Voor de hoogte van de beslagvrije voet is de leefvorm bepalend. Vast is komen te staan dat [geïntimeerde] in een huurwoning woont samen met zijn nieuwe partner, mevrouw [de huidige partner], en tevens de zorg heeft voor haar minderjarige zoon [minderjarige] (geboren op [geboortedatum] 2001).
Naar het oordeel van het hof heeft de gemeente in het geheel niet nader onderbouwd dat mevrouw [de huidige partner] eigen inkomsten zou hebben. Ook is in het geheel niet onderbouwd dat [geïntimeerde] naast zijn AOW-pensioen andere inkomsten zou genieten. In ieder geval blijkt uit de als productie 4 bij het beroepschrift overgelegde verklaring van 19 februari 2014 dat hij bij het Federaal Instituut voor pensioen- en invaliditeitsverzekering Mostar geen rechten heeft verworven.
Rekening houdend met de levensstandaard ter plaatse, zal in deze zaak voor de berekening van de beslagvrije voet dan ook, conform ook de visie van partijen, 90% van de voor Bosnië-Herzegovina geldende remigratievergoeding voor een samenwonende (vanaf de AOW-leeftijd) het uitgangspunt zijn.
Daarbij zal het hof voorts hanteren het geldende bedrag voor de niet-verzekerde situatie, omdat, naar het oordeel van het hof, door [geïntimeerde] onvoldoende is aangetoond dat hij voor de Nederlandse zorgverzekering verzekerd is. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in eerste aanleg is namens [geïntimeerde] nog gezegd dat hij geen zorgverzekering heeft, omdat hij die niet kan betalen en dat hij zou gaan proberen een ziektekostenverzekering in Nederland af te sluiten. Er zijn in hoger beroep geen stukken in het geding gebracht die een bevestiging van een sinds 18 september 2014 gewijzigde situatie inhouden.
Nu in de remigratievergoeding zelf geen (deel)bedrag voor ziektekosten is opgenomen, althans het hof daarvan niet is gebleken, en het er bij de bepaling van de beslagvrije voet om gaat een gerechtvaardigde norm-ondergrens aan middelen van bestaan vast te stellen, zal het hof wel rekening houden met het geldende bedrag aan tegemoetkoming ziektekosten van
€ 108,73. De redenering van de gemeente ‘dat tegemoetkoming in de ziektekosten los staat van de bijstandsnorm en derhalve buiten de berekening van de basisnorm dient te worden gehouden’ (grief 2) volgt het hof dan ook niet.
De te hanteren verhoging met betrekking tot de woonkosten stelt het hof vast op € 115,89 per maand. Hoewel niet alle onduidelijkheden door [geïntimeerde] opgehelderd zijn, acht het hof voldoende aannemelijk dat hij, mevrouw [de huidige partner] en haar zoon wonen op het adres : [adres 2] [plaats 2]. Blijkens de brief van SVB van 30 oktober 2013 (prod. 1 bij oorspronkelijk verzoekschrift dat als productie 1 is overgelegd), de brief van de vorige advocaat van 17 januari 2014 (prod 2 bij oorspronkelijke verzoekschrift), de verklaring belastingkantoor van 19/2/14 (productie 5 bij oorspronkelijke verzoekschrift) en de laatste brief van SVB van 24 februari 2015 is het adres van [geïntimeerde] nog steeds [adres 2]. De huurovereenkomst van 1 mei 2013 (geldend tot 1 mei 2014) betreffende het adres [adres 2], vermeldt een kale huur 400 KM (Bosnische Mark), zijnde € 204,52 per maand. Rekening houdend met een naar de levensstandaard van Bosnië-Herzegovina omgerekende Nederlandse normhuur (vgl. berekening door de gemeente onder grief 3: [ (574,43/1.293,32) x € 199,54 ] van € 88,63, is de te hanteren verhoging dan dus € 204,52 minus € 88,63 =
€ 115,89.