ECLI:NL:GHSHE:2015:1517

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
F 200.153.116_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake verhaalsbijdrage partneralimentatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man tegen de gemeente Tilburg, waarbij de man verzocht heeft om de door hem te betalen bijdrage in het levensonderhoud van zijn ex-vrouw te verminderen. De man was eerder gehuwd met mevrouw [de vrouw] en had in het echtscheidingsconvenant afgesproken dat hij geen partneralimentatie verschuldigd was, omdat hij belast was met schulden en bijzondere medische kosten voor zijn inwonende zoon. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had echter bepaald dat de man een verhaalsbijdrage moest betalen aan de gemeente voor de bijstandsverlening aan de vrouw. De man ging in hoger beroep, omdat hij meende dat hij geen onderhoudsbijdrage verschuldigd was en dat zijn financiële situatie hem niet in staat stelde om de vastgestelde bijdrage te voldoen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 maart 2015 werd de man gehoord, maar zijn advocaat was afwezig. Het hof overwoog dat de gemeente op basis van de Wet werk en bijstand een zelfstandige verplichting heeft om de verstrekte bijstand te verhalen, ongeacht de afspraken tussen de man en de vrouw. Het hof concludeerde dat de vrouw, die een bijstandsuitkering ontving, niet in haar eigen levensonderhoud kon voorzien en behoefte had aan een onderhoudsbijdrage.

Het hof beoordeelde de financiële situatie van de man en kwam tot de conclusie dat hij in de periode van 19 september 2013 tot 1 januari 2014 geen draagkracht had om een bijdrage te betalen. Met ingang van 1 januari 2014 had de man echter een beperkte draagkracht van € 44,- per maand. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en bepaalde dat de man vanaf 1 januari 2014 € 44,- per maand aan de gemeente moest betalen, zolang de bijstandsverlening voortduurde.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 23 april 2015
Zaaknummer: F 200.153.116/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/273676 FA RK 13-7361
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te
[woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. F.L. Donders,
tegen
de gemeente Tilburg,
verweerster,
hierna te noemen: de gemeente.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 29 april 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 juli 2014, heeft de man verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de door de man aan de gemeente te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw te verminderen tot een bedrag van
€ 74,- per maand met ingang van 19 september 2013 dan wel tot een ander bedrag dat het hof redelijk acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 september 2014, heeft de gemeente verzocht het hoger beroep van de man af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 maart 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man;
  • de heer [vertegenwoordiger gemeente] namens de gemeente.
2.3.1.
De advocaat van de man is
,met bericht van verhindering d.d. 13 maart 2015, niet ter zitting verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
De man is op 29 mei 2008 gehuwd met mevrouw [de vrouw] (hierna te noemen: de vrouw).
Uit het huwelijk zijn geen thans nog minderjarige kinderen geboren.
3.2.
Bij beschikking van 30 april 2014 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, tussen de man en de vrouw de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 8 mei 2014 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Van deze beschikking maakt deel uit het door partijen ondertekende echtscheidingsconvenant van
14 maart 2014. In artikel 1.1 van dit convenant is opgenomen dat er bij de man geen ruimte is voor het voldoen van partneralimentatie, omdat de man de lopende schulden op zich zal nemen en daarnaast belast wordt met bijzondere medische kosten vanwege de beperkingen van zijn bij hem inwonende zoon.
3.3.
Aan de vrouw is met ingang van 3 juli 2013 een bijstandsuitkering verstrekt.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank op verzoek van de gemeente:
- het door de man aan de gemeente te betalen bedrag ter zake van kosten van bijstand ten behoeve van de vrouw vastgesteld op een bedrag van € 1.200,- over de periode van
19 september 2013 tot en met 30 november 2013 en op een bedrag van € 500,- per maand met ingang van 1 december 2013;
- de man veroordeeld tot betaling aan de gemeente van € 1.200,- en verder tot betaling van
€ 500,- per maand met ingang van 1 december 2013 zolang de bijstandsverlening voortduurt.
3.5.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
Grief 1 houdt in dat de man geen onderhoudsbijdrage ten behoeve van de vrouw verschuldigd is, nu in het echtscheidingsconvenant is vastgesteld dat er bij de man vanwege de verplichtingen die hij op zich neemt, geen ruimte aanwezig is voor het voldoen van partneralimentatie. De man stelt voorts dat de vrouw in staat moet worden geacht in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Met grief 2 stelt de man dat hij niet de draagkracht heeft om de vastgestelde verhaalsbijdrage alsmede de ontstane achterstand te voldoen.
De gemeente heeft de grieven van de man bestreden.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
Grief 1 faalt, aangezien de gemeente ingevolge artikel 61 van de Wet werk en bijstand een zelfstandige verplichting heeft om de verstrekte bijstand te verhalen. Afspraken tussen partijen kunnen aan die verplichting niet afdoen. Het hof overweegt voorts dat, nu de vrouw een bijstandsuitkering heeft, aannemelijk is dat zij niet in staat is in haar eigen levensonderhoud te voorzien en behoefte heeft aan een onderhoudsbijdrage.
Ingangsdatum
3.8.
De ingangsdatum van de vastgestelde verhaalsbijdrage, zijnde 19 september 2013, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof die datum als uitgangspunt zal nemen.
Draagkracht
3.9.
De man stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om de vastgestelde verhaalsbijdrage te voldoen.
3.10.
Met betrekking tot de financiële situatie van de man gaat het hof uit van de volgende gegevens. Voor zover die gegevens in hoger beroep zijn betwist, zal het hof daarop gemotiveerd ingaan bij het desbetreffende onderdeel.
A Inkomen van de man
Voor 2013 houdt het hof rekening met een fiscaal jaarinkomen van € 34.153,-, welk inkomen de man in de door hem overgelegde draagkrachtberekening heeft opgenomen. De gemeente heeft dit inkomen niet betwist.
Met ingang van 1 januari 2014 neemt het hof een inkomen van de man in aanmerking van
€ 3090,69 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag. Dit inkomen blijkt uit de door de gemeente overlegde salarisspecificaties van de man over de periode maart 2014 tot en met juni 2014. De man heeft in dit verband verklaard dat hij in ploegendiensten is gaan werken om meer te verdienen.
De man heeft recht op de volgende heffingskortingen:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting.
B. Lasten van de man
1. Wwb-normbedrag
De man heeft onweersproken verklaard dat zijn meerderjarige zoon bij hem inwoont, die geen werk en geen uitkering heeft
Het hof houdt dan ook rekening met het op de Wet werk en bijstand (Wwb) gebaseerde normbedrag, exclusief de ondergrens woonkostencomponent, voor een eenoudergezin, inclusief de maximale toeslag, ter voorziening in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud.
2. Woonlasten
Het hof houdt rekening met de navolgende onbetwiste maandelijkse lasten:
- € 544,48 € 544,48 aan huur.
3. Ziektekosten
Het hof houdt rekening met de navolgende maandelijkse lasten:
  • € 250,- aan premie Zorgverzekeringswet voor de man en zijn inwonende zoon;
  • € 60,00 aan verplicht eigen risico voor twee personen;
minus€ 70,- (2013) / € 78,- (2014), zijnde het in het Wwb-normbedrag begrepen nominale deel premie ZVW.
4. Rente en aflossing schulden
Tussen de man en de gemeente is niet in geschil dat rekening dient te worden gehouden met de maandelijkse aflossing van de man van € 266,28 op een schuld aan Ribank.
Het hof houdt voorts rekening met de maandelijkse aflossingen van € 30,45 en € 22,35 ten behoeve van huisveilig (camerabeveiliging) en v.c.c.s. (reiniging kliko’s), nu het hier verplichtingen betreft die zijn aangegaan ten tijde van het huwelijk tussen de man en de vrouw.
Tot slot neemt het hof de maandelijkse premie voor een begrafenisverzekering van € 63,25 in aanmerking.
Met de door de man opgevoerde verwervingskosten ad € 103,35 per maand houdt het hof geen rekening. Het hof volgt het standpunt van de gemeente dat deze kosten dienen te worden voldaan uit de aan de man verstrekte reiskostenvergoeding van € 135,85 per maand.
Vaststelling van de verhaalsbijdrage
3.11.
Bovengenoemd inkomen van de man resulteert in de periode vanaf 19 september 2013 tot 1 januari 2014 in een netto besteedbaar inkomen van ongeveer € 2.042,- per maand en met ingang van 1 januari 2014 in een netto besteedbaar inkomen van ongeveer € 2.250,- per maand, waarbij rekening is gehouden met de hiervoor genoemde toepasselijke heffingskortingen.
3.12.
Na aftrek van voormelde lasten van het bovenstaande netto besteedbaar inkomen heeft de man in de periode vanaf 19 september 2013 tot 1 januari 2014 geen draagkracht om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te betalen. In de periode met ingang van 1 januari 2014 heeft de man een draagkrachtruimte van € 57,- per maand. Daarvan is 45% beschikbaar voor de betaling van een onderhoudsbijdrage, zijnde € 26,- per maand.
3.13.
Betaalde partneralimentatie is geheel aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Het fiscaal voordeel dat de man door deze aftrek geniet, komt geheel ten goede aan de vrouw. Rekeninghoudend met dit te realiseren fiscaal voordeel, heeft de man met ingang van
1 januari 2014 de draagkracht om € 44,- per maand te betalen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. Op dit bedrag zal het hof de door de man aan de gemeente te betalen verhaalsbijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw vaststellen.
3.14.
De beschikking waarvan beroep dient derhalve te worden vernietigd.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 29 april 2014 behoudens de beslissing over de proceskosten,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt de door de man aan de gemeente te betalen verhaalsbijdrage in de kosten van het levensonderhoud van mevrouw [de vrouw] met ingang van 19 september 2013 tot 1 januari
2014 op nihil en met ingang van 1 januari 2014 op € 44,- per maand;
veroordeelt de man tot betaling aan de gemeente van € 44,- per maand met ingang van
1 januari 2014, te voldoen zolang de bijstandsverlening voortduurt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, O.G.H. Milar en E.L. Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2015.