4.1.De rechtbank heeft in het bestreden vonnis van 18 juli 2012 in r.o. 3.2 feiten vastgesteld. Het hof zal van die niet bestreden feiten, voor zover van belang, uitgaan. Verder staan als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist nog enige feiten vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de vaststaande feiten.
a. Op 17 juli 2009 heeft de rechtbank Roermond voorlopige surseance van betaling verleend aan de besloten vennootschap [Beheer] Beheer B.V. (hierna: [Beheer] Beheer). Op 21 juli 2009 is de voorlopige surseance van betaling omgezet in faillissement, met aanstelling van mr. Brouns tot curator.
b. Op 22 juli 2009 en 6 augustus 2009 zijn negen van de tien Nederlandse dochtervennootschappen van [Beheer] Beheer in staat van faillissement verklaard.
c. Statutair bestuurder van [Beheer] Beheer was de heer [bestuurder] (hierna: [bestuurder]) en financieel directeur de heer [financieel directeur] (hierna: [financieel directeur]).
d. [geïntimeerde] is bestuurder/enig aandeelhouder van de besloten vennootschap Penta Group B.V., die op haar beurt bestuurder/enig aandeelhouder is van [Associates], een consultancykantoor op het gebied van business development en management consultancy.
e. Naar aanleiding van een gesprek met [bestuurder] op 21 augustus 2008, heeft [geïntimeerde] namens [Associates] op 27 augustus 2008 een voorstel aan [Beheer] Beheer toegestuurd voor het ‘
tijdelijk uitvoeren van enerzijds de functie van financieel directeur en anderzijds het optimaliseren van het administratieve proces.’
Onder het kopje ‘
2. Doelstelling en Reikwijdte’ staat op pagina 3 van de overeenkomst:
‘[Beheer] heeft gevraagd om het ERP systeem te her-implementeren met medewerkers van [Beheer] inclusief de taken en verantwoordelijkheden die daarbij horen. Daarnaast is het verzoek gedaan om het administratieve proces te optimaliseren.’De werkzaamheden zouden worden uitgevoerd door [geïntimeerde] en zijn kosten van € 150,00 per uur, hetgeen neer zou komen op € 1.200,00 excl. btw en reis- en verblijfkosten per dag, zouden op dagbasis worden doorberekend. Op basis van nacalculatie zouden de werkelijk bestede dagen in rekening worden gebracht. Dit voorstel is namens [Associates] getekend door [geïntimeerde] en namens [Beheer] Beheer door [bestuurder].
f. [geïntimeerde] heeft vanaf eind augustus 2008 werkzaamheden verricht voor het [Beheer] concern.
g. De activiteiten die het [Beheer] concern verrichtte bestonden uit het fabriceren van en handelen in industriële ventilatiesystemen en rook- en warmteafvoer en uit het ontwerpen van glazen dakconstructies. De ventilatieactiviteiten werden geëxploiteerd onder de naam [Beheer] S-Air B.V. en de glasactiviteiten onder de naam [Beheer] Glas. B.V. De Nederlandse vennootschappen waren, met uitzondering van [Beheer] Glas B.V., hoofdzakelijk complementair aan de ventilatieactiviteiten.
h. Als gevolg van de economische crisis liep de omzet in de ventilatieactiviteiten vanaf eind 2008 aanzienlijk terug, waardoor de liquiditeit onder druk kwam te staan. Eind 2008 heeft Rabobank [plaats] (hierna: de Rabobank) het [Beheer] concern een bedrag van € 500.000,00 aan extra financiering verstrekt. Binnen het [Beheer] concern is een tweetal reorganisaties doorgevoerd. Deze maatregelen waren echter onvoldoende om de terugloop van de omzet op te vangen.
i. Op 8 januari 2009 heeft [financieel directeur] zijn functie als financieel directeur neergelegd.
j. Op 16 februari 2009 heeft [bestuurder] namens [Beheer] Beheer melding betalingsonmacht gedaan bij de belastingdienst en op 16 maart 2009 heeft de belastingdienst bodembeslag gelegd op alle roerende zaken van alle vennootschappen van het [Beheer] concern voor een vordering van € 305.093,-. Herhaaldelijk is de Rabobank verzocht om extra financiering, maar de Rabobank is daartoe niet overgegaan.
k. Het dossier is in mei 2009 overgedragen aan mr. [vertegenwoordiger Rabobank] van de afdeling bijzonder beheer van de Rabobank, die een externe adviseur heeft ingeschakeld, de heer [financieel adviseur], om een bedrijfsanalyse te maken en om te beoordelen of het concern nog levensvatbaar was. De mogelijkheden waren, naast het aanvragen van het faillissement, het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord of het vinden van een nieuwe investeerder.
l. De notulen van de op 27 mei 2009 gehouden jaarvergadering van [Beheer] Beheer houden in, voor zover van belang:
“(…) 2. Financiële positie van de onderneming
[geïntimeerde]: De financiële positie van de onderneming staat onder grote druk. Enerzijds door het stringentere toezicht op de kredietlimieten en het feit dat vele kredietlimieten zijn teruggezet. Daarnaast vragen meer en meer leveranciers aanbetalingen dat weer ten laste gaat van de liquiditeit.
Huidige mogelijkheden:
Niets doen: Faillissement
Capital Investment: Verwateren van aandelen RMTD en Frapee(noot hof: beide aandeelhouders, zie respectievelijk nr. 48 memorie van grieven en productie 8 akte inbreng producties)
(…)
3.
Actuele orderpositie van de onderneming
[bestuurder]: De orderportefeuille is redelijk goed. Grote projecten compenseren momenteel de krimp van de reguliere orders (…)”
m. Omstreeks 2 juni 2009 heeft [Beheer] S-Air B.V. nadat F’Air Holland B.V. een verzoek tot faillietverklaring van [Beheer] S-Air B.V. had ingediend, € 38.282,78 aan F’Air Holland B.V. betaald (productie 23 bij conclusie van repliek in conventie), welk bedrag een deel van de vordering van F’Air Holland B.V. betrof.
n. Op 18 juni 2009 heeft de Rabobank het [Beheer] concern een laatste kans gegeven. De heer [voorm. medewerker Rabobank], voormalig medewerker van de Rabobank, is ingeschakeld om te onderzoeken of onderdelen van het [Beheer] concern nog levensvatbaar waren. Hij heeft gesproken met [bestuurder] en [geïntimeerde]. Hangende dit onderzoek heeft de Rabobank op 24 juni 2009 een extra financiering verstrekt van € 450.000,00 onder verkrijging van een pandrecht op de aandelen in [Beheer] Glas B.V. en [Beheer] S-Air B.V.
o. S-Air B.V. [bestuurder] en [geïntimeerde] hebben diverse gesprekken gevoerd met partijen over overname van (delen van) het [Beheer] concern. Uiteindelijk is niemand bereid gevonden een bod uit te brengen, waarna op 17 juli 2009 voorlopige surseance van betaling van [Beheer] Beheer is aangevraagd.
p. In de maanden voorafgaande aan de voorlopige surseance van betaling heeft [Associates] aan [Beheer] Beheer een aantal facturen toegestuurd voor de door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden. Het betreft de volgende facturen:
een factuur van 12 mei 2009 voor een bedrag van € 70.929,95 voor werkzaamheden in de periode 25 augustus 2008 t/m 26 december 2008;
een factuur van 3 juni 2009 voor een bedrag van € 84.217,01 voor werkzaamheden in de periode 29 december 2008 t/m 29 mei 2009;
een factuur van 6 juli 2009 voor een bedrag van € 26.381,35 voor werkzaamheden in de periode 1 juni 2009 t/m 3 juli 2009,
een factuur van 20 juli 2009 voor een bedrag van € 13.004,01 voor werkzaamheden in de periode 6 juli 2009 t/m 17 juli 2009.
Op de facturen staat vermeld ‘
Betaling binnen 15 dagen na factuurdatum.’
q. De facturen zijn door middel van de volgende deelbetalingen gedeeltelijk voldaan:
op 11 juni 2009: € 25.000,00;
op 12 juni 2009: € 40.000,00;
op 15 juni 2009: € 8.000,00;
op 26 juni 2009: € 40.000,00;
op 10 juli 2009: € 10.000,00;
op 14 juli 2009: € 10.000,00;
op 15 juli 2009: € 36,381,35. Van de gefactureerde bedragen van in totaal € 194.532,32 is een bedrag van in totaal € 169.381,35 voldaan.
r. De salarisbetalingen over de maanden mei en juni 2009 zijn met vertraging verricht. De in juni 2009 verschuldigde vakantiegelden zijn niet uitbetaald.
s. In elk geval tot en met 14 juli 2009 heeft het [Beheer] concern ook andere crediteuren dan [Associates] betaald (productie 4 memorie van grieven).
t. Bij brief van 1 juli 2010, gericht aan [Associates], heeft de curator met een beroep op de artt. 42 en 47 Fw de verrichte betalingen vernietigd en gesommeerd de bedragen terug te betalen. Tevens heeft de curator een beroep gedaan op onrechtmatige daad.
4.2.1De curator heeft in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank:
1. primair,
voor recht zal verklaren dat de op 11, 12, 15 en 16 (het hof begrijpt 26) juni en 10, 14 en 15 juli 2009 verrichte betalingen zijn (zoals het hof “worden” leest) vernietigd met een beroep op art. 42 althans art. 47 Fw;
subsidiair: voor recht zal verklaren dat [geïntimeerden] een onrechtmatige daad in de zin van art. 6:162 BW hebben gepleegd en aansprakelijk zijn voor de door de boedel geleden schade;
2. [geïntimeerden] hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt tot betaling van € 145.762,03 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der betaling, althans de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [geïntimeerden] hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 2.842,-, te vermeerderen met wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na dagtekening van de uitspraak;
4. [geïntimeerden] hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt in de kosten van de procedure, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van de uitspraak, en, indien voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na dagtekening van de uitspraak, met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] in de nakosten tot een bedrag van € 199,- indien er geen betekening van de uitspraak plaatsvindt, dan wel van € 131,- indien er wel betekening van de uitspraak plaatsvindt.
4.2.2De rechtbank heeft de vordering voor zover gegrond op art. 42 Fw afgewezen omdat, kort gezegd, betaling van een factuur binnen de betalingstermijn van 15 dagen geen onverplichte rechtshandeling is omdat die betalingstermijn geen “terme de grâce” is.
Voor zover de vordering is gegrond op art. 47 Fw heeft de rechtbank deze afgewezen omdat geen sprake is geweest van overleg als bedoeld in dit artikel. De rechtbank heeft verder niet kunnen vaststellen dat [geïntimeerde] feitelijk een zodanige positie bekleedde binnen [Beheer] Beheer dat de bedrijfsvoering geacht kan worden in handen van [geïntimeerde] te zijn geweest. [geïntimeerde] bepaalde onvoldoende het beleid binnen het [Beheer] concern om tot het oordeel te komen dat schuldeiser en schuldenaar geacht kunnen worden in dezelfde persoon verenigd te zijn. De vordering voor zover gegrond op onrechtmatige daad is afgewezen omdat onvoldoende is komen vast te staan dat [Beheer] Beheer ten tijde van de betalingen aan [Associates] in een zodanige positie verkeerde dat deze -selectieve- betalingen onrechtmatig moeten worden geacht.