Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de man],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- hoewel behoorlijk opgeroepen - niet ter zitting in hoger beroep verschenen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 april 2015, gaat het om een hoger beroep van twee appellanten, [appellant 1] en [appellante 2], die in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) een verzoek hebben ingediend om hun schuldsaneringsregeling te beëindigen met toekenning van een 'schone lei'. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellanten toerekenbaar tekortgeschoten waren in hun verplichtingen, wat leidde tot een aanzienlijke boedelachterstand van circa € 5.400 en nieuwe schulden van ongeveer € 5.000. De appellanten hebben hun budgetbeheer stopgezet en geen plan ingediend om de achterstand in te lopen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 april 2015 hebben de appellanten hun standpunten toegelicht, waarbij zij stelden dat de tekortkomingen niet volledig aan hen te wijten waren, onder andere door de gevolgen van een herseninfarct bij [appellante 2]. Het hof heeft echter vastgesteld dat de appellanten structureel te weinig hebben afgedragen aan de boedel en dat zij geen voldoende gemotiveerd plan hebben gepresenteerd om hun schulden in te lopen. Het hof heeft de argumenten van de appellanten niet overtuigend geacht en heeft geconcludeerd dat de tekortkomingen aan hen zijn toe te rekenen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de schuldsaneringsregeling niet werd verlengd en geen 'schone lei' werd verleend. De appellanten zijn verantwoordelijk voor hun financiële situatie en hebben onvoldoende gedaan om hun verplichtingen na te komen. Het hof heeft benadrukt dat de appellanten bekend waren met hun verplichtingen en dat de verantwoordelijkheid voor het beheer van hun financiën bij hen ligt.