De rechtbank heeft in het eindvonnis van 12 september 2012 onder 2. een aantal feiten vastgesteld. Deze vaststelling luidt als volgt:
2.1.
RBL is een exploitant van reclamedragers.
2.2.
In het voorjaar van 2008 houdt de gemeente een openbare aanbesteding met als doel “te komen tot een overeenkomst voor het mogelijk plaatsen, beheren, onderhouden en exploiteren van abri’s en informatiepanelen en voor het plaatsen, beheren, onderhouden en exploiteren van billboards in de gemeente Stein” (Bestek aanbesteding 2m²- en 8m²- reclame van 25 april 2008, hierna: het bestek). Het is de bedoeling dat de te sluiten overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van tien jaar.
2.3.
Op deze aanbesteding schrijft RBL als hoogste in.
2.4.
Op 2 juli 2008 sluiten partijen de Overeenkomst abri’s, billboards en informatiepanelen (hierna: de overeenkomst), waarbij - samengevat - aan RBL het recht wordt gegeven binnen de gemeente zeven abri’s, vijftien informatiepanelen en vier billboards te exploiteren tegen een vergoeding van respectievelijk € 31.500, € 25.500 en € 8.000 exclusief BTW per jaar (artikel 2.1 jo artikel 3.1). De bedragen worden jaarlijks per 1 juli geïndexeerd (artikel 3.3). De jaarlijkse vergoeding dient in twee termijnen te worden voldaan (artikel 3.1 en 3.4). De betalingsverplichting ontstaat jaarlijks per 1 maart en 1 september ongeacht of daarvoor een factuur wordt verzonden. Op grond van artikel 3.5 is bij niet tijdige betaling rente verschuldigd.
2.5.
De Nota van Inlichtingen van 22 mei 2008 en de Inkoopvoorwaarden Leveringen & Diensten van de gemeente Stein maken deel uit van het bestek en de overeenkomst.
2.6.
RBL vangt per 1 september 2008 aan met de exploitatie van de abri’s en informatiepanelen en voldoet de eerste factuur voor de abri’s en informatiepanelen van 25 augustus 2008 ten bedrage van € 33.915. De facturen die de gemeente daarna periodiek aan RBL stuurt, betaalt RBL ondanks sommaties niet.
2.7.
Ten aanzien van de exacte plek voor de te plaatsen billboards op de locaties 1, 3 en 4 (zie bijlage 13 bij het bestek) bestaat tussen partijen geen verschil van mening.
2.8.
RBL wil het billboard op locatie 2 aan de [adres] te [plaats] in de middenberm plaatsen (zie bijlage 13 en bijlage 12, pagina 46 bij het bestek).
2.9.
Per brief van 19 februari 2009 concretiseert de gemeente de locatie een de [adres] nader en stelt zij plaatsing in de zijberm voor. Zij verzoekt RBL of RBL daarmee akkoord kan gaan.
2.10.
In haar brief van 12 juni 2009 refereert de gemeente aan haar brief van
19 februari 2009 en verzoekt zij RBL de vergunningsaanvragen in te dienen, waarbij zij opmerkt dat het plaatsen van een billboard in de middenberm van de [adres] niet wordt toegestaan.
2.11.
Naar aanleiding van de brief van RBL van 14 juli 2009, waarin RBL uitlegt waarom de middenberm wat haar betreft de gewenste plek is voor het te plaatsen billboard aan de [adres], laat de gemeente bij brief van 6 augustus 2009 weten dat zij “het door de gemeente ingenomen standpunt” nogmaals zal onderzoeken. Tevens vraagt de gemeente aan RBL een opgave te doen van soortgelijke locaties waar billboards in de middenberm zijn geplaatst.
2.12.
Per e-mailbericht van 11 augustus 2009 stuurt RBL foto’s van volgens haar soortgelijke locaties.
2.13.
Per brief van 3 december 2009 laat de gemeente aan RBL weten dat “het college heeft besloten dat voor de 4 vensterlocaties (inclusief de middenberm van de [adres] te [plaats]) een bouwvergunning aangevraagd dient te worden, een en ander zoals in de aanbestedingsstukken en exploitatieovereenkomst is opgenomen”.
2.14.
Op 14 januari 2010 vraagt RBL vier bouwvergunningen aan ten behoeve van de vier te plaatsen billboards.
2.15.
Bij brieven van 26 januari 2010 verzoekt de gemeente RBL om nadere stukken ten behoeve van de bouwaanvragen.
2.16.
Op 10 februari 2010 hebben partijen een bespreking over de nog door RBL aan te leveren stukken.
2.17.
Bij brief van 12 februari 2010 stuurt de gemeente aan RBL stukken die RBL voor de aanvraag van de bouwvergunning kan gebruiken.
2.18.
Vervolgens doet RBL per e-mailbericht van 19 februari 2010 aan de gemeente het voorstel de aanvaag nog niet verder uit te werken en in te dienen in verband met “de discussie over de voortgang van de overeenkomst inzake de betalingen van de afdracht”.
2.19.
In haar reactie van 25 februari 2010 wijst de gemeente erop dat RBL is gehouden de bouwaanvraag met de nodige voortvarendheid in te dienen en dat de nadelige gevolgen van het wachten met het indienen van de aanvragen voor rekening en risico van RBL komt.
2.20.
Op 2 maart 2010 stuurt de advocaat van RBL aan de advocaat van de gemeente een (confraternele) brief ten einde de overeenkomst van 2 juli 2008 buitengerechtelijk te ontbinden. Aan de buitengerechtelijke ontbinding ligt onder andere de brief van de gemeente van 3 december 2009 ten grondslag.
2.21.
Per brief van 15 november 2010 verzoekt de gemeente RBL nogmaals de nadere stukken ten behoeve van de bouwaanvragen aan te leveren.
2.22.
RBL levert de gevraagde stukken binnen de door de gemeente gestelde termijn niet aan en de gemeente laat vervolgens bij brief van 13 december 2010 weten de bouwaanvragen buiten behandeling te laten.