In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verzoeken van de appellant, [appellant], om hem te benoemen tot medecurator over de onder curatele gestelde, zijn afgewezen. De onder curatele gestelde is sinds 1993 onder curatele gesteld, met [de curator] als curator en [appellant] als toeziend curator. [appellant] verzoekt in hoger beroep om benoeming tot tweede curator, omdat hij van mening is dat de huidige situatie niet in het belang van de onder curatele gestelde is. Hij stelt dat de communicatie met [de curator] moeizaam verloopt en dat hij niet betrokken wordt bij belangrijke beslissingen, zoals het weekendverlof van de onder curatele gestelde.
De curator, [de curator], verzet zich tegen de benoeming van [appellant] tot tweede curator en stelt dat er gegronde redenen zijn die zich tegen deze benoeming verzetten. Het hof heeft de zaak op 5 maart 2015 mondeling behandeld en heeft kennisgenomen van de argumenten van beide partijen. Het hof oordeelt dat de benoeming van [appellant] tot tweede curator niet in het belang van de onder curatele gestelde is, omdat de communicatie tussen de partijen al moeizaam is en er een risico op conflicten bestaat. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten tussen partijen.
De uitspraak benadrukt het belang van eenduidigheid in de benadering van de onder curatele gestelde en de noodzaak om conflicten te vermijden, vooral in situaties waar de belangen van kwetsbare personen op het spel staan.