ECLI:NL:GHSHE:2015:1595

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
20-000987-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en veroordeling voor rijden onder invloed en roekeloos rijgedrag met zware lichamelijke letsels als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot doodslag en rijden onder invloed van alcohol, maar het hof sprak hem vrij van de poging tot doodslag en de schuldvorm 'roekeloosheid'. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het rijden onder invloed en het veroorzaken van een verkeersongeval met zware lichamelijke letsels tot gevolg. Het hof legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte voor 5 jaren de rijbevoegdheid ontzegd. De zaak kwam aan het licht na een ongeval op 8 mei 2012 te Oss, waarbij de verdachte met een snelheid van ten minste 90 kilometer per uur reed, terwijl hij onder invloed van alcohol was. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor roekeloosheid, maar dat de verdachte wel onvoorzichtig had gehandeld. De uitspraak benadrukt de ernst van het rijden onder invloed en de gevolgen daarvan voor de verkeersveiligheid.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000987-14
Uitspraak : 29 april 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 17 maart 2014 in de strafzaak met parketnummer 01-840528-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - poging tot doodslag, meermalen gepleegd (feit 1 primair) en het als beginnend bestuurder rijden onder invloed van alcohol (feit 2) in eendaadse samenloop gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de rechtbank ter zake deze feiten een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop het vonnis berust.
De verdediging heeft:
- vrijspraak van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de onder 1 subsidiair ten laste gelegde schuldvorm ‘roekeloosheid’ bepleit;
- zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ter zake de bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde schuldvorm ‘aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend’ en het onder 2 ten laste gelegde feit;
- bepleit dat, indien het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair dan wel 1 subsidiair ten laste gelegde komt en er twijfel blijft of het rijgedrag aan verdachte kan worden toegerekend, verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging;
- ten aanzien van de strafoplegging verzocht om te volstaan met oplegging van een taakstraf al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde dat verdachte zijn behandeling bij Novadic-Kentron moet afmaken;
- verzocht om geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 mei 2012 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[getuige] en/of andere willekeurige personen van het leven te beroven, met dat opzet, met zijn personenauto (merk Suzuki) over de Gasstraat (gelegen in de bebouwde kom van de gemeente Oss) heeft gereden met een snelheid van tenminste 90 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan 50 kilometer per uur (welke snelheid toen aldaar de maximum snelheid was), in elk geval met een te hoge snelheid voor de situatie ter plaatse en/of (vervolgens) kort voor een onoverzichtelijke bocht (immers was door die bocht het tegemoetkomend verkeer geheel/gedeeltelijk aan het zicht van verdachte onttrokken), de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer is opgereden teneinde een zich vóór hem rijdende (personen)auto in te halen en/of (vervolgens) niet is uitgeweken en/of afgeremd voor een hem over die Gasstraat over dezelfde rijbaan tegemoetkomende personenauto (bestuurd door [getuige]) en/of (vervolgens) (nadat die [getuige] middels een uitwijkmanoeuvre een (frontale) aanrijding wist te voorkomen) wederom niet is uitgeweken en/of afgeremd voor een hem over de Gasstraat over dezelfde rijbaan tegemoetkomende personenauto (bestuurd door [slachtoffer 2]) en/of (daarbij zijn stuur heeft losgelaten) en/of (vervolgens) (nagenoeg) frontaal tegen die hem tegemoetkomende (door [slachtoffer 2] bestuurde) personenauto is gebotst en/of (vervolgens) tegen een omheining is gebotst/gereden, zulks terwijl verdachte zijn motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn bloed 0,88 milligram ethanol/alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, in elk geval hoger dan 0,2 milligram per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal (10 oktober 2008) een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien ter zake het vorenstaande onder 1. geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 08 mei 2012 te Oss als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg (de Gasstraat), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994 met zijn personenauto (merk Suzuki) over de Gasstraat (gelegen in de bebouwde kom van de gemeente Oss) te rijden met een snelheid van tenminste 90 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan 50 kilometer per uur (welke snelheid toen aldaar de maximum snelheid was), in elk geval met een te hoge snelheid voor de situatie ter plaatse en/of (vervolgens) kort voor een onoverzichtelijke bocht (immers was door die bocht het tegemoetkomend verkeer geheel/gedeeltelijk aan het zicht van verdachte onttrokken), de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer op te rijden teneinde een zich vóór hem rijdende (personen)auto in te halen en/of (vervolgens) niet uit te wijken en/of te remmen voor een hem over die Gasstraat over dezelfde rijbaan tegemoetkomende personenauto (bestuurd door [getuige]) en/of (vervolgens) (nadat die [getuige] middels een uitwijkmanoeuvre een (frontale) aanrijding wist te voorkomen) wederom niet uit te wijken en/of te remmen voor een hem over de Gasstraat over dezelfde rijbaan tegemoetkomende personenauto (bestuurd door [slachtoffer 2]) en/of (daarbij zijn stuur los te laten) en/of (vervolgens) frontaal tegen die hem tegemoetkomende (door [slachtoffer 2] bestuurde) personenauto is gebotst en/of (vervolgens) tegen een omheining is gebotst/gereden, waardoor aan:
- [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten gekneusde knieën en/of een gebroken linker sleutelbeen en/of een gekneusde knie en/of een wond in de rechterknie en/of een hoofdwond en/of gekneusde tenen aan de rechtervoet of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten:
 diepe laceratie rechter axilla (diepe weefselscheuring rechter oksel) en/of
 linker malleolus fractuur (botbreuk linker enkel) en/of
 linker calcaneus fractuur (botbreuk linker hielbeen) en/of
 scafolunaire dissociatie rechts (verscheuring van ligament (band van bindweefsel om een gewricht) tussen scafoïd (polsbeentje) en lunatum (één van de acht handwortelbeentjes), hetgeen kan leiden tot een invaliderende instabiliteit van de pols) en/of
 avulsie fractuur ostriquetrum rechts (afscheuringsbreuk rechterhandwortelbeentje) en/of
 boven- en ondertanden gekarteld afgebroken,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op of omstreeks 08 mei 2012 te Oss, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, zulks terwijl aan hem, verdachte, sedert de datum waarop aan hem verdachte, voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van dat rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0.88 milligram, in elk geval hoger dan 0.2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van poging tot doodslag (feit 1 primair)
De advocaat-generaal heeft zich evenals de rechtbank op het standpunt gesteld dat op grond van verbaal en non-verbaal gedrag van verdachte tegen bijrijder [slachtoffer 1] en de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes rijgedrag kan worden bewezen dat verdachtes rijgedrag niet was gericht op zelfbehoud en dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn rijgedrag ook de dood van [slachtoffer 1] en van de inzittenden van de auto’s waarmee hij in botsing is gekomen, te weten [getuige] en [slachtoffer 2], tot gevolg zou hebben.
Het hof overweegt het navolgende.
Aan de verklaringen van de bijrijder [slachtoffer 1] over het rijgedrag van verdachte en diens verbale en non-verbale communicatie tijdens de rit zijn aanwijzingen te ontlenen dat het rijgedrag van verdachte van dien aard was dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] en andere verkeersdeelnemers heeft aanvaard. Anderzijds zijn er aanwijzingen dat er geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer 1] en andere verkeersdeelnemers.
In het proces-verbaal Verkeers Ongeval Analyse wordt vastgesteld dat direct voor de plaats van het ongeval de Gasstraat in een onoverzichtelijke bocht naar links liep en dat verdachte zich reeds voor die bocht bij een inhaalmanoeuvre op de linker weghelft bevond (p. 51 en 94). Mede aan de hand van de in dit proces-verbaal opgenomen foto’s ter plaatse, stelt het hof vast dat hierdoor het zicht van verdachte, die als bestuurder links in de auto zat, op het tegemoetkomende verkeer ernstig werd belemmerd. Uit de verklaring van de tegemoetkomende bestuurder [slachtoffer 2] (p. 35), in samenhang bezien met de Verkeers Ongeval Analyse (p. 94) leidt het hof af dat verdachte voorafgaand aan de aanrijding nog heeft getracht de Honda Civic van [slachtoffer 2] te ontwijken, maar dat hij (waarschijnlijk door de hoge snelheid en het vervolgens raken van de trottoirbanden met zijn linkerachterwiel) de macht over het stuur heeft verloren. Zo bezien heeft verdachte, weliswaar tevergeefs, getracht het ongeval te vermijden.
Onder deze omstandigheden acht het hof niet bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en andere verkeersdeelnemers.
Het hof spreekt verdachte derhalve vrij van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Vrijspraak ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde schuldvorm ‘roekeloosheid’
Naar het oordeel van het hof kan uit bovenomschreven feiten en omstandigheden niet worden vastgesteld dat sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, nu niet is voldaan aan de vereisten die in de jurisprudentie van de Hoge Raad daaraan worden gesteld. Op grond daarvan geldt dat van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm slechts sprake is in uitzonderlijke gevallen. Daarbij verdient volgens de Hoge Raad opmerking dat “roekeloosheid” in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder “roekeloos” - in de betekenis van onberaden - wordt verstaan. Met name kan in het onderhavige geval aan de hand van de criteria, zoals geformuleerd door de Hoge Raad, niet worden vastgesteld dat verdachte zich bewust was, althans had moeten zijn dat door zijn buitengewoon onvoorzichtige gedragingen een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
hij op 08 mei 2012 te Oss als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Gasstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994, met zijn personenauto (merk Suzuki) over de Gasstraat (gelegen in de bebouwde kom van de gemeente Oss) te rijden met een aanzienlijk hogere snelheid dan 50 kilometer per uur (welke snelheid toen aldaar de maximum snelheid was) en vervolgens kort voor een onoverzichtelijke bocht (immers was door die bocht het tegemoetkomend verkeer geheel/gedeeltelijk aan het zicht van verdachte onttrokken), de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer op te rijden teneinde een zich vóór hem rijdende personenauto in te halen en vervolgens frontaal tegen een hem tegemoetkomende (door [slachtoffer 2] bestuurde) personenauto is gebotst en vervolgens tegen een omheining is gebotst, waardoor aan:
- [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en
- [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten:
 diepe laceratie rechter axilla (diepe weefselscheuring rechter oksel) en
 linker malleolus fractuur (botbreuk linker enkel) en
 linker calcaneus fractuur (botbreuk linker hielbeen) en
 scafolunaire dissociatie rechts (verscheuring van ligament (band van bindweefsel om een gewricht) tussen scafoïd (polsbeentje) en lunatum (één van de acht handwortelbeentjes), hetgeen kan leiden tot een invaliderende instabiliteit van de pols) en
 avulsie fractuur ostriquetrum rechts (afscheuringsbreuk rechterhandwortelbeentje).
2.
hij op 08 mei 2012 te Oss als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, zulks terwijl aan hem, verdachte, sedert de datum waarop aan hem, verdachte, voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en de eerste afgifte van dat rijbewijs na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0.88 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, van deze wet, terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat de schuldige gevaarlijk heeft ingehaald, meermalen gepleegd.
Het feit is strafbaar gesteld bij artikel 175, eerste lid, sub b en derde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Het feit is strafbaar gesteld bij artikel 176, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat indien er twijfel blijft of het rijgedrag van verdachte aan hem kan worden verweten nu mogelijk sprake is geweest van een
black-outof bewustzijnsvernauwing, verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Het hof overweegt het navolgende.
Uit het onderzoek zijn geen aanwijzingen verkregen dat mogelijk sprake zou zijn geweest van een
black-outof een bewustzijnsvernauwing bij verdachte. Het hof ziet geen aanleiding om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van strafbaarheid van verdachte.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straffen is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft na het drinken van alcohol, aanzienlijk harder gereden dan de ter plaatse toegestane maximale snelheid en heeft gevaarlijk ingehaald ten gevolge waarvan verdachte op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer frontaal tegen een tegenligger is aangereden. Als gevolg van deze aanrijding heeft de bijrijder van verdachte zwaar lichamelijk letsel opgelopen en de bestuurder van de tegemoetkomende auto lichamelijk letsel opgelopen ten gevolge waarvan hij gedurende enige tijd niet heeft kunnen werken.
Bij het bepalen van de straf houdt het hof in strafverzwarende zin in het bijzonder rekening met:
  • dat sprake is van een strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 175, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten dat het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat verdachte gevaarlijk heeft ingehaald;
  • de fysieke gevolgen voor [slachtoffer 2] die als gevolg van het ongeluk geruime tijd niet heeft kunnen werken;
  • de ernstige fysieke gevolgen voor [slachtoffer 1], die geruime tijd in het ziekenhuis heeft gelegen, diverse operaties heeft moeten ondergaan en veel pijn heeft gehad. Aan het ongeluk heeft [slachtoffer 1] (onder meer) een gevoelloze en vervormde rechterhand en een verbrijzelde voet overgehouden;
  • dat, naast dit fysieke leed, verdachte ook psychisch leed bij de slachtoffers teweeg heeft gebracht. [slachtoffer 1] heeft doodsangst moeten ervaren. Het hof rekent verdachte zwaar aan dat [slachtoffer 1] ten gevolge van het ongeval blijvend invalide is geraakt. Hij moet aangepast schoeisel dragen en is arbeidsongeschikt geraakt. Hij zal derhalve zijn verdere leven geconfronteerd worden met de onomkeerbare gevolgen van de handelwijze van verdachte;
  • dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 januari 2015 voorafgaande aan het bewezen verklaarde eerder onherroepelijk is veroordeeld voor artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij tevens een ontzegging van de rijbevoegdheid is opgelegd. Deze eerdere veroordeling heeft verdachte blijkbaar het gevaarzettende en laakbare van het rijden onder invloed van alcohol niet doen inzien.
Het hof heeft eveneens rekening gehouden met hetgeen door en namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht. Er lijkt sprake te zijn van een positieve wending in het leven van verdachte. De verdachte lijkt gemotiveerd om te werken aan zijn problemen: hij is in behandeling bij een psycholoog, is abstinent van alcohol, krijgt daarbij hulp van de verslavingszorg (Novadic-Kentron) en heeft een WMO-aanvraag ingediend om in de toekomst begeleid te kunnen wonen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en de justitiële voorgeschiedenis van verdachte, ook niet tegen de achtergrond van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal het hof wel een deel van de gevangenisstraf, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf zal het hof de in het dictum vermelde bijzondere voorwaarden verbinden. Met oplegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid acht het hof het passend en geboden om tevens een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde (voor wat betreft het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1]) voor de duur van 5 jaren. De tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd en ingehouden is geweest, zal op de duur van deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.
Dat verdachte graag weer zou willen werken als koerier is voor het hof geen aanleiding om af te zien van oplegging van ontzegging van de rijbevoegdheid dat wel de duur daarvan te verminderen. Het belang van de bescherming van de verkeersveiligheid weegt zwaarder dan het gestelde belang van de verdachte bij behoud van het rijbewijs. Het hof wijst in dit verband naar hetgeen hiervoor is overwogen ter zake de ernst van het bewezen verklaarde en de recidive van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarende navolgende algemene of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:

  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:

  • zich binnen 8 (acht) werkdagen na het onherroepelijk worden van dit arrest meldt bij Novadic-Kentron, verslavingsreclassering op het [adres]. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
  • zich verplicht laat behandelen voor zijn middelengebruik bij de verslavingszorg Novadic-Kentron of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader die behandeling worden gegeven.
Geeft opdracht aan Novadic-Kentron, verslavingsreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. N.J.M. Ruyters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl, griffier,
en op 29 april 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.