ECLI:NL:GHSHE:2015:1524

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
F 200.154.483_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling en ouderlijk gezag na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin haar verzoek om eenhoofdig ouderlijk gezag over de kinderen is afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. J. Tegelaers-Kerouache, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van 21 mei 2014 te vernietigen en om haar met het eenhoofdig gezag te belasten. De vader, aanvankelijk vertegenwoordigd door mr. P.J.W. de Water en later door mr. G. van der Meij, heeft in incidenteel appel verzocht om wijziging van de zorgregeling, waarbij hij gezinsbegeleiding bij hem thuis heeft aangevraagd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een rol gespeeld in deze procedure.

De mondelinge behandeling vond plaats op 17 maart 2015, waarbij beide ouders en de raad aanwezig waren. De moeder heeft aangevoerd dat er geen communicatie is tussen de ouders, wat leidt tot problemen in de opvoeding van de kinderen. De vader heeft betwist dat de communicatieproblemen zo ernstig zijn dat het gezamenlijk gezag niet kan worden voortgezet. Het hof heeft vastgesteld dat er geen contra-indicaties zijn voor contact tussen de vader en de kinderen en dat de contacten die na de bestreden beschikking hebben plaatsgevonden goed zijn verlopen.

Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag heeft afgewezen, omdat de communicatieproblemen niet voldoende zijn om het gezag te wijzigen. Wat betreft de zorgregeling heeft het hof besloten dat de vader recht heeft op contact met de kinderen en heeft een nieuwe regeling vastgesteld, die de contacten tussen de vader en de kinderen moet bevorderen. De beschikking van de rechtbank is in zoverre vernietigd en opnieuw vastgesteld, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 23 april 2015
Zaaknummer: F 200.154.483/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/04/91915 / FA RK 09-206
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
te dezer zake woonplaats kiezende ten kantore van haar advocaat,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. Tegelaers-Kerouache,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: aanvankelijk mr. P.J.W. de Water, thans mr. G. van der Meij.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: Roermond,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond (voorheen: rechtbank Roermond), van 21 mei 2014 en naar de beschikkingen van die rechtbank van 9 september 2009, 6 januari 2010, 6 oktober 2010 en 23 november 2011.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 augustus 2014, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking van 21 mei 2014 te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat de moeder met het eenhoofdig ouderlijk gezag zal worden belast;
- het verzoek tot vaststelling van een zorg- en contactregeling af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 30 september 2014, heeft de vader verzocht
het hoger beroep van de moeder integraal af te wijzen.
Bij incidenteel hoger beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 maart 2015, heeft de vader verzocht de beschikking waarvan beroep aan te vullen / te wijzigen en te bepalen dat primair de gemeente [gemeente 1] subsidiair de gemeente [gemeente 2] wordt opgedragen een beschikking af te geven waarin wordt bepaald dat Parlan voor twee keer op een zaterdag gedurende zes uur gezinsbegeleiding biedt bij de vader thuis.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 16 maart 2015, heeft de moeder verzocht bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader in het incidenteel appel niet-ontvankelijk te verklaren althans hem dit te ontzeggen als zijnde onjuist en ongegrond.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 maart 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Tegelaers-Kerouache;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van der Meij;
  • de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger raad].
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 9 maart 2015;
  • het faxbericht met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 16 maart 2015;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 16 maart 2015.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
Partijen zijn op 18 oktober 2004 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen is geboren:
- [kind 2] (hierna: [kind 2]), op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats].
Uit de voorhuwelijkse relatie van partijen is geboren:
- [kind 1] (hierna: [kind 1]), op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats].
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij beschikking van 9 september 2009 heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 16 december 2009 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen afgewezen en voorts een zorgregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld zoals in die beschikking is weergegeven.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissingen niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De vader verzoekt aanvulling van de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling voor zover deze betreft de gezinsbegeleiding bij de vader thuis in [plaats 1] twee maal op een zaterdag en hij is in zoverre in hoger beroep gekomen. Ter zitting heeft de vader op dit punt een nieuwe
grief geformuleerd.
3.5.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte het verzoek van de moeder tot toekenning van het eenhoofdig gezag aan haar afgewezen. Partijen communiceren niet met elkaar. Enige communicatie is van belang om invulling te kunnen geven aan het gezamenlijk ouderlijk gezag. Zo heeft de vader pas na zeer lang aandringen zijn medewerking verleend aan het aanvragen van een nieuw paspoort voor de kinderen. Voorts heeft het gebrek aan communicatie geleid tot het starten van onnodige procedures en tot ongemakkelijke situaties, bijvoorbeeld het onverhoeds confronteren van de kinderen met de geboorte van een halfbroertje of halfzusje. Behoudens het incident met betrekking tot de paspoorten hebben zich tussen partijen geen geschillen rondom belangrijke beslissingen met betrekking tot de kinderen voorgedaan, aldus de moeder.
Wat betreft het contact tussen de vader en de kinderen is de moeder van mening dat een pas op de plaats is aangewezen. Er zijn geen positieve ontwikkelingen waar te nemen en de situatie is nog hetzelfde als in het begin. Nu de vader ontkent dat hij in het verleden zowel de moeder als de kinderen heeft mishandeld, is het voor de moeder zeer moeilijk om de kinderen aan de vader toe te vertrouwen. De moeder is van mening dat de door de rechtbank vastgestelde regeling qua opbouw een te hoog tempo kent. Het is nog onduidelijk hoe de kinderen zullen reageren op contact zonder begeleiding, met name gelet op de mogelijke impact van hetgeen zij in het verleden hebben meegemaakt.
Daarnaast heeft de rechtbank in het geheel geen rekening gehouden met de praktische uitvoerbaarheid van de regeling. Zo hebben de kinderen hun vaste activiteiten. Ook heeft de vader aangegeven dat hij vanuit financieel oogpunt slechts eenmaal per maand contact kan hebben met de kinderen. Bovendien mist de moeder de financiële middelen om de kinderen naar [plaats 2] te brengen. De moeder is van mening dat de reiskosten voor rekening van de vader dienen te komen.
Tot slot zijn er veel onduidelijkheden met betrekking tot de door de vader in te schakelen gezinsbegeleiding.
Ter zitting heeft de moeder verklaard dat de contacten tussen de vader en de kinderen die hebben plaatsgevonden na de bestreden beschikking van de rechtbank goed zijn verlopen. De kinderen moesten wel wennen aan de vader, omdat zij hem lang niet gezien hadden, maar ook de onbegeleide contacten zijn goed verlopen. De moeder heeft echter geen vertrouwen in de vader. Zij kent zijn thuissituatie in [plaats 1] niet. De moeder vindt dat zij genoeg geïnvesteerd heeft in het contact tussen de vader en de kinderen en zij werkt niet meer mee aan de uitvoering van een zorgregeling.
3.6.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan. De moeder heeft niet onderbouwd dat voortzetting van het gezamenlijk gezag het belang van de kinderen zou schaden. Ook de communicatieproblemen zijn niet dermate ernstig dat de kinderen klem of verloren zullen raken. De vader doet er op een positieve manier alles aan om steeds meer bij het leven van de kinderen betrokken te raken. Ook de communicatie tussen partijen moet worden opgebouwd. De moeder frustreert dit echter, bijvoorbeeld door de keuze voor een geheim adres.
De vader betwist dat hij de kinderen niet bij eerste gelegenheid heeft gekend in de geboorte van de kinderen uit zijn relatie met zijn nieuwe partner. De vader bestrijdt verder dat hij pas na lang aandringen toestemming heeft gegeven voor het aanvragen van nieuwe paspoorten voor de kinderen. Hij heeft alleen om duidelijkheid gevraagd.
De vader is verder van mening dat de rechtbank terecht geen pas op de plaats heeft gemaakt bij het vaststellen van een zorgregeling. De vader verwijst naar de rapportages van de Mutsaersstichting, waarin melding wordt gemaakt van de plezierige begeleide omgang en van de positieve houding van de vader ten opzichte van de kinderen. Er zijn geen contra-
indicaties voor contact tussen de vader en de kinderen. Voorts zijn er wel degelijk positieve ontwikkelingen. De begeleide omgang is immers onlangs uitgebreid en er hebben inmiddels ook onbegeleide contacten plaatsgevonden, die goed zijn verlopen.
Met de keuze voor [plaats 2] als plaats van overdracht heeft de rechtbank op een goede manier rekening gehouden met het lage inkomen van beide partijen.
In incidenteel appel heeft de vader aangevoerd dat hij niet in staat is zelfstandig de gezinsbegeleiding te regelen bij hem thuis.
Ter zitting heeft de vader verklaard dat er na december 2014 geen contacten meer hebben plaatsgevonden tussen hem en de kinderen. Ingevolge de door de rechtbank vastgestelde regeling moest de vader gezinsbegeleiding regelen tijdens de omgang bij hem thuis. De vader heeft dit wel geprobeerd, maar het is hem niet gelukt financiering hiervoor te krijgen. Met een nieuwe grief en een aangepast incidenteel verzoek heeft de vader ervoor gepleit om de gezinsbegeleiding bij hem thuis te laten vervallen. Bij de onbegeleide contacten tussen hem en de kinderen is immers niet gebleken dat de veiligheid van de kinderen in het geding is geweest.
3.7.
De moeder heeft in reactie op de door de vader aangevoerde nieuwe grief te kennen gegeven contact tussen de vader en de kinderen bij de vader thuis, terwijl daarbij geen gezinsbegeleiding aanwezig is, een stap te ver te vinden.
3.8.
De raad heeft ter zitting geadviseerd de beslissing van de rechtbank ten aanzien van het gezag te bekrachtigen, nu het klemcriterium of het noodzakelijkheidscriterium niet aan de orde is.
Wat betreft het contact tussen de vader en de kinderen adviseert de raad om een regeling vast te stellen, waarbij de onbegeleide contacten eenmaal in de veertien dagen op de zaterdag gedurende zes uren in [plaats 3] worden hervat, totdat de gezinsbegeleiding in [plaats 1] geregeld is, waarna de door de rechtbank vastgestelde regeling verder kan worden uitgevoerd. Uit het rapport van de raad blijkt dat de proefcontacten tussen de vader en de kinderen goed zijn verlopen. De raad is van mening dat de ouders ernstig in gebreke blijven. Hun onderlinge communicatie komt niet van de grond en zij wijzen alleen maar naar elkaar.
3.8.1.
Het hof overweegt met betrekking tot het gezag het volgende.
3.8.2.
Ingevolge artikel 1:251 van het Burgerlijk Wetboek (BW) blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben na ontbinding van het huwelijk dit gezag gezamenlijk uitoefenen.
Ingevolge artikel 1:251a BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt, indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.3.
Het hof stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat geen sprake is van communicatie tussen partijen op zichzelf onvoldoende is om de door de moeder verzochte wijziging in het in het ouderlijk gezag toe te wijzen. Verder doen de in rechtsoverweging 3.8.2. genoemde criteria zich niet voor, nu de vader gemotiveerd heeft betwist dat hij pas na lang aandringen zijn medewerking heeft verleend aan het aanvragen van nieuwe paspoorten voor de kinderen en de moeder ter zitting geen andere situatie heeft kunnen omschrijven waarin zij de vader om zijn medewerking heeft verzocht. De enkele niet onderbouwde stelling van de moeder
dat het gebrek aan communicatie tussen partijen tot onnodige procedures en ongemakkelijke situaties leidt is naar het oordeel van het hof onvoldoende om tot een wijziging van het gezag over te gaan.
Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank terecht het verzoek van de moeder haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen afgewezen. De daartegen gerichte grief faalt. De bestreden beschikking zal derhalve in zoverre worden bekrachtigd.
3.9.1.
Het hof overweegt met betrekking tot een zorgregeling als volgt.
Het hof stelt voorop dat uit het rapport van de raad van 27 mei 2010 niet blijkt van contra-indicaties voor contact tussen de vader en de kinderen. Verder blijkt uit dit rapport dat een periode van anderhalf jaar waarin de kinderen geen contact met de vader hadden gehad snel werd overbrugd. Er was herkenning bij de kinderen en duidelijk zichtbaar affect. Ook uit het verslag van de Mutsaersstichting van 19 december 2013 komt naar voren dat de begeleide contacten tussen de vader en de kinderen plezierig zijn verlopen. Voorts heeft de moeder ter zitting van het hof beaamd dat de contacten tussen de vader en de kinderen die hebben plaatsgevonden in de periode na de bestreden beschikking - met inbegrip van de onbegeleide contacten in [plaats 3] - goed zijn verlopen.
Gelet op het voorgaande is het hof met de rechtbank en de raad van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om het contact tussen de kinderen en de vader niet uit te breiden. Dat de veiligheid van de kinderen daarbij in het geding zou zijn, is naar het oordeel van het hof niet gebleken. De moeder heeft daarvoor onvoldoende aangevoerd.
Ten tijde van de mondelinge behandeling bij het hof hadden de kinderen al gedurende bijna drie maanden geen contact meer met de vader gehad. Teneinde te voorkomen dat de kinderen vervreemd raken van de vader, acht het hof het in hun belang dat er een opbouwende en frequente contactregeling wordt vastgesteld, zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Nu gebleken is dat de onbegeleide contacten in [plaats 3] goed zijn verlopen, is er voor het hof geen reden om de contacten bij de vader thuis in [plaats 1] begeleid te laten plaatsvinden. De daarop betrekking hebbende nieuwe grief van de vader slaagt derhalve. Het hof laat deze nieuwe grief toe, nu gesteld noch gebleken is dat hierdoor aan een goede procesorde tekort wordt gedaan. Daarbij is de moeder ter zitting ook op deze grief van de vader ingegaan.
3.10.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 21 mei 2014 voor zover daarbij een zorgregeling tussen de vader en de kinderen van partijen is vastgesteld,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt met ingang van zaterdag 23 mei 2015 omtrent de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats], en [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats], de volgende regeling vast:
de vader is gerechtigd tot contact met de kinderen
- gedurende de eerste negen weken: eenmaal per drie weken op een zaterdag (zaterdag 23 mei 2015, zaterdag 13 juni 2015 en zaterdag 4 juli 2015) gedurende 6 uur zonder begeleiding in [plaats 3], waarbij de vader de kinderen ophaalt bij de ingang van de Mutsaersstichting in [plaats 3] en hen daar terugbrengt;
- gedurende de daaropvolgende negen weken: eenmaal per drie weken op een zaterdag (zaterdag 25 juli 2015, zaterdag 15 augustus 2015 en zaterdag 5 september 2015) gedurende 6 uur zonder begeleiding bij de vader thuis in [plaats 1], waarbij de overdracht zal plaatsvinden op station [plaats 2] Centraal zowel heen als terug;
- gedurende de daaropvolgende negen weken: eenmaal per drie weken bij de vader thuis in [plaats 1] met overnachting van zaterdag op zondag (26/27 september 2015, 17/18 oktober 2015 en 7/8 november 2015), waarbij de overdracht van de kinderen op zaterdag om 15.00 uur zal zijn en op zondag om 12.00 uur op station [plaats 2] Centraal;
- en vervolgens: eenmaal per drie weken een weekend bij de vader thuis in [plaats 1], waarbij de overdracht zal plaatsvinden op vrijdag om 18.00 uur en op zondag om 15.00 uur op station [plaats 2] Centraal;
- de schoolvakanties en de feestdagen in onderling overleg bij helfte te verdelen, te beginnen met de kerstvakantie 2015;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, O.G.H. Milar en
H. van Winkel en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2015.