3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
( i) APEX Vastgoed B.V. (hierna: APEX) en Vastgoed Solide Maatschappij B.V. (hierna: VSM) zijn op 3 mei 2004 opgericht. APEX is via Vastgoed Solide Fondsen B.V. middellijk bestuurder van VSM, die op haar beurt bestuurder is van Vastgoed Solide Maatschappij Beleggingen B.V. [appellant] was vanaf 9 oktober 2006 via zijn vennootschap Netwerk voor Alternatieve Investeringsstrategieën B.V. aandeelhouder (20%), (mede-) bestuurder en financieel directeur van APEX.
(ii) Van 1 oktober 2005 tot 1 maart 2008 was [geïntimeerde] in dienst bij de eenmanszaak van [appellant], DRC [plaats] (hierna: DRC), in de functie van adviseur financiële dienstverlening. Voorheen werkten zowel [geïntimeerde] als [appellant] (laatstelijk als directeur) bij het bedrijf Center Advies.
(iii) [appellant] heeft in 2005 bij Center Advies een beleggingsproduct van VSM (4,5% - 9% winstdelende obligaties, met een looptijd van 20 jaren, hierna: obligaties VSM) geïntroduceerd. Center Advies en DRC hebben vanaf 2005 als intermediair van VSM bemiddeld in dit beleggingsproduct.
(iv) [geïntimeerde] heeft tijdens zijn dienstverband met DRC [obligatiehouder 1] en [obligatiehouder 2] (hierna gezamenlijk in enkelvoud: [obligatiehouder ]) bij e-mailbericht van 19 maart 2007 (prod. 17 memorie van grieven) informatie verstrekt over de obligaties VSM. In oktober 2007 heeft [obligatiehouder ] voor een bedrag van € 5.000,- aan obligaties VSM gekocht en inclusief provisie een bedrag van € 5.150,- betaald. Daarna heeft [obligatiehouder ] maandelijks, tot april 2010, een bedrag van € 100,- bijgestort bij VSM.
( v) Bij beëindiging van het dienstverband van [geïntimeerde] bij DRC heeft [geïntimeerde] tegen betaling een aantal klanten meegenomen, onder meer [obligatiehouder ] [geïntimeerde] heeft daarna zelfstandig via de vennootschap NeoAdvies B.V. als financieel adviseur en intermediair van VSM bemiddeld in de obligaties VSM.
(vi) Uit een e-mailwisseling tussen [geïntimeerde] en [obligatiehouder ] op 8 juli 2008 (prod. 21 memorie van grieven) blijkt dat [obligatiehouder ] een aanzienlijk groter bedrag aan spaargelden wilde beleggen in obligaties VSM en dat [geïntimeerde] [obligatiehouder ] nadere informatie heeft verstrekt over deze obligaties. [geïntimeerde] heeft in het e-mailbericht van 8 juli 2008 onder meer aan [obligatiehouder ] geschreven:
“Het mooie van VSM is dat bij een faillissement van Vastgoed Solide Maatschappij dit geen gevolg heeft voor obligatiehouders wij dus als participanten. Het onroerende goed staat los van een eventuele faillissement van Vastgoed Solide Maatschappij.”
In juli 2008 heeft [obligatiehouder ] een bedrag van € 50.000,- overgemaakt naar VSM.
In totaal heeft [obligatiehouder ] een bedrag van € 58.050,- aan VSM betaald.
(vii) Op 12 december 2008 is [appellant] als middellijk bestuurder en financieel directeur van APEX teruggetreden.
(viii) In juni 2009 heeft [geïntimeerde] van VSM de mededeling ontvangen dat een koersverlaging van 60% van de nominale waarde van de obligaties VSM zal plaatsvinden en dat VSM zich vrij acht een verzoek tot vervroegde lossing af te wijzen of om daarmee slechts onder voorwaarden in te stemmen. [geïntimeerde] heeft [obligatiehouder ] hieromtrent bij brief van 10 juni 2009 geïnformeerd.
(ix) Bij brief van 9 december 2010 is [geïntimeerde] door [obligatiehouder ] aansprakelijk gesteld voor het geval [obligatiehouder ] zijn inleg bij VSM niet terug zou krijgen. Bij brief van 21 december 2010 heeft de verzekeraar van NeoAdvies B.V. aansprakelijkheid afgewezen.
( x) Op 7 december 2010 is APEX in staat van faillissement verklaard.
(xi) In december 2010 heeft VSM bij de rechtbank Arnhem surseance van betaling aangevraagd en een ontwerpakkoord aan haar schuldeisers aangeboden. Kennelijk is daarna surseance van betaling aan VSM verleend. Bij beschikking van 29 maart 2011 heeft de rechtbank Arnhem het aangeboden akkoord gehomologeerd. Dit akkoord houdt in dat de obligatiehouders hun vorderingen voor het nominale bedrag behouden maar dat a. zij worden achtergesteld bij alle andere huidige en toekomstige vorderingen op VSM; b. na verkoop van het laatste vastgoed de vorderingen worden geconverteerd in een vorm van aandeel in het vermogen van VSM; en c. de vordering niet opeisbaar is dan wanneer VSM besluit tot uitkering.
De vordering van [obligatiehouder ] als obligatiehouder is in de surseance erkend voor een bedrag van € 58.647,56. VSM heeft tot op heden de vordering van [obligatiehouder ] niet betaald.
(xii) [obligatiehouder ] heeft [geïntimeerde], [appellant] en VSM in rechte betrokken. In de procedure voor de rechtbank Oost-Brabant (de hoofdzaak met zaaknummer 235077/HA ZA 11-1374) is bij incidenteel vonnis van 23 november 2011 [geïntimeerde] toegestaan om [appellant] in vrijwaring op te roepen.
(xiii) In de hoofdzaak is op 24 oktober 2012 eindvonnis gewezen (prod. 15 memorie van grieven). De rechtbank heeft daarin geoordeeld dat [geïntimeerde] jegens [obligatiehouder ] onrechtmatig heeft gehandeld: 1. door [obligatiehouder ] in 2007 foutief te informeren over de obligaties VSM die [obligatiehouder ] in oktober 2007 voor € 5.150,- heeft genomen; en 2. door [obligatiehouder ] in juli 2008 andermaal foutief te informeren over de obligaties VSM die [obligatiehouder ] in juli 2008 voor € 50.000,- heeft genomen. De rechtbank heeft [geïntimeerde] en [appellant] hoofdelijk veroordeeld tot vergoeding van de schade die [obligatiehouder ] heeft geleden als gevolg van de door [geïntimeerde] in 2007 gepleegde onrechtmatige daad en [geïntimeerde] voorts veroordeeld tot vergoeding van de schade die [obligatiehouder ] heeft geleden als gevolg van de door [geïntimeerde] in 2008 gepleegde onrechtmatige daad, op te maken bij staat. De rechtbank heeft de vorderingen van [obligatiehouder ] jegens VSM afgewezen.
In de daarop gevoerde schadestaatprocedure hebben [obligatiehouder ], [geïntimeerde] en [appellant] een schikking getroffen.