De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – aan dat de rol van de raad als de wettelijk voorgeschreven adviseur in kwesties als de onderhavige, is verschoven naar die van partij in het geding. Bovendien heeft de stichting al vóór de bestreden beschikking een opvoedingsbesluit genomen, dat inhield dat de kinderen in het pleeggezin zouden opgroeien, hetgeen lijnrecht stond op de door de kinderrechter in de beschikking van 10 oktober 2014 ingezette koers. De moeder verzoekt om die redenen een onafhankelijke deskundige te benoemen. De moeder wijst op de mogelijkheden van een moeder-kind opname bij de Bascule in [vestigingsplaats] of Julius in [vestigingsplaats].
De moeder betwist de stellingen van de raad omtrent haar persoon en vaardigheden en de stelling dat de kinderen bij de moeder niet veilig zouden zijn. Voortdurend zijn er misverstanden rondom vertalingen van begrippen en is er onvoldoende aandacht voor de cultuurverschillen. Voorts is de moeder onvoldoende in de gelegenheid gesteld haar kwaliteiten te tonen. De moeder stelt dat zij in Indonesië gedurende tien jaar werkzaam is geweest in een kinderdagverblijf.
De moeder betwist dat zij de gebeurtenissen bagatelliseert en dat zij bij aanvang van de uithuisplaatsing geweigerd heeft deel te nemen aan een ouder-kind traject. Zij stelt dat zij aan alle noodzakelijke hulpverlening haar medewerking heeft verleend. Bij “Idiomes” is geconstateerd dat verdere traumabehandeling voor de moeder niet geïndiceerd was, maar zij staat hier nog wel voor open.
De OKPT (bij Herlaarhof) toont aan hoe eenvoudig de relatie tussen de moeder en de kinderen is hersteld, hetgeen haaks staat op de heersende opvatting in jurisprudentie en de literatuur over de gehechtheidsrelaties van kinderen. Op de door de moeder in het geding gebrachte beelden van de contactmomenten met de kinderen is te zien dat zij normaal op de moeder reageren, belangstelling voor haar tonen en naar haar toe kruipen. Uit de rapportages van Herlaarhof blijkt geenszins dat de moeder niet zou kunnen aansluiten op de behoeften van de kinderen. Ook de stichting en Combinatie Jeugdzorg laten zich in die tijd niet in negatieve zin uit over de mogelijkheden van de moeder. De moeder wijst voorts op de cruciale rol die zij heeft gespeeld bij de EMDR-therapie van de kinderen.
De raad en de stichting hebben de op hen sinds 1 januari 2015 rustende plicht geschonden om de feiten naar volledige waarheid weer te geven. Zonder gedegen onderzoek naar de feiten en zonder de beslissing van de strafrechter af te wachten, wordt gesteld dat de moeder de kinderen onvoldoende heeft kunnen beschermen, terwijl de hulpverlening zich niet afvraagt wat zij zelf had kunnen doen om hetgeen zich met betrekking tot de kinderen heeft afgespeeld te voorkomen. Inmiddels heeft in het kader van het strafproces ten aanzien van de moeder een eerste pro forma zitting plaatsgevonden.
De raad heeft geweigerd aan te sluiten bij het overleg met de gemeente, waarbij zou worden gezocht naar oplossingen voor de huisvesting van de moeder. De weigering van de stichting om de kinderen thuis te plaatsen, vertraagt de toewijzing van een woning aan de moeder.
Volgens de moeder dienen in dezen twee beslissingen te worden genomen, namelijk de beslissing dat de kinderen dienen te worden teruggeplaatst bij de moeder en een beslissing over de termijn waarbinnen dit gerealiseerd dient te worden.
Bescherming van de kinderen tegen de vader is een collectieve verantwoordelijkheid, aldus de moeder. Zij kan in het uiterste geval nog terugkeren naar Indonesië. Volgens de moeder kan het risico op een trauma door een vertrek van de kinderen bij de pleegouders worden beperkt door een gelijkmatige overgang en OKTP met de moeder.