waarbij [betrokkene] onder meer is veroordeeld tot betaling aan [appellant] van € 77.664,47.
2.2.
[betrokkene] heeft zich altijd op het standpunt gesteld dat de arbiters niet bevoegd waren jegens hem te oordelen. De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 14 januari 2009 alle (tussen)vonnissen van de Raad van Arbitrage vernietigd voor zover deze jegens [betrokkene] zijn gewezen vanwege deze onbevoegdheid. De rechtbank heeft de nevenvorderingen van [betrokkene] onder hoofdelijke veroordeling van [appellant], [belanghebbende 1], [belanghebbende 2] en de VvE toegewezen, waaronder vergoeding van de kosten van juridische bijstand in de arbitrageprocedure ad € 52.950,32.
2.3.
[appellant], [belanghebbende 2], [belanghebbende 3] en de VvE zijn met [betrokkene] tot een vaststellingsovereenkomst gekomen, waarbij zij onherroepelijk afstand hebben gedaan van het recht om bij het Gerechtshof te Amsterdam hoger beroep aan te tekenen tegen het vonnis van
14 januari 2009 en waarbij zij tegen finale kwijting, verleend door [betrokkene], zich – onder meer – verbonden hebben tot betaling van een bedrag van € 35.000,00 ter zake de vergoeding van juridische bijstand in de arbitrageprocedure.
2.4.
[belanghebbende 1] heeft bij dagvaarding van 8 april 2009 hoger beroep aangetekend tegen het vonnis van de rechtbank van 14 januari 2009. Het Hof heeft bij arrest van 15 juni 2010 het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover dit tussen [belanghebbende 1] en [betrokkene] is gewezen en voor zover [belanghebbende 1] is veroordeeld tot betaling. Het Hof heeft opnieuw recht gedaan en – onder meer – de vordering van € 52.950,32 aan kosten voor juridische bijstand in de arbitrageprocedure alsnog afgewezen.
2.5.
[appellant] heeft, stellend dat [geïntimeerde] de belangen van [appellant] onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd, op 11 mei 2009 [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor de schade die [appellant], als gevolg daarvan heeft geleden en nog zal lijden.
[geïntimeerde] heeft geweigerd enige aansprakelijkheid te erkennen waarop [appellant] de onderhavige procedure tegen hem heeft geëntameerd.