ECLI:NL:GHSHE:2015:1602

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
F 200.154.125_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijdrage jongmeerderjarige en gebruiksvergoeding voormalige echtelijke woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw en twee jongmeerderjarigen tegen een beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 mei 2014. De vrouw verzocht in hoger beroep om vernietiging van de beschikking voor zover deze haar verzoeken om onderhoudsbijdragen voor de jongmeerderjarigen, een gebruiksvergoeding voor de voormalige echtelijke woning en het verstrekken van inlichtingen door de man afwees. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 maart 2015, waarbij de vrouw werd bijgestaan door haar advocaat, mr. A.H.A.C. Waals, en de man vertegenwoordigd werd door mr. H.H.C. van de Kerkhof. De man verscheen echter niet ter zitting.

Het hof oordeelde dat de man met ingang van 1 oktober 2015 een onderhoudsbijdrage van € 200,- per maand aan de jongmeerderjarige [jongmeerderjarige 2] moet betalen. Tevens werd bepaald dat de man een gebruiksvergoeding van € 550,- per maand aan de vrouw moet betalen voor het gebruik van de voormalige echtelijke woning, met ingang van 4 november 2014. Daarnaast werd de man opgedragen om de vrouw de benodigde informatie te verstrekken over de pensioenrechten die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank voor de onderdelen die betrekking hadden op de onderhoudsbijdrage en de gebruiksvergoeding, en bekrachtigde de overige onderdelen van de beschikking.

Deze uitspraak is gedaan door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 april 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 30 april 2015
Zaaknummer: F 200.154.125/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/267913 / FA RK 13-4696
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],[jongmeerderjarige 1]en
[jongmeerderjarige 2],
allen wonende te
[woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: appellanten respectievelijk de vrouw, [jongmeerderjarige 1] en [jongmeerderjarige 2],
[jongmeerderjarige 2] en [jongmeerderjarige 1] gezamenlijk ook te noemen: de (jong)meerderjarigen,
advocaat: mr. A.H.A.C. Waals,
tegen
[de man],
wonende te
[woonplaats],
verweerder,
hierna te noemen: de man
advocaat: mr. C. Doreleijers.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 mei 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 augustus 2014, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover daarbij de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de onderhoudsbijdragen ten behoeve van [jongmeerderjarige 1] en [jongmeerderjarige 2], de gebruiksvergoeding voor het gebruik van de voormalige echtelijke woning en het verschaffen van inlichtingen zijn afgewezen en opnieuw rechtdoende te bepalen:
- dat de man met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking een
bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie aan [jongmeerderjarige 1] en [jongmeerderjarige 2] dient te voldoen
van € 200,- per (jong)meerderjarige per maand,
- dat de man met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking een
gebruiksvergoeding voor het gebruik van de voormalige echtelijke woning aan de vrouw
dient te voldoen, berekend op € 654,33, zijnde 4% van de helft van de overwaarde
(€ 395.000,- minus € 5.000,- : 2 x 4% : 12 maanden) per maand, voor iedere maand dat de man de woning bewoont tot het moment van notariële levering van de woning aan (een) derde(n);
- dat de man aan de vrouw inlichtingen dient te verschaffen over het door hem gevoerde
bestuur alsmede de stand van de goederen en schulden, bestaande uit de verzekeringen van
partijen, de saldi van de bankrekeningen ten name van de man en partijen gezamenlijk,
eventuele schulden en de door de man opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen.
2.1.1.
[jongmeerderjarige 1] en [jongmeerderjarige 2] hebben de vrouw bij op 20 augustus 2014 ondertekende volmacht gemachtigd om namens hen in de onderhavige procedure een bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud ten bedrage van € 200,- te vragen en al datgene te doen wat haar goeddunkt.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 oktober 2014, heeft de man verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep tegen voormelde beschikking, althans dit beroep af te wijzen en voor zover nodig de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 maart 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Waals;
  • mr. H.H.C. van de Kerkhof, waarnemend voor mr. Doreleijers, namens de man.
2.3.1.
De man is
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 7 april 2014;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw, [jongmeerderjarige 1] en [jongmeerderjarige 2] d.d. 6 maart 2015;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 11 maart 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 14 september 1990 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn, voor zover in de onderhavige zaak van belang, geboren de thans meerderjarige respectievelijk jongmeerderjarige:
- [jongmeerderjarige 1], op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
- [jongmeerderjarige 2], op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats].
[jongmeerderjarige 1] en [jongmeerderjarige 2] wonen bij de vrouw.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 3 november 2014 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, kort weergegeven en voor zover thans van belang, de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de onderhoudsbijdrage ten behoeve van [jongmeerderjarige 1] en [jongmeerderjarige 2], de vergoeding voor het gebruik van de voormalige echtelijke woning en het verschaffen van inlichtingen, afgewezen.
3.3.
Appellanten kunnen zich met deze beslissing niet althans gedeeltelijk niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De grieven van appellanten richten zich tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de behoefte van [jongmeerderjarige 1] en [jongmeerderjarige 2] (grief 1), de vergoeding voor het gebruik van de echtelijke woning (grief 2) en het verschaffen van inlichtingen door de man (grief 3).
3.5.
Het hof overweegt als volgt.
Met betrekking tot de onderhoudsbijdrage ten behoeve van [jongmeerderjarige 1] en [jongmeerderjarige 2]
3.6.
De ingangsdatum van de verzochte onderhoudsbijdrage, te weten 3 november 2014, zijnde de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof die datum als uitgangspunt zal nemen.
Onderhoudsbijdrage [jongmeerderjarige 1]
3.7.
Het hof overweegt dat [jongmeerderjarige 1] op [datum bereiken 21e levensjaar] 2014 21 jaar is geworden, waardoor op voornoemde ingangsdatum de (verlengde) onderhoudsplicht van de man jegens hem niet langer bestaat. Het hof zal het verzoek van de vrouw voor zover het [jongmeerderjarige 1] betreft dan ook afwijzen.
Onderhoudsbijdrage [jongmeerderjarige 2]
3.8.
De behoefte van [jongmeerderjarige 2] is in hoger beroep tot het verzochte bedrag van € 200,- niet langer in geschil.
3.9.
Voor zover de man stelt dat hij niet de draagkracht heeft om (structureel) een bijdrage te leveren in de kosten van [jongmeerderjarige 2], is ter zitting naar het oordeel van het hof voldoende gebleken dat de man gezien zijn psychische gesteldheid thans niet in staat is een zodanig inkomen te verwerven dat hij kan bijdragen in de kosten van levensonderhoud en studie van [jongmeerderjarige 2]. Wel mag naar het oordeel van het hof van de man worden verwacht dat hij de noodzakelijke stappen zet en inspanningen verricht om met ingang van 1 oktober 2015 een zodanig inkomen te verwerven dat hij in staat is de verzochte bijdrage van € 200,- per maand aan [jongmeerderjarige 2] te betalen. Derhalve zal het hof de man met ingang van die datum de verplichting opleggen om als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie een bedrag van € 200,- per maand te voldoen.
Gebruiksvergoeding artikel 3:168 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
3.10.
Het hof heeft partijen ter zitting voorgehouden dat een vergoeding van de man aan de vrouw voor het gebruik van de voormalige echtelijke woning op grond van artikel 3:168 BW in de rede ligt en met betrekking tot de hoogte hiervan een bandbreedte aangegeven, waarna partijen overeenstemming hebben bereikt over een gebruikersvergoeding van € 550,- per maand.
3.11.
Het hof bepaalt de ingangsdatum van deze vergoeding conform het verzoek van de vrouw op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, derhalve op 4 november 2014, nu vaststaat dat de man in ieder geval vanaf die datum de woning alleen tot zijn beschikking heeft gehad. Het beroep dat de man heeft gedaan op artikel 1:165 BW gaat in deze niet op.
Inlichtingen
3.12.
Ter zitting is gebleken dat de vrouw belang heeft bij verstrekking van informatie over de pensioenopbouw die gedurende het huwelijk heeft plaatsgevonden, dit met het oog op de pensioenverevening na scheiding. Onweersproken is dat de vrouw deze informatie tot heden niet van de man heeft verkregen, ondanks het verzoek daartoe. Het hof zal de man opdragen de vrouw in het kader van de pensioenverevening de benodigde gegevens te verstrekken betreffende de door hem tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten, zoals polisnummer(s), aansluitnummer(s) en de naam van de pensioenuitvoerder(s).
3.13.
Ter zitting zijn de grieven 2 en 3 voor het overige ingetrokken zodat deze verder geen bespreking behoeven.
3.14.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 mei 2014, voor zover daarbij de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de onderhoudsbijdrage ten behoeve van [jongmeerderjarige 2], de vergoeding voor het gebruik van de voormalige echtelijke woning en het verschaffen van inlichtingen, zijn afgewezen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de man als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van
[jongmeerderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats], aan deze zal voldoen een bedrag van € 200,- per maand met ingang van 1 oktober 2015, te voldoen bij vooruitbetaling;
bepaalt dat de man voor het gebruik van de voormalige echtelijke woning aan de vrouw zal voldoen een vergoeding van € 550,- per maand met ingang 4 november 2014 tot de dag waarop de man de woning heeft verlaten;
draagt de man op de vrouw in het kader van de pensioenverevening de benodigde gegevens, te verstrekken betreffende de door hem tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten, zo als hiervoor omschreven onder 3.12 ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en J.U.M. van der Werff en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2015.