Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 253897 CV EXPL 13-734)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst tussen [appellant] en Stichting Woongoed Zeeuws-Vlaanderen, waarbij de huurovereenkomst onlosmakelijk verbonden was met een begeleidingsovereenkomst met Verslavingszorg Emergis. De huurovereenkomst werd op 15 februari 2010 aangegaan, maar Stichting Woongoed heeft [appellant] op 16 april 2013 gedagvaard voor de kantonrechter te Terneuzen, met als vordering de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De vorderingen zijn gebaseerd op de stelling dat [appellant] zich niet als een goed huurder heeft gedragen, wat resulteerde in schade aan de woning, vervuiling en overlast voor omwonenden. De kantonrechter heeft de vorderingen van Stichting Woongoed toegewezen, waarna [appellant] in hoger beroep ging.
In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat Stichting Woongoed niet-ontvankelijk verklaard moest worden omdat Emergis niet als medehuurder was betrokken. Het hof heeft deze grief verworpen, omdat de huurovereenkomst duidelijk was en Stichting Woongoed het recht had om alleen tegen [appellant] te procederen. De overige grieven van [appellant] waren gericht tegen de vaststelling dat hij tekort was geschoten in zijn verplichtingen. Het hof oordeelde dat Stichting Woongoed voldoende bewijs had geleverd van de tekortkomingen van [appellant], waaronder schade aan de woning en overlast voor omwonenden. Het hof concludeerde dat de ernst van de tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde, en dat het woonbelang van [appellant] hiervoor moest wijken.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant] in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 683,- voor verschotten en € 894,- voor het salaris van de advocaat.