ECLI:NL:GHSHE:2015:1297

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 april 2015
Publicatiedatum
13 april 2015
Zaaknummer
F 200.152.962_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van een minderjarig kind. De vader, die in hoger beroep was gekomen, verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en alleen met het gezag over het kind belast te worden. De moeder was op cruciale momenten niet bereikbaar voor overleg, en de communicatie verliep uitsluitend via haar ouders, wat problematisch kon zijn in noodsituaties. Het hof oordeelde dat partijen niet in staat waren tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening, wat schadelijk kon zijn voor de ontwikkeling van het kind. De rechtbank had eerder het verzoek van de vader afgewezen, maar het hof vernietigde deze beschikking en kende het eenhoofdig gezag aan de vader toe. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, gezien de affectieve relatie tussen partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 9 april 2015
Zaaknummer: F 200.152.962/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/182819 / FA RK 13-1623
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.J.A. Iding,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. J.G. van Ek.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, regio Parkstad Limburg, locatie Heerlen (hierna te noemen: de stichting).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie Maastricht,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 april 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 juli 2014, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat het gezamenlijk gezag over het hierna nader te noemen minderjarige kind van partijen wordt beëindigd en dat de vader voortaan alleen met het gezag over dit kind wordt belast. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 8 september 2014, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen, desnoods onder verbetering van de gronden.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 maart 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Iding;
-namens de moeder, mr. Van Ek;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger raad].
2.3.1.
De moeder en de stichting zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 12 december 2013;
- de inventarisstaat met het procesdossier in eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 23 juli 2014;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 5 augustus 2014;
- de brief van de stichting d.d. 4 september 2014;
- het V5-formulier ingediend door de advocaat van de vader op 8 januari 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken affectieve relatie van partijen is geboren:
- [het kind] (hierna: [het kind]), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats].
De vader heeft [het kind] erkend.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over [het kind] uit.
[het kind] woont bij de vader
.
3.2.
De vader heeft de rechtbank verzocht het gezamenlijk gezag van partijen over [het kind] te beëindigen en te bepalen dat hij voortaan alleen met het gezag over [het kind] wordt belast.
3.3.
Bij beschikking van 9 januari 2014 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, de raad verzocht onderzoek te verrichten en de rechtbank te adviseren over de vraag of de vader alleen met het gezag dient te worden belast.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot wijziging van het gezag in eenhoofdig gezag over [het kind] afgewezen.
3.5.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – samengevat – het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat [het kind] geen last heeft van de wijze waarop thans beslissingen over hem worden genomen en dat de huidige wijze van gezagsuitoefening klaarblijkelijk al een aantal jaren voldoet.
De vader heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij geen telefoonnummer van de moeder heeft en haar niet kan bereiken. Indien de vader toestemming nodig heeft van de moeder geschiedt dit via de ouders van de moeder, waardoor het lang duurt voordat zaken zijn geregeld. Dit kan tot problemen leiden indien er bijvoorbeeld sprake is van een acute medische situatie, waarbij de toestemming van de moeder direct vereist is.
De rechtbank gaat in haar overwegingen volledig voorbij aan het feit dat er thans sprake is van een ondertoezichtstelling en dat beslissingen mede via de gezinsvoogd worden genomen, alsmede dat de gezinsvoogd tracht om het contact met de moeder te onderhouden. Op het moment dat de ondertoezichtstelling wordt beëindigd, voorzien de vader en de gezinsvoogd problemen wanneer de moeder zich gaat mengen in te nemen beslissingen over [het kind] omdat zij niet in staat is om op een goede wijze samen met de vader die beslissingen te nemen. De moeder is niet betrokken bij [het kind] en is niet in staat gebleken om voor [het kind] te zorgen. [het kind] woont inmiddels ruim vier jaar bij de vader en de vader is alleen belast met de verzorging en opvoeding van [het kind].
De vader heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat het feit dat de moeder niet ter zitting is verschenen het beeld dat de vader van moeder heeft, bevestigt.
De rechtbank heeft verder ten onrechte overwogen dat de moeder hulp heeft gezocht en dat zij daarvoor op een wachtlijst staat, waardoor onvoldoende vast staat dat de moeder in de toekomst geen invulling zal kunnen geven aan het gezag.
De rechtbank gaat in die overweging volledig voorbij aan het feit dat de moeder in de afgelopen jaren nimmer hulpverlening heeft geaccepteerd en zich nimmer heeft gehouden aan de regels en voorschriften van de hulpverlening. Niet is gebleken dat de moeder thans wél hulpverlening accepteert en dat dit de benodigde veranderingen bij de moeder zal bewerkstelligen. Ten onrechte ziet de rechtbank, anders dan de raad, vooralsnog niet dat [het kind] klem of verloren zal raken tussen partijen. De vader voert daartoe aan dat de raad grondig onderzoek heeft verricht en op grond daarvan heeft geadviseerd om het verzoek van de vader toe te wijzen. De rechtbank gaat ten onrechte aan dit advies voorbij.
3.7.
De moeder voert in het verweerschrift zoals aangevuld ter zitting – samengevat – het volgende aan.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat [het kind] geen last heeft van de wijze waarop beslissingen worden genomen. De moeder heeft feitelijk een “uitgekleed gezag” en zij legt de vader geen strobreed in de weg als het aankomt op het nemen van beslissingen over [het kind]. Zowel de vader, als de stichting en de raad kunnen geen incidenten noemen waarin de gezamenlijke gezagsuitoefening tot conflicten heeft geleid of ten nadele van [het kind] heeft gestrekt. De advocaat van de moeder heeft ter zitting van het hof verklaard dat sedert de ondertoezichtstelling is beëindigd tussen partijen over de gezagsuitoefening geen conflicten zijn ontstaan. De advocaat van de moeder vindt het daarom nog een brug te ver om het gezamenlijk gezag te beëindigen enkel op de grond dat in de toekomst problemen zouden kunnen ontstaan.
De moeder is van mening dat de vraag of zij hulpverlening heeft geaccepteerd, dan wel zal gaan accepteren niet van doorslaggevend belang is voor de vraag of zij het gezamenlijk gezag met de vader kan blijven uitoefenen. Van belang is dat er nimmer conflicten tussen partijen zijn geweest betreffende de gezagsuitoefening en de moeder geenszins de intentie heeft om zich in de toekomst op enigerlei wijze met de dagelijkse verzorging en opvoeding van [het kind] te gaan bemoeien. De moeder accepteert haar rol op de achtergrond. Er is dan ook geen sprake van een (toekomstig) klem raken van [het kind] tussen partijen.
Verder is niet gesteld of gebleken dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van [het kind] noodzakelijk is. De moeder stelt dat zij belang heeft bij het behouden van het gezag. Omdat er geen communicatie tussen partijen is, kan de moeder nu en in de toekomst, indien nodig, informatie over [het kind] opvragen bij instanties die hierover beschikken; zij wenst deze mogelijkheid te behouden. Voorts wenst de moeder haar gezag te behouden voor het geval de vader komt te overlijden, zodat zij dan van rechtswege het gezag over [het kind] uitoefent.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting benadrukt dat er altijd contact tussen de moeder en [het kind] heeft plaatsgevonden en dat deze contactmomenten goed verlopen.
3.8.
De stichting heeft in de brief d.d. 4 september 2014 – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
De stichting ondersteunt het verzoek van de vader om aan hem het eenhoofdig gezag toe te kennen. De stichting is van mening dat het eenhoofdig gezag van de vader de voorkeur verdient, zodat hij aan [het kind] de stabiliteit van een beschermde woonomgeving kan blijven bieden zonder hierin te worden meegesleurd door de grilligheid en onvoorspelbaarheid van de moeder. De moeder geeft op geen enkele wijze invulling aan haar gezag. Indien de vader een handtekening van de moeder nodig heeft, moet hij die via de ouders van de moeder proberen te bemachtigen. Gezien de leeftijd van de ouders van de moeder zal dit op enig moment een probleem worden. Sinds 2007 zijn er door de diverse gezinsvoogden – tevergeefs – tientallen pogingen ondernomen om met de moeder contact te houden. De ondertoezichtstelling van [het kind] is geëindigd op 17 september 2014.
3.9.
De raad heeft ter zitting in hoger beroep – kort samengevat – het volgende verklaard.
Dat de moeder niet ter zitting is verschenen, is voor de raad een bevestiging dat de moeder het laat afweten. De moeder geeft geen invulling aan haar gezag. De moeder neemt evenmin het initiatief om bij instanties te informeren hoe het met [het kind] gaat. De raad handhaaft het advies om het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen en de vader voortaan alleen met het gezag over [het kind] te belasten.
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.10.2.
Het hof stelt voorop dat voor gezamenlijk gezag vereist is dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen kunnen voordoen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer met zich dat in het belang van de kinderen het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend.
3.10.3.
Weliswaar volgt uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep dat de moeder zich niet met de dagelijkse verzorging en opvoeding van [het kind] bemoeit en dat evenmin is gebleken dat tussen partijen (na beëindiging van de ondertoezichtstelling) conflicten over de gezagsuitoefening zijn ontstaan doordat de moeder haar toestemming heeft onthouden. Beëindiging van het gezamenlijk gezag is om die redenen dan ook niet strikt noodzakelijk.
Desalniettemin ziet het hof aanleiding om het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen, nu uit de overgelegde stukken en ter zitting van het hof is gebleken dat de moeder voor de vader op cruciale momenten niet voor overleg bereikbaar is. De vader beschikt zelfs niet over een telefoonnummer van de moeder.
Uit de brief van de stichting d.d. 4 september 2014 blijkt dat de moeder ook voor de stichting – ondanks tientallen pogingen daartoe – onbereikbaar is gebleken. De communicatie met de moeder verloopt uitsluitend via haar ouders. Dit brengt met zich dat de nodige vertraging ontstaat bij het nemen van beslissingen over [het kind] en dat dit tot problemen kan leiden indien er sprake is van een (medische) noodsituatie, waarbij de toestemming van de moeder direct is vereist. Verder is de moeder in het verleden onberekenbaar gebleken doordat zij grillig en onvoorspelbaar gedrag vertoont.
De onberekenbaarheid en de onbereikbaarheid van de moeder worden voor het hof bevestigd doordat zij, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting van het hof is verschenen zodat het hof niet in staat is gesteld de moeder om een toelichting te vragen. De onbereikbaarheid van de moeder en de onberekenbaarheid van haar handelen in onderling verband beschouwd, staan in de weg aan een behoorlijke gezamenlijke uitoefening van het gezag. Partijen zijn, gelet op het vorenstaande, niet tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening in staat. Deze omstandigheid kan de ontwikkeling van [het kind] schaden en het hof oordeelt dat zulks voldoende reden is om tot wijziging van het gezag te besluiten en het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen. Het hof is dan ook, anders dan de rechtbank, van oordeel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van [het kind] noodzakelijk is. Het hof zal daarom de vader voortaan alleen met het gezag belasten.
De grieven van de vader slagen derhalve.
3.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het verzoek van de vader om het gezamenlijk gezag van partijen te beëindigen en te bepalen dat hij voortaan alleen het gezag zal uitoefenen over [het kind], alsnog toewijzen.
Proceskosten
3.12.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een affectieve relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 april 2014;
en opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat het gezag over [het kind], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats], aan de vader alleen toekomt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. Bijleveld-van der Slikke, E.L. Schaafsma-Beversluis en H. van Winkel en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2015.