ECLI:NL:GHSHE:2015:1295

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 april 2015
Publicatiedatum
10 april 2015
Zaaknummer
F 200.154.248_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een tweede curator in een curatelezaak en de belangen van de onder curatele gestelde

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verzoeken van de appellant, [appellant], om hem te benoemen tot medecurator over de onder curatele gestelde, zijn afgewezen. De onder curatele gestelde is sinds 1993 onder curatele gesteld, met [de curator] als curator en [appellant] als toeziend curator. [appellant] verzoekt in hoger beroep om benoeming tot tweede curator, omdat hij van mening is dat de huidige situatie niet in het belang van de onder curatele gestelde is. Hij stelt dat de communicatie met [de curator] moeizaam verloopt en dat hij niet betrokken wordt bij belangrijke beslissingen, zoals het weekendverlof van de onder curatele gestelde.

De curator, [de curator], verzet zich tegen de benoeming van [appellant] tot tweede curator en stelt dat er gegronde redenen zijn die zich tegen deze benoeming verzetten. Het hof heeft de zaak op 5 maart 2015 mondeling behandeld en heeft kennisgenomen van de argumenten van beide partijen. Het hof oordeelt dat de benoeming van [appellant] tot tweede curator niet in het belang van de onder curatele gestelde is, omdat de communicatie tussen de partijen al moeizaam is en er een risico op conflicten bestaat. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten tussen partijen.

De uitspraak benadrukt het belang van eenduidigheid in de benadering van de onder curatele gestelde en de noodzaak om conflicten te vermijden, vooral in situaties waar de belangen van kwetsbare personen op het spel staan.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 9 april 2015
Zaaknummer: F 200.154.248/01
Zaaknummer eerste aanleg: 2725045/14-279
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te
[woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J.A.E. van Raak-Kuiper,
tegen
[de curator],
wonende te
[woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: [de curator], ook wel: de curator,
advocaat: mr. C. Hokken.
Als belanghebbende kan worden aangemerkt:
- [de onder curatele gestelde].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, kanton Eindhoven, van 6 juni 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 augustus 2014, heeft [appellant] verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, hem te benoemen tot medecurator over [de onder curatele gestelde], geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] (hierna: de onder curatele gestelde).
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 september 2014, heeft [de curator] verzocht om – bij beschikking – [appellant] in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn vorderingen ongegrond te verklaren, een en ander voor zoveel nodig met bekrachtiging van de bestreden beschikking en [appellant] te veroordelen in de proceskosten zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 maart 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [appellant], bijgestaan door mr. Van Raak-Kuiper;
  • [de curator], bijgestaan door mr. Hokken.
2.3.1.
De onder curatele gestelde is, gelet op haar beperkingen, niet in staat om ter zitting te verschijnen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het V6-formulier met bijlage, ingediend door de advocaat van [de curator] op 16 oktober 2014.

3.De beoordeling

3.1.
De onder curatele gestelde is bij beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 maart 1993 onder curatele gesteld met benoeming van [de curator] tot curator en [appellant] tot toeziend curator.
3.2.
[appellant] heeft de kantonrechter primair verzocht hem te benoemen tot medecurator over de onder curatele gestelde en subsidiair verzocht [de curator] op grond van artikel 1:385 van het Burgerlijk Wetboek (BW) als curator te ontslaan met benoeming van [appellant] tot curator.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank voornoemde verzoeken van [appellant] afgewezen.
3.4.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
[appellant] voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – samengevat – het volgende aan.
De kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat het niet de curator is die de beslissing omtrent het weekendverlof van de onder curatele gestelde neemt maar de begeleiding, zij het dat de curator wel op de hoogte wordt gesteld (grief 1). [appellant] heeft ter zitting van het hof aangevoerd dat [de curator] besluit of de onder curatele gestelde op weekendverlof mag en niet de leiding van de instelling waar de onder curatele gestelde verblijft. [appellant] is van mening dat de leiding over het weekendverlof dit zou moeten beslissen. [appellant] heeft het idee dat [de curator] soms geen toestemming voor het weekendverlof geeft, terwijl de leiding het weekendverlof wel zou toestaan. Voorts zou [appellant] graag zien dat hij betrokken wordt bij de bestraffing van de onder curatele gestelde.
De kantonrechter heeft verder ten onrechte overwogen dat het benoemen van [appellant] tot tweede curator een te zwaar middel is omdat de communicatie al beter verloopt en de curator heeft toegezegd daarin desgewenst nog verbetering aan te brengen (grief 2). [appellant] ervaart dat de onder curatele gestelde last heeft van het feit dat alleen [de curator] beslissingen mag nemen. [appellant] is zeer betrokken bij het wel en wee van de onder curatele gestelde en vindt het jammer dat hij slechts vanaf de zijlijn mag toekijken hoe [de curator] alle beslissingen neemt. [appellant] wordt hierbij niet betrokken, ondanks de toezeggingen van [de curator] tijdens de zitting bij de kantonrechter. [appellant] vreest dat de communicatie slecht zal blijven, maar dit neemt niet weg dat een gezamenlijke uitoefening van het curatorschap mogelijk is. De wetgever maakt een taakverdeling tussen de curatoren mogelijk zodat intensief overleg niet nodig zal zijn. De taakuitoefening van [appellant] zou hieruit bestaan dat niet de curator maar [appellant] door de leiding wordt geraadpleegd in verband met het weekendverlof van de onder curatele gestelde. [appellant] is van mening dat de straf die de onder curatele gestelde soms voor ongewenst gedrag moet ondergaan, te weten dat zij niet op weekendverlof mag, te zwaar is. Hij zal in beginsel het beleid van de leiding volgen, maar hij wil hierover worden geïnformeerd en geraadpleegd. De overige taken die aan het curatorschap zijn verbonden, kunnen tot het takenpakket van [de curator] blijven behoren.
De kantonrechter heeft ten onrechte het verzoek van [appellant] om hem tot tweede curator te benoemen, afgewezen. [appellant] is aanvankelijk belast geweest met het toeziend curatorschap maar door een wetswijziging is daar een einde aan gekomen (grief 3). [appellant] heeft eerder een verzoekschrift bij de kantonrechter ingediend, waarna zijn verzoek om hem tot tweede curator te benoemen, is afgewezen. [appellant] stelt dat zich sedertdien ontwikkelingen hebben voorgedaan die hem ertoe hebben gebracht opnieuw een verzoek in te dienen. [appellant] acht het daarbij van belang dat er een wetswijziging heeft plaatsgevonden waarbij de benoeming van een tweede curator in de wet is vastgelegd. De benoeming van twee curatoren is thans het uitgangspunt. [appellant] is van mening dat het in het belang van de onder curatele gestelde is dat hij als tweede curator wordt benoemd. [appellant] stelt dat er geen gegronde redenen aanwezig zijn om zijn verzoek af te wijzen. [appellant] heeft ter zitting van het hof verklaard dat bij een eventueel conflict tussen hem en [de curator] de leiding van de instelling waar de onder curatele gestelde verblijft kan beslissen, alvorens partijen zich eventueel tot de kantonrechter wenden. De curator en [appellant] zijn beiden de ouders van de onder curatele gestelde. Door beide ouders tot curator te benoemen, ontstaat er ook vanuit het oogpunt van de onder curatele gestelde een zekere gelijkwaardigheid tussen hen, hetgeen in het belang van de onder curatele gestelde is.
3.6.
[de curator] voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting – samengevat – het volgende aan.
[de curator] stelt zich primair op het standpunt dat [appellant] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat hij zijn grieven nauwelijks heeft toegelicht en onderbouwd. Uit de toelichting blijkt niet wat [appellant] met zijn grieven wil bereiken. Subsidiair is [de curator] van mening dat de grieven van [appellant] dienen te worden afgewezen.
[appellant] gaat er blijkbaar van uit dat het niet de leiding is die een beslissing neemt over het weekendverlof van de onder curatele gestelde maar [de curator]. De leiding geeft aan of de onder curatele gestelde zich goed heeft gedragen en met weekendverlof mag. Daarna wordt enkel nog als formaliteit met [de curator] gebeld, die haar toestemming altijd verleent als de instelling dat ook doet. Ter zitting van het hof heeft [de curator] hieraan toegevoegd dat de leiding wil dat [de curator] formeel beslist omdat zij de curator is. [de curator] heeft verklaard dat het meer dan één jaar geleden is dat de onder curatele gestelde – vanwege slecht gedrag – niet op weekendverlof mocht.
[de curator] betwist dat een slechte communicatie niet aan de benoeming van [appellant] tot tweede curator in de weg staat. [de curator] verwijst naar de memorie van toelichting bij artikel 1:383 BW waarin is vastgelegd dat een tweede curator in beginsel wordt benoemd, tenzij de rechter bijvoorbeeld onenigheid verwacht. [de curator] betwist dat zij niet voldoende met [appellant] communiceert. [de curator] heeft [appellant] meerdere keren uitgenodigd voor een gesprek, maar die uitnodigingen werden door [appellant] van de hand gewezen. [de curator] heeft bovendien bij de zorginstelling aangegeven dat deze [appellant] volledig mag informeren. Daarnaast belt [de curator] [appellant] als zich belangrijke situaties voordoen. Verder verschillen partijen van mening over de behandeling van de onder curatele gestelde. De benoeming van [appellant] tot tweede curator zal volgens [de curator] gegarandeerd tot oneindigheid leiden, terwijl de huidige regeling duidelijk is voor alle partijen en met name voor de onder curatele gestelde. [de curator] verwijst naar het persoonlijk plan waarin staat beschreven dat eenduidigheid in de benadering van de onder curatele gestelde belangrijk is. De door [appellant] voorgestelde taakverdeling is voor [de curator] totaal onbegrijpelijk. [de curator] vraagt zich af hoe [appellant] beslissingen kan nemen omtrent het weekendverlof en de bestraffing van de onder curatele gestelde als hij niet betrokken wil worden bij bijvoorbeeld het opstellen van het behandelplan van de onder curatele gestelde. Het is essentieel dat de curator volledig is geïnformeerd. [appellant] wil zich niet aan het behandelplan houden dat samen met de zorginstelling is opgesteld, terwijl de onder curatele gestelde juist behoefte heeft aan regelmaat en eenduidigheid. De door [appellant] gehanteerde behandeling van de onder curatele gestelde staat haaks op de adviezen van de zorginstelling.
[de curator] is van mening dat de kantonrechter het verzoek van [appellant] terecht heeft afgewezen waarbij zij de navolgende omstandigheden van belang acht:
  • [appellant] stelt ten onrechte dat de benoeming van meerdere curatoren het uitgangspunt is. Er kunnen twee curatoren worden benoemd, tenzij gegronde redenen zich tegen deze benoeming verzetten. [de curator] stelt dat sprake is van gegronde redenen die zich tegen de benoeming van [appellant] tot tweede curator verzetten;
  • het gebrek aan communicatie en een gezamenlijke visie staat de benoeming van [appellant] tot tweede curator in de weg;
  • de door [appellant] voorgestelde taakverdeling is niet in het belang van de onder curatele gestelde. Bovendien heeft [appellant] zijn verzoek om een taakverdeling niet omschreven in het petitum en kan het hof om die reden geen taakverdeling vaststellen.
[de curator] verzoekt om [appellant] te veroordelen in de kosten van beide instanties. [appellant] is een procedure gestart waarvan de uitkomst vooraf reeds vastlag. Door vervolgens, tegen beter weten in, ook nog in hoger beroep te gaan, lijkt [appellant] uitsluitend uit te zijn op het dwarszitten en het op kosten jagen van [de curator]. Een proceskostenveroordeling van [appellant] acht [de curator] dan ook gepast.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
Ontvankelijkheid [appellant]
3.7.1.
[de curator] stelt dat [appellant] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat hij zijn grieven nauwelijks heeft toegelicht en onderbouwd en uit de toelichting niet blijkt wat hij met zijn grieven wil bereiken. Het hof volgt deze stelling van [de curator] niet, nu uit het beroepschrift van [appellant] ondubbelzinnig blijkt dat hij zich niet kan verenigen met de bestreden beschikking waarbij zijn verzoek om tot tweede curator over de onder curatele gestelde te worden benoemd, is afgewezen. Voorts zijn – naar het oordeel van het hof – de gronden van het hoger beroep van [appellant] voldoende duidelijk voor [de curator] en het hof. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [de curator] tegen die gronden ook uitvoering verweer heeft gevoerd in het verweerschrift.
[appellant] is derhalve ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Inhoudelijke beoordeling
3.7.2.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep het verzoek van [appellant] om [de curator] als curator te ontslaan en hem tot curator te benoemen niet meer aan de orde is. Thans ligt alleen aan het hof voor of [appellant] tot tweede curator over de onder curatele gestelde dient te worden benoemd. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
3.7.3.
Bij de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap (Stb. 2013, 414) is artikel 1:383 BW gewijzigd. Deze wetswijziging is in werking getreden met ingang van 1 januari 2014 (Stb. 2013, 435). Ingevolge lid 10 van artikel 1:383 BW kan de rechter twee curatoren benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Zijn er twee curatoren, dan kan ieder van hen de taken die aan een curator toekomen, alleen verrichten. De rechter kan zo nodig een taakverdeling tussen de curatoren vaststellen.
3.7.4.
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat het niet in het belang van de onder curatele gestelde is om [appellant] tot tweede curator over de onder curatele gestelde te benoemen, nu sprake is van gegronde redenen die zich tegen deze benoeming verzetten. Het hof overweegt daartoe dat de communicatie tussen partijen moeizaam is, hetgeen door partijen ook niet wordt betwist. Deze moeizame communicatie vormt – naar het oordeel van het hof – reeds een reden om het verzoek van [appellant] af te wijzen. De visie van [appellant] dat de moeizame communicatie kan worden ondervangen door het vastleggen van de door [appellant] voorgestelde taakverdeling tussen [appellant] en [de curator], deelt het hof niet.
Daarbij komt dat [appellant] zich, anders dan [de curator], niet altijd kan verenigen met de beslissingen van de leiding van de zorginstelling waarin de onder curatele gestelde verblijft omtrent onder meer de bestraffing van de onder curatele gestelde. Het hof voorziet een bron van conflicten wanneer [appellant] tot tweede curator wordt benoemd, hetgeen het hof niet in het belang van de onder curatele gestelde acht. Uit het persoonlijk plan van de onder curatele gestelde volgt dat eenduidigheid in de benadering van de onder curatele gestelde belangrijk is. Deze eenduidigheid kan door de benoeming van [appellant] tot tweede curator in gevaar komen, nu [appellant] zich niet altijd kan verenigen met de (wijze van) behandeling van de onder curatele gestelde.
3.7.5 .
Overigens is het hof ter zitting nog gebleken dat het verzoek van [appellant] vooral lijkt te zijn ingegeven om invloed te kunnen uitoefenen op de beslissingen omtrent het weekendverlof van de onder curatele gestelde. Anders dan [appellant] stelt, is het hof niet gebleken dat [de curator] het contact tussen [appellant] en de onder curatele gestelde verhindert. Ter zitting van het hof is naar voren gekomen dat de leiding van de zorginstelling waar de onder curatele gestelde verblijft, naar aanleiding van het gedrag van de onder curatele gestelde in de afgelopen week, feitelijk bepaalt of de onder curatele gestelde met weekendverlof mag. [de curator] wordt weliswaar formeel om haar toestemming als curator gevraagd, maar zij beslist conform het advies van de leiding. Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat [de curator] ter zake het weekendverlof misbruik maakt van haar bevoegdheid en niet in het belang van de onder curatele gestelde handelt.
Het hof ziet hierin evenmin aanleiding om [appellant] tot tweede curator te benoemen.
3.8.
Op grond van het vorenstaande falen de grieven van [appellant] en zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Proceskosten
3.9.
Het hof ziet in de onderhavige zaak geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke regeling om, gezien de aard van de procedure, de proceskosten tussen partijen te compenseren. Het hof zal daarom het verzoek van [de curator] om [appellant] te veroordelen in de proceskosten zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, kanton Eindhoven, van 6 juni 2014, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in beide instanties, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H van Winkel, M.C. Bijleveld-van der Slikke en E.L. Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2015.