3.3lid 1 sub b van de Wet;
- winst die is behaald met het geheel of gedeeltelijk staken van een onderneming;
b. loon in de zin van de Wet, waaronder tevens dient te worden begrepen:
- hetgeen ter vervanging van gedurende het huwelijk gederfd of te derven loon wordt
genoten;
- pensioenuitkeringen;
c. het resultaat uit een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3.94 van de Wet, met dien
verstande dat het resultaat behaald bij het staken van een werkzaamheid en het resultaat van
werkzaamheden als bedoeld in de artikelen 3.91 en 3.92 van de Wet daaronder niet zijn
begrepen;
d. periodieke uitkeringen en verstrekkingen, alsmede termijnen van lijfrenten, voor zover
deze als vervanging van of aanvulling op inkomsten kunnen worden beschouwd.
Dit gezamenlijk bedrag wordt verminderd met de daarover verschuldigde belasting en met
de premieheffing volksverzekeringen en met de kosten die redelijkerwijs moeten worden
gemaakt voor de verwerving van het inkomen. De in mindering te brengen belasting dient te
worden berekend naar het gemiddelde tarief dat over het gehele belastbaar inkomen uit werk
en woning is verschuldigd.
Premies en koopsommen voor een oudedagsvoorziening en pensioenpremies komen slechts
in mindering op het inkomen indien en voor zover de echtgenoten zijn overeengekomen deze
voorzieningen en pensioenrechten te verrekenen dan wel te verevenen.
2. Indien één van de echtgenoten met zijn werk- of opdrachtgever overeenkomt minder
inkomsten te genieten dan gebruikelijk dan wel de op een ongebruikelijk tijdstip te genieten,
wordt voor de berekening van het inkomen het gebruikelijke inkomen dan wel het
gebruikelijke tijdstip in aanmerking genomen.
3. Ingeval een echtgenoot inkomen heeft in de vorm van winst uit onderneming of resultaat
uit een werkzaamheid, dienen de echtgenoten, naar normen die in het maatschappelijk
verkeer als redelijk worden beschouwd, vast te stellen welk gedeelte van de winst of van het
resultaat voor onttrekking in aanmerking komt en aldus inkomen is als hiervoor bedoeld.
Voor zover een echtgenoot in overwegende mate bij machte is te bepalen dat de winst van
een niet op zijn eigen naam uitgeoefende onderneming hem rechtstreeks of middellijk ten
goede komt, wordt die onderneming voor de toepassing van de vorige zin aangemerkt als een
door die echtgenoot uitgeoefende onderneming.
In dit geval wordt onder winst uit onderneming verstaan de winst na aftrek van de daarover
door de rechtspersoon die de onderneming uitoefent verschuldigde belastingen.
Bij het voorgaande wordt de mate waarin de echtgenoot tot de rechtspersoon
is gerechtigd in aanmerking genomen.
4. Onder inkomen worden tevens begrepen de werkelijke inkomsten uit vermogen, zoals
rente, huur- of pachtopbrengsten en voordelen uit effecten.
Deze inkomsten worden verminderd met:
- de redelijkerwijs daaraan toe te rekenen kosten;
- de belasting over de rendementsgrondslag, voor zover deze is toe te rekenen aan de
vermogensbestanddelen die de voordelen hebben opgeleverd, verminderd met de op die
vermogensbestanddelen betrekking hebbende schulden.
Voordelen de worden uitgekeerd op aandelen die behoren tot een aanmerkelijk belang
worden alleen tot de inkomsten uit vermogen gerekend indien met de winst van de
rechtspersoon waarin de aandelen worden gehouden niet bij het hiervoor onder 3 bepaalde
rekening is gehouden.
(…)
VERREKENING VAN INKOMSTEN
Artikel 9
1. De echtgenoten verplichten zich jaarlijks te verrekenen hetgeen van hun inkomsten in de
zin van artikel 6 resteert, nadat daarop de bijdrage in de kosten van de huishouding in
mindering is gebracht.
Bij deze verrekening komt ieder de helft van het gezamenlijk bespaarde bedrag toe.
2. De verrekening vindt plaats, doordat de echtgenoot wiens resterende inkomen groter is
dan dat van de andere echtgenoot, de helft van het verschil tussen beide resterende inkomens
aan de andere echtgenoot uitkeert.
3. De uitkering geschiedt in geld en vindt, tenzij bijzondere omstandigheden zich daartegen
verzetten, plaats binnen een jaar na afloop van het kalenderjaar.
4.a. Het bedrag dat de comparanten over en weer van elkaar te vorderen hebben conform
het vorenstaande kan per kalenderjaar maximaal VIJFTIENDUIZEND EURO (€ 15.000,00)
bedragen.
b. Telkens na verloop van een periode van vijf jaar voor het eerst op een januari tweeduizend
elf zal het sub a. genoemde bedrag worden verhoogd aan de hand van het percentage
waarmee de consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens (2000 = 100) gepubliceerd door
het Centraal Bureau voor de Statistiek de voorgaande vijf jaar is gestegen.
5. De verplichting tot verrekening heeft alleen betrekking op het nominale bedrag van de
bespaarde inkomens. Indien met de besparingen goederen worden verkregen, wordt de
waarde daarvan niet in de verrekening betrokken.
6. Indien tot het inkomen behoort de winst van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 6,
wordt de waarde van de in de onderneming gereserveerde, uitkeerbare winst en hetgeen met
belegging daarvan is verkregen in de verrekening betrokken naar de mate waarin de
echtgenoot tot de winst is gerechtigd.
7. De verrekening van hetgeen met de besparingen is verkregen moet, voor zover die niet
tijdens het huwelijk is uitgevoerd, plaatsvinden binnen drie jaar na ontbinding van het
huwelijk of scheiding van tafel en bed.
Indien partijen niet anders overeenkomen, moet de waarde van het te verrekenen vermogen
worden vastgesteld per de datum waarop de verrekening plaats vindt. De waarde zal door
partijen worden vastgesteld in onderling overleg en bij gebreke daarvan op de wijze als
bepaald in artike1 679 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
8. De echtgenoten beogen met deze bepaling alleen te verrekenen hetgeen zij jaarlijks
daadwerkelijk van hun inkomen besparen en hetgeen jaarlijks daadwerkelijk verdeeld kan
worden. In verband hiermee wordt het begrip inkomen beperkt uitgelegd. Zo worden
optierechten, uitkeringen die niet jaarlijks terugkeren en vergoedingen bij het einde van de
dienstbetrekking niet tot het inkomen gerekend.
Artikel 10
Er bestaat geen verplichting tot verrekening van inkomsten als bedoeld in het
vorige artikel:
a. over de tijd dat de echtgenoten anders dan in onderling overleg niet samenwonen, tenzij
dit het gevolg is van overmacht;
b. tijdens een scheiding van tafel en bed;
c. na de faillietverklaring van, het verlenen van surseance van betaling aan of
toepassing van de schudsaneringsregeling op een echtgenoot.
Na beëindiging van het faillissement, de surseance van betaling of de toepassing van de
schuldsaneringsregeling wordt de verrekening hervat zodra het vermogen van de echtgenoot
positief is.
d. voor zover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
(…)”