ECLI:NL:GHSHE:2015:1293

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 april 2015
Publicatiedatum
10 april 2015
Zaaknummer
F 200.154.729_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen kinderen en grootouders na overlijden van de vader

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een voorlopige omgangsregeling is vastgesteld tussen de kinderen en de grootouders vaderszijde. De moeder is ontvankelijk in haar hoger beroep, omdat de bestreden beschikking een eind(deel)beschikking betreft. De vader van de kinderen is overleden, en de moeder verzet zich tegen de omgangsregeling, omdat zij vreest dat deze schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen, met name voor de zoon die ernstige ontwikkelingsproblemen heeft. De grootouders vaderszijde hebben verzocht om een omgangsregeling, en het hof oordeelt dat er geen grond is om het recht op omgang te ontzeggen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en stelt dat de omgang onder begeleiding van het Omgangshuis Zeeland moet plaatsvinden. Het hof benadrukt het belang van de omgang voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen en de noodzaak van goede communicatie tussen de betrokken partijen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 9 april 2015
Zaaknummer: F 200.154.729/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/265297 / FA RK 13-3239
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Köller,
tegen
[de grootvader vaderszijde],
en
[de grootmoeder vaderszijde],
beiden wonende te [woonplaats],
verweerders,
tezamen hierna te noemen: de grootouders vaderszijde,
advocaat: mr. F.C.M. Maat-Oldenhof.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 28 mei 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 augustus 2014, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen ten aanzien van de daarbij vastgestelde voorlopige omgangsregeling en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de grootouders vaderszijde in hun verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hen en de hierna te noemen minderjarige kinderen alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard, dan wel hun verzoek wordt afgewezen, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 1 oktober 2014, hebben de grootouders vaderszijde verzocht primair de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, en subsidiair de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling van gronden.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 maart 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Köller;
  • de grootouders vaderszijde, bijgestaan door mr. Maat-Oldenhof;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger raad].
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlage van de raad d.d. 1 september 2014;
  • het V6-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van de moeder op 19 februari 2015;
  • de ter zitting door mr. Köller overgelegde en voorgedragen pleitnotitie;
  • de ter zitting door mr. Maat-Oldenhof overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het huwelijk van de moeder met de heer [de vader] (hierna: de vader) zijn geboren:
  • [de zoon] (hierna: [de zoon]), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats].
  • [de dochter] (hierna: [de dochter]), op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats],
De vader is op [overlijdensdatum] 2013 overleden.
3.2.
De grootouders vaderszijde hebben de rechtbank verzocht een omgangsregeling tussen hen en bovengenoemde kinderen vast te stellen, zoals in het verzoekschrift in eerste aanleg is weergegeven.
3.3.
Bij beschikking van 4 december 2013 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, de raad verzocht te rapporteren en te adviseren omtrent – kort gezegd – de (on)mogelijkheden en (on)wenselijkheden van omgang tussen de grootouders vaderszijde en de kinderen.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank bepaald dat er voorlopig omgang zal zijn tussen de grootouders vaderszijde en de kinderen, waarbij zal worden toegewerkt naar een omgangsregeling van een dag of een dagdeel per maand, gedurende zes maanden na aanvang van het eerste bezoekcontact, zulks via omgangsbegeleiding in het Omgangshuis Zeeland, op een door de omgangsbegeleiding nader te bepalen wijze.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – samengevat – het volgende aan.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de moeder in haar hoger beroep heeft zij ter zitting van het hof aangevoerd dat de bestreden beschikking een onherroepelijk karakter heeft en deze beschikking na de uitvoering hiervan in haar gevolgen niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Er is geen voorbehoud gemaakt omtrent de uitvoering van de voorlopige omgangsregeling gedurende de zes maanden waarover de rechtbank heeft beslist. Voorts heeft de rechtbank de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, waaruit volgt dat de rechtbank uitgaat van een appellabele beslissing. De moeder stelt dat zij derhalve ontvankelijk is in haar hoger beroep.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat een omgangsregeling tussen de kinderen en de grootouders vaderszijde, met name tussen [de zoon] en de grootouders vaderszijde mogelijk is zonder onaanvaardbare risico’s voor de verdere ontwikkeling van de kinderen. Uit het onderzoek van de raad blijkt dat met name [de zoon] ernstige ontwikkelingsproblemen heeft, welke ertoe hebben geleid dat hij thans een intensieve behandeling ondergaat. Deze ontwikkelingsproblemen leiden tot veel onrust thuis. De moeder acht het in het belang van [de zoon] dat hij zich op zijn behandeling kan concentreren en dat deze niet wordt doorkruist door het opstarten van de omgang tussen [de zoon] en de grootouders vaderszijde en de daarmee gepaard gaande onrust. De behandelaar van [de zoon], mevrouw [de behandelaar], heeft verklaard dat de kinderen fors belast zijn en dat iedere extra belasting in dat licht niet wenselijk is. De raad en de rechtbank zijn ten onrechte aan de bevindingen van mevrouw [de behandelaar] voorbij gegaan. Het opstarten van de omgang zal ertoe leiden dat [de zoon] overvraagd wordt, hetgeen zich zal uiten in ernstige gedragsproblemen thuis, die hun weerslag op het hele gezin zullen hebben. De moeder heeft ter zitting van het hof verklaard dat de situatie van [de zoon] in de tussentijd niet is verbeterd. De moeder stelt dat het vergroten van de draaglast van [de zoon] door de omgang met de grootouders vaderszijde schadelijk is voor zijn ontwikkeling. Voor zowel [de zoon] als [de dochter] is de omgang met de grootouders vaderszijde te belastend. De moeder is door alle gebeurtenissen overspannen geraakt waardoor zij niet in staat is om de kinderen de nodige steun te bieden bij de omgang met de grootouders vaderszijde, laat staan om de terugslag thuis op te vangen.
De rechtbank is er verder ten onrechte aan voorbij gegaan dat de situatie tussen de grootouders vaderszijde en de moeder bijzonder gespannen is, hetgeen in de weg staat aan de uitvoering van enige omgangsregeling tussen de grootouders vaderszijde en de kinderen. De moeder voert aan dat nu het de grootouders vaderszijde ontbreekt aan respect voor de moeder en een werkbare samenwerkingsrelatie eveneens ontbreekt, een omgangsregeling niet mogelijk is. De moeder heeft ter zitting van het hof verklaard dat de situatie tussen de moeder en de grootmoeder vaderszijde tijdens de omgangsbegeleiding zodanig is geëscaleerd dat de grootmoeder vaderszijde de ruimte heeft moeten verlaten. De moeder heeft voorts verklaard dat geen sprake was van een eenmalig incident maar van een patroon van interactie tussen de moeder en de grootmoeder vaderszijde.
De moeder is van mening dat het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de grootouders vaderszijde en de kinderen dient te worden afgewezen.
3.7.
De grootouders vaderszijde voeren in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting – samengevat – het volgende aan.
Primair stellen de grootouders vaderszijde zich op het standpunt dat de bestreden beschikking moet worden aangemerkt als een tussenbeschikking en niet als een deelbeschikking. De grootouders vaderszijde stellen daartoe dat de rechtbank in de onderhavige zaak geen einde heeft gemaakt aan een deel van het verzochte. De moeder moet om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in haar hoger beroep.
De grootouders vaderszijde hebben ter zitting van het hof verklaard dat indien de moeder wel ontvankelijk is in haar hoger beroep, de belangen van de kinderen voorop komen en blijven staan. De grootouders vaderszijde erkennen dat zij veel verdriet hebben gehad om het verlies van hun zoon, maar zij hebben hiervoor hulp gezocht via Indigo en het GGZ. De grootouders vaderszijde erkennen verder dat de kinderen (en dan met name [de zoon]) kampen met ernstige (gedrags)problemen. De grootouders vaderszijde stellen zich echter op het standpunt dat het achterwege blijven van de omgang kennelijk weinig verschil maakt voor deze problemen, nu de problemen in de periode dat [de zoon] zijn grootouders niet mocht zien, alleen maar erger zijn geworden. De grootouders vaderszijde hebben ter zitting van het hof hieraan toegevoegd dat de rechtbank in de bestreden beschikking de omgang zeer zorgvuldig wil(de) opbouwen, met gesprekken tussen de moeder en de grootouders, met begeleide omgang en met zorgvuldige monitoring omtrent de wijze waarop de omgang tot stand zou komen, hetgeen de grootouders vaderszijde sterk in het belang van de kinderen voorkomt. De moeder heeft inmiddels laten weten dat zij (mede in verband met het hoger beroep) haar medewerking aan het door de rechtbank gelaste traject bij het Omgangshuis Zeeland staakt.
De grootouders vaderszijde delen het standpunt van de raad dat de kinderen het recht hebben om hun biologische achtergrond te kennen en op die manier een zo breed mogelijk gedragen sociale basis te leggen voor hun verdere ontwikkeling. De grootouders vaderszijde stellen dat de situatie voor de moeder en hen stressvol is en niet voor de kinderen. Zij stellen verder dat partijen de belangen van de kinderen voorop moeten stellen en hun persoonlijke bezwaren terzijde moeten schuiven. Zij moeten hetgeen hen in het verleden verdeeld heeft gehouden laten rusten, zodat zij gezamenlijk naar de toekomst kunnen kijken waardoor de omgang niet beladen hoeft te zijn. Ten aanzien van het door moeder aangehaalde incident heeft de grootmoeder moederszijde ter zitting van het hof verklaard dat zij vanuit haar emotie heeft gereageerd en dat het gesprek tussen partijen na een korte pauze op de gang is hervat. De grootmoeder heeft voorts verklaard dat in het kader van haar behandeling bij de psycholoog aan dit aspect eveneens aandacht wordt besteed, teneinde herhaling te voorkomen.
3.8.
De raad heeft ter zitting in hoger beroep – samengevat – het volgende verklaard.
Het incident dat tussen de moeder en de grootmoeder vaderszijde tijdens de omgangs-begeleiding heeft plaatsgevonden vormt voor de raad geen aanleiding om het traject bij het Omgangshuis Zeeland stop te zetten. Er dient wel rekening te worden gehouden met de problematiek van [de zoon]; de raad is in het rapport hieraan niet voorbij gegaan. De raad is van mening dat het contact tussen de kinderen en de grootouders vaderszijde helend voor hen zou kunnen werken, mits dit contact aan bepaalde voorwaarden voldoet. De basis voor de omgang tussen de kinderen en de grootouders vaderszijde dient tussen de volwassenen te worden gelegd. Het traject bij het Omgangshuis Zeeland dient te worden voorgezet omdat dit juist het middel is dat de raad ingezet zou willen zien. De raad is wel van mening dat de door de grootouders vaderszijde gewenste uitgebreide omgangsregeling niet haalbaar is.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
Ontvankelijkheid
3.9.1.
Gelet op het primaire standpunt van de grootouders vaderszijde dient het hof allereerst te beoordelen of de moeder ontvankelijk is in haar hoger beroep. Het hof stelt vast dat de rechtbank in de bestreden beschikking ten aanzien van de omgang een beslissing heeft gegeven die een onherroepelijk karakter heeft, nu de beslissing eenmaal geëffectueerd in haar gevolgen niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Het betreft ten aanzien van de omgang derhalve een eind(deel)beschikking inhoudende een voorlopige (begeleide) omgangsregeling waartegen hoger beroep open staat (vgl. Hoge Raad 23 november 2007, NJ 2007, 623). Gelet op het vorenstaande staat tegen de bestreden beschikking hoger beroep open en is de moeder derhalve ontvankelijk in haar hoger beroep.
Inhoudelijke beoordeling
3.9.2.
Het hof stelt voorop dat vast staat dat de grootouders vaderszijde in een nauwe persoonlijke betrekking tot de kinderen staan, nu de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, dit in de beschikking van 4 december 2013 heeft vastgesteld en hiertegen door de moeder in hoger beroep geen grieven zijn aangevoerd.
3.9.3.
Ingevolge artikel 1:377a van Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.9.4.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat een voorlopige omgangsregeling via de omgangsbegeleiding in het Omgangshuis Zeeland in het belang van de kinderen is.
Anders dan de moeder stelt, acht het hof geen grond aanwezig voor het ontzeggen van het recht op omgang van de grootouders vaderszijde met de kinderen. Weliswaar onderkent het hof met partijen dat sprake is van ernstige kind-eigen problematiek bij [de zoon] en in mindere mate bij [de dochter], maar dat staat – naar het oordeel van het hof – er niet aan in de weg om op een zeer zorgvuldige wijze onder begeleiding van het Omgangshuis Zeeland de kinderen opnieuw in contact te brengen met de grootouders vaderszijde en zo te bezien of het uiteindelijk mogelijk is om enige vorm van onbegeleide omgang tussen de kinderen en grootouders vaderszijde tot stand te brengen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het contactherstel via het Omgangshuis Zeeland met voldoende waarborgen is omkleed, nu dit traject door professionals wordt begeleid zodat eventuele risico’s voor de ontwikkeling van de kinderen nihil althans zeer beperkt zijn. Daarbij komt dat, zo is onweersproken door de grootouders gesteld, altijd sprake is geweest van een goed contact tussen de grootouders en de kinderen, ook in de periode dat de vader en de moeder in een echtscheiding waren verwikkeld. De grootouders vaderszijde hebben verder onweersproken gesteld dat de kinderen in die periode veelvuldig bij hen verbleven wanneer de vader aan het werk was. De omgang tussen de kinderen en de grootouders vaderszijde is door de moeder na het overlijden van de vader stopgezet. Op grond van het bovenstaande acht het hof omgang tussen de kinderen en de grootouders vaderszijde van groot belang, daar zij de enige rechtstreekse bloedband met de vader van de kinderen vormen en de omgang op een positieve manier zou kunnen bijdragen aan de identiteitsontwikkeling van de kinderen.
3.9.5.
Voorts is het hof weliswaar gebleken dat sprake is van spanningen tussen de moeder en de grootouders vaderszijde, maar dat levert naar het oordeel van het hof evenmin grond op voor het ontzeggen van het recht op omgang van de grootouders met de kinderen. Het hof merkt in dat kader op dat ook tijdens het traject bij het Omgangshuis Zeeland zal worden gewerkt aan het verbeteren van de communicatie tussen de moeder en de grootouders vaderszijde. Het hof wijst partijen en met name de moeder en grootmoeder vaderszijde daarbij uitdrukkelijk op hun verplichtingen in dat kader, waarbij zij ieder voor zichzelf, zo nodig aanvullend op dit traject, de noodzakelijke hulpverlening dienen te (blijven) zoeken en te (blijven) aanvaarden. Het hof merkt op dat het de volwassenen in de onderhavige zaak zijn die de omgang tussen de grootouders vaderszijde en de kinderen tot een succes kunnen maken.
3.10.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep, voor zover de rechtbank partijen naar het Omgangshuis Zeeland heeft verwezen, bekrachtigen.
Proceskosten
3.11.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, gelet op de familierechtelijke aard van de procedure.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg van 28 mei 2014, voor zover de rechtbank heeft bepaald dat er voorlopig omgang zal zijn en partijen heeft verwezen naar het Omgangshuis Zeeland ;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, M.C. Bijleveld-van der Slikke en H. van Winkel en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2015.