In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van haar zoon is verlengd. De moeder heeft op 3 februari 2015 beroep aangetekend tegen de beschikking van 5 november 2014, waarin de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing van haar zoon, die sinds zijn geboorte onder toezicht staat van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, heeft verlengd. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 maart 2015, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. P.J.M. Groenhuis-Kools. De stichting heeft verweer gevoerd en de rechtbank heeft de beschikking in stand gelaten. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende opvoedverantwoordelijkheid kan nemen en dat de zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder nog steeds van toepassing zijn. De moeder heeft in het verleden hulpverleningstrajecten beëindigd en er is gerede twijfel over haar geschiktheid als opvoeder. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat hij uit huis geplaatst blijft, en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.