ECLI:NL:GHSHE:2015:1470

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
21 april 2015
Zaaknummer
HD200.125.619_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het hof in procedure ex art. 2:343 BW

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van een appellant tegen twee geïntimeerden, die samen een vennootschap hebben opgericht. De appellant, die ook aandeelhouder is, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld om zijn aandelen in de vennootschap Multi Purpose Cable Solutions B.V. (MPCS) over te laten nemen door de geïntimeerden. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, omdat er geen rechten van de appellant als aandeelhouder zijn geschonden die grondslag kunnen bieden voor de gevorderde overname. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en vier grieven ingediend, waarbij hij de vernietiging van het vonnis van de rechtbank vorderde.

De procedure in hoger beroep is gestart na de wijziging van de wetgeving omtrent de bevoegdheid van de rechter in dergelijke zaken. Voor 1 januari 2013 was het zo dat hoger beroep in dit soort zaken uitsluitend bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam moest worden ingesteld. Echter, met de wijziging van de wetgeving is het nu mogelijk om in de statuten of een overeenkomst af te wijken van deze regel. Het hof heeft in deze zaak de bevoegdheid van het hof te beoordelen en partijen in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten.

Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden en partijen gevraagd om zich op een later moment uit te laten over de bevoegdheid van het hof in deze procedure. De uitspraak is gedaan op 21 april 2015, waarbij het hof de rolraadsheer heeft aangewezen om de zaak openbaar uit te spreken. De zaak is van belang voor de interpretatie van de wetgeving omtrent de bevoegdheid van de rechter in vennootschapsrechtelijke geschillen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.125.619/01
arrest van 21 april 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. M.R.E Gelok te Roosendaal,
tegen
[geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
en
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. R. Mastenbroek te Rotterdam,
op het bij de exploten van dagvaarding van 4 maart en 11 maart 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Breda, sector civiel recht gewezen vonnis van 12 december 2012 tussen appellant -[appellant]- als eiser, en geïntimeerden -[geïntimeerde 1] respectievelijk [geïntimeerde 2], tezamen [geïntimeerden c.s.]- als gedaagden.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • voornoemde dagvaardingen van 4 en 11 maart 2013;
  • een memorie van grieven, waarbij producties zijn overgelegd;
  • een memorie van antwoord.
Nadat [appellant] arrest heeft gevraagd, is bepaald dat arrest wordt gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

2.Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. 246842 / HA ZA 12-187)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnis van 12 december 2012 en naar het daaraan voorafgaande vonnis van 13 juni 2012.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis feiten vastgesteld. Die feiten zijn in dit hoger beroep niet bestreden, zodat het hof, voor zover relevant, daarvan zal uitgaan.
a. Multi Purpose Cable Solutions B.V. (hierna MPCS) is op 4 mei 2006 opgericht door [geïntimeerde 2], [geïntimeerde 1] en [appellant]. Zij houden elk 1/3de deel van de aandelen in MPCS en zijn bij de oprichting benoemd tot statutair bestuurder.
b. MPCS exploiteert een bedrijf dat zich richt op kabelassemblage.
c. Op 14 maart 2011 heeft [appellant] een nieuwe vennootschap opgericht, genaamd Cable Solutions B.V. (hierna CS). De activiteiten van CS bestaan uit kabelassemblage.
d. Op of omstreeks 1 juni 2011 heeft [appellant] [geïntimeerden c.s.] meegedeeld bezig te zijn met de voorbereidingen van de opstart van een nieuwe vennootschap. [geïntimeerden c.s.] hebben [appellant] op enig moment na die mededeling de toegang tot het bedrijfsgebouw van MPCS ontzegd.
4.2
[appellant] heeft in eerste aanleg en na wijziging eis, gevorderd dat de rechtbank [geïntimeerden c.s.] zal veroordelen om van [appellant] over te nemen de door hem gehouden aandelen in MPCS overeenkomstig de leden 3, 4 en 5 van art. 2:343 BW, en hen te veroordelen tot betaling van de door een (1) door de rechtbank te benoemen deskundige vast te laten stellen prijs, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2011 tot de dag der voldoening, met veroordeling van [geïntimeerden c.s.] in de kosten van de procedure.
De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis de vordering afgewezen omdat, kort gezegd, geen rechten van [appellant] als aandeelhouder zijn geschonden die grondslag kunnen bieden tot toewijzing van het gevorderde. [appellant] is door de rechtbank in de proceskosten veroordeeld.
4.3
Bij memorie van grieven heeft [appellant] vier grieven voorgedragen en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van 12 december 2012. Hij vordert in dit hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad, dat het hof [geïntimeerden c.s.] zal veroordelen om de aandelen MPCS van [appellant] overeenkomstig art. 2:343 BW over te nemen conform art. 2:343 jo. 339 lid 1 BW, een of drie deskundigen te benoemen die over de prijs van de aandelen schriftelijk bericht dienen uit te brengen, en de prijs van de aandelen vast te stellen, met veroordeling van [geïntimeerden c.s.] het aldus vastgestelde bedrag aan [appellant] te betalen, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2011 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [geïntimeerden c.s.] in de kosten van de procedure zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
[geïntimeerden c.s.] bestrijden de grieven.
4.4
Tot 1 januari 2013 bepaalde art. 2:336 lid 3 BW, krachtens art. 2:343 lid 1 BW van toepassing op een procedure zoals de onderhavige, dat hoger beroep van een op de voet van art. 2:343 BW gewezen uitspraak uitsluitend kan worden ingesteld bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam. De wet liet geen uitzonderingen op deze regel toe.
Met ingang van 1 januari 2013 laat de wet in art. 2:337 BW echter wel uitzonderingen toe op de regel dat hoger beroep moet worden ingesteld bij voornoemde ondernemingskamer. Voor zover hier van belang bepaalt art. 337 lid 2 BW namelijk sinds 1 januari 2013, dat “in de statuten of een overeenkomst kan worden (…) afgeweken van de rechterlijke bevoegdheid als geregeld in artikel 336 leden 3 en 5.”.
De onderhavige procedure is in eerste aanleg aangevangen én geëindigd met een eindvonnis vóór 1 januari 2013, dus nog onder het oude recht. Het hoger beroep is ingesteld na 1 januari 2013, dus toen het nieuwe recht reeds van kracht was. Partijen hebben zich in de stukken niet uitgelaten over de bevoegdheid van het hof. Het hof zal, alvorens te oordelen over de bevoegdheidsvraag, partijen in staat stellen zich hierover bij akte gelijktijdig uit te laten aan de hand van de hierna in het dictum gestelde vragen.
4.5
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De uitspraak

Het hof:
alvorens verder te beslissen:
stelt partijen in staat zich gelijktijdig bij akte, te nemen ter rolle van 19 mei 2015 gemotiveerd uit te laten over de volgende vragen:
is op het onderhavige hoger beroep art. 2:337 BW zoals luidende vóór 1 januari 2013 van toepassing of art. 2:337 BW zoals luidende vanaf 1 januari 2013?
kennen de statuten van MPCS een van art. 2:336 lid 3 BW afwijkende regel omtrent het hoger beroep zoals voorzien in het vanaf 1 januari 2013 geldende art. 2:337 lid 2 BW of is een overeenkomst ter zake gesloten zoals genoemd in die bepaling?
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, O.G.H. Milar en J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 april 2015.
griffier rolraadsheer