Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin zijn verzoek om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn kind, geboren uit een relatie met de vrouw, werd afgewezen. De man heeft op 14 april 2014 beroep aangetekend, waarbij hij verzocht om de beschikking te vernietigen en toestemming te verlenen voor de erkenning van [de zoon]. De vrouw heeft in haar verweerschrift op 4 juni 2014 verzocht om de beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de man niet-ontvankelijk te verklaren.
De mondelinge behandeling vond plaats op 11 november 2014, waarbij beide partijen en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De man voerde aan dat de emotionele weerstand van de vrouw onvoldoende reden is om de erkenning te weigeren, en dat de vrouw niet kan aantonen dat erkenning negatieve gevolgen voor [de zoon] zal hebben. De vrouw daarentegen stelde dat er reële risico's zijn voor de ontwikkeling van [de zoon] als de man hem zou erkennen, en dat haar angst voor de man een belangrijke factor is in haar verzet tegen de erkenning.
Het hof overweegt dat de man de verwekker is van [de zoon] en dat zowel het kind als de man recht hebben op erkenning van hun relatie. Het hof concludeert dat de belangen van de man en [de zoon] zwaarder wegen dan de belangen van de vrouw bij niet-erkenning. Het hof verleent daarom de man vervangende toestemming om [de zoon] als zijn kind te erkennen, en vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank.