ECLI:NL:GHSHE:2015:1520

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
F 200.155.361_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en omgangsregeling in een ouderschapsconflict

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 april 2015, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 juni 2014. De moeder verzocht om alleen met het gezag over de minderjarige kinderen te worden belast en om de omgangsregeling met de vader te beëindigen. De vader had sinds oktober 2013 geen contact meer gehad met de kinderen en de communicatie tussen de ouders was ernstig verstoord. Het hof oordeelde dat de vader zijn verantwoordelijkheden als gezagdragende ouder niet nakwam, wat in het belang van de kinderen niet acceptabel was. De moeder had voldoende aangetoond dat de vader niet in staat was om de gemaakte afspraken na te komen, wat leidde tot emotionele schade voor de kinderen. Het hof besloot dat het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van de kinderen was en kende het eenhoofdig gezag aan de moeder toe. Tevens werd de bestaande omgangsregeling beëindigd, omdat deze niet in het belang van de kinderen was. Het hof benadrukte dat de moeder bereid was om mee te werken aan omgang indien de vader initiatief zou nemen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 23 april 2015
Zaaknummer: F 200.155.361/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/272494 FA RK 13-6778
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.L. Crutzen,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
verweerder,
hierna te noemen: de vader
.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: Breda,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 6 juni 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 september 2014, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar alleen te belasten met het gezag over nader te noemen minderjarige kinderen en de omgangsregeling te beëindigen.
2.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is van de zijde van de vader geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Crutzen;
- de vader;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger raad].
Als informant is ter terechtzitting gehoord mevrouw [voormalig medewerker van Stichting Bureau Jeugdzorg], voormalig medewerker van Stichting Bureau Jeugdzorg te [vestigingsplaats], afdeling KANZ.
2.3.2.
Het hof heeft de hierna te noemen minderjarigen [kind 1] en [kind 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt door het hof, elk afzonderlijk, een brief te sturen, welke brieven ter griffie zijn ingekomen op 26 januari 2015. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van die brieven zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het door de advocaat van moeder op 26 februari 2015 ingediende V8-formulier, waarin hij verzoekt om mevrouw [voormalig medewerker van Stichting Bureau Jeugdzorg] toe te laten tot de terechtzitting.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 24 juli 1998 met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [kind 1] (hierna: [kind 1]), op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats];
- [kind 2] (hierna: [kind 2]), op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats]; en
- [kind 3] (hierna: [kind 3]), op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats].
3.2.
Bij beschikking van 6 oktober 2010 heeft de rechtbank Maastricht tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 2 november 2010 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit. De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.Bij beschikking van 20 maart 2013 heeft de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, bepaald (nadat partijen aldus waren overeengekomen) dat de vader in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken een begeleide bezoekregeling met de kinderen heeft, die erin bestaat dat de vader de kinderen maandelijks op de tweede zaterdag van de maand van 13.00 uur tot 17.00 uur ontmoet en dat de hij iedere vierde zaterdag van de maand rond 19.00 uur telefonisch of per videochat contact heeft met de kinderen.
3.4.
Bij inleidend verzoek heeft de moeder verzocht dat de rechtbank haar alleen met het gezag zal belasten en dat de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen zal worden beëindigd. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank beide verzoeken afgewezen.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De moeder voert in haar beroepschrift - kort samengevat - (met betrekking tot de
gezagskwestie) het volgende aan. De moeder is van mening dat het gevaar bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen beide ouders. Gedurende langere tijd heeft de vader geen invulling aan het ouderlijk gezag kunnen of willen geven en er is sprake van een moeizaam verlopende omgangsregeling, die zijn weerslag heeft op de kinderen. Sinds de zitting in eerste aanleg is er geen enkel contact meer geweest tussen partijen en ook heeft er geen contact meer plaatsgevonden tussen vader en de kinderen. De moeder voert aan dat de vader zelden of nooit bereikbaar is voor de vrouw; ook niet wanneer de vrouw de toestemming van de vader nodig heeft voor bijvoorbeeld medische behandeling van een van de kinderen of voor schoolaangelegenheden. De vader komt zijn afspraken niet na en blijft de kinderen belasten met uitspraken over de moeder. De vader is op geen enkele wijze betrokken bij de opvoeding en verzorging van de kinderen. De vader is een keer in kennelijke staat verschenen voor de omgang; de moeder verdenkt de vader nog altijd van alcoholmisbruik, daarnaast rijdt de vader auto ondanks een rijontzegging.
Met betrekking tot de
contactregeling, voert de moeder - kort samengevat - aan dat het verloop van de regeling aantoont dat de vader kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat is tot het nakomen van een contact-/omgangsregeling. De huidige omgang is in strijd met zwaarwegende belangen van de kinderen, omdat zij onnodig emotioneel belast worden door de gang van zaken rond de contactregeling. Wanneer de regeling beëindigd wordt, ontstaat er rust voor de kinderen omdat er dan voor de kinderen geen vaste dagen en tijdstippen meer zijn waarop zij erop rekenen van vader te horen. De moeder wil weliswaar beëindiging van de huidige contactregeling, maar zij merkt tevens op dat dat niet betekent dat zij - als de vader in de toekomst te kennen geeft de kinderen te willen zien of spreken - hieraan niet zal meewerken.
3.6.
De vader heeft ter terechtzitting mondeling verweer gevoerd en heeft - kort samengevat - naar voren gebracht dat hij de kinderen sinds oktober 2013 niet meer heeft gezien, maar dat hij dat wel heel graag wil. Hij wil graag eens per maand op een vast tijdstip omgang met de kinderen en telefonisch contact via een telefoonnummer dat niet het nummer van de moeder is. De vader heeft ten aanzien van het verzoek tot eenhoofdig gezag van de moeder uitgesproken dat hij bang is dat hij alsdan de kinderen helemaal niet meer kan ontmoeten.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
Gezag
3.7.1.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader na de echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen zijn blijven uitoefenen.
3.7.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b) wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.7.3.
Het hof stelt voorop dat voor gezamenlijk ouderlijk gezag vereist is dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen kunnen voordoen, zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders.
3.7.4.
Het hof heeft in hoger beroep van mevrouw [voormalig medewerker van Stichting Bureau Jeugdzorg] - voormalig medewerker van Stichting Bureau Jeugdzorg te [vestigingsplaats] en uit dien hoofde tot voor kort betrokken bij het vlottrekken van de omgang tussen de minderjarigen en de vader en de communicatie tussen de ouders - begrepen dat het ouders niet lukt om tot afspraken te komen en, wanneer dat bij uitzondering wel lukt, dat het vader niet lukt om de gemaakte afspraken na te komen. De moeder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de vader bij herhaling - ook in situaties waarin dat problematisch was, zoals bij medische aangelegenheden rond de kinderen - niet kan bereiken, hetgeen naar het oordeel van het hof met name de oorzaak vindt in de opstelling van de vader. Zo heeft de vader ter terechtzitting verklaard de telefoon niet op te nemen wanneer hij ziet dat zijn ex-vrouw belt. Nu de vader de communicatie met de moeder uit de weg gaat wordt door de vader geen inhoud gegeven aan zijn verantwoordelijkheid als gezagdragende ouder en staat het gezamenlijk gezag aan een goede en adequate behartiging van de belangen van de kinderen in de weg. Het hof is dan ook van oordeel dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de moeder alleen met het gezag belast wordt. Haar verzoek in hoger beroep zal in zoverre worden toegewezen.
Contactregeling
3.7.5.
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.7.6.
De moeder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, die maakt dat de vigerende omgangsregeling heroverweging behoeft.
Immers, tussen partijen staat vast dat de vader sinds oktober 2013 geen omgang meer heeft gehad met de kinderen.
3.7.7.
Niet in geschil is of de vader recht heeft op omgang met de minderjarigen. Daarover zijn partijen het eens. Echter, in de visie van de moeder is vaststelling van een regeling niet in het belang van de kinderen, omdat de vader bij herhaling de vastgestelde regeling niet nakomt.
3.7.8.
Het hof is, overeenkomstig het advies van de raad, van oordeel dat het verzoek van de moeder dient te worden toegewezen. Uit de zich in het dossier bevindende stukken en uit hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt dat vader om voor het hof onduidelijke redenen niet in staat is om in het kader van de contactregeling gemaakte afspraken na te komen. De herhaalde teleurstelling die de vader veroorzaakt bij de kinderen door het te laten afweten bij de afgesproken contactmomenten, is schadelijk voor hun (emotionele) ontwikkeling. De moeder heeft zowel schriftelijk als mondeling ter terechtzitting benadrukt dat zij haar medewerking zal verlenen aan omgang tussen de vader en de kinderen, wanneer de vader hiertoe initiatief zal nemen. Dit alles maakt dat het hof van oordeel is dat het niet in het belang van de minderjarigen is dat er een omgangsregeling is waarin vaste contactmomenten zijn vastgelegd.
3.7.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag te belasten en de contactregeling te beëindigen alsnog toewijzen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda van 6 juni 2014;
en opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog toe de inleidende verzoeken van de moeder;
bepaalt dat het ouderlijk gezag over
  • [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats];
  • [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats]; en
  • [kind 3], geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats],
aan de moeder alleen toekomt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
beëindigt de bij beschikking van de rechtbank Limburg van 20 maart 2013 vastgestelde contactregeling tussen de vader en
  • [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats];
  • [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats]; en
  • [kind 3], geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, C.A.R.M. van Leuven en M.K. de Menthon Bake en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2015.