ECLI:NL:GHSHE:2015:1284

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 april 2015
Publicatiedatum
9 april 2015
Zaaknummer
F 200 126 587_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag en vaststelling van kinderalimentatie in een echtscheidingszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is er een hoger beroep ingesteld door de man tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg. De zaak betreft het gezag over twee minderjarige kinderen en de vaststelling van kinderalimentatie. De man verzoekt om het eenhoofdig gezag over de kinderen, omdat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is. De rechtbank had eerder het verzoek van de man afgewezen, maar het hof oordeelt dat de omstandigheden zijn gewijzigd en dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk gezag uit te oefenen. Het hof stelt vast dat de communicatie tussen de ouders beperkt is en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem komen te zitten tussen de ouders. Daarom wordt het gezag over de kinderen aan de man alleen toegekend.

Daarnaast wordt de kinderalimentatie vastgesteld. De vrouw moet een bijdrage van € 405,- per kind per maand betalen, met terugwerkende kracht vanaf 15 oktober 2013. Het hof overweegt dat de behoefte van de kinderen en de draagkracht van beide ouders in aanmerking zijn genomen bij het vaststellen van de alimentatie. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de vrouw direct moet voldoen aan de alimentatieverplichting, ook al kan zij hiertegen in hoger beroep gaan. De uitspraak is gedaan op 9 april 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 9 april 2015
Zaaknummer: F 200.126.587/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/166744 / FA RK 11-1532
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. L.A.M. van den Eeden,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.A. Moonen.

9.De beschikking van 28 november 2013

Bij die beschikking heeft het hof onder meer:
- een deskundigenonderzoek gelast zoals in het lichaam van die beschikking bedoeld;
- tot deskundige benoemd dr. C.A.E.M. Goosen, forensisch mediator, gevestigd en kantoorhoudende aan de [adres] ([postcode]) te [vestigings- en kantoorplaats];
- in afwachting van het verloop en de resultaten van voornoemd deskundigenonderzoek iedere verdere beslissing omtrent het gezag pro forma aangehouden tot 7 april 2014;
- bepaald dat de vrouw aan de man als voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal voldoen een bedrag van € 250,- per kind per maand met ingang van 15 oktober 2013;
- iedere verdere beslissing omtrent de kinderalimentatie pro forma aangehouden tot 7 april 2014.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 januari 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. Van den Eeden;
-de vrouw, bijgestaan door mr. Moonen;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad].
De Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (hierna te noemen: de stichting) is, met
bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
10.2.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] opnieuw in de gelegenheid gesteld
hun mening kenbaar te maken.
Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling
buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de
voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de
gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
10.3.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het deskundigenbericht van dr. C.A.E.M. Goosen;
- de brief van de advocaat van de man d.d. 30 oktober 2014;
- de brief van de advocaat van de vrouw d.d. 31 oktober 2014;
- de brief van de stichting d.d. 25 november 2014;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 19 december 2014;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 22 december 2014;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 23 december 2014.
De brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 22 december 2014 is ingekomen
buiten de in het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven
gestelde termijn.
De advocaat van de vrouw heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Gelet op het feit dat deze
stukken kort en eenvoudig te doorgronden zijn, heeft het hof beslist dat deze stukken
worden toegelaten.
Volgens afspraak is na de mondelinge behandeling nog ingekomen:
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 12 januari 2015;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 27 februari 2015.
De vrouw heeft naast de twee jaaropgaven over 2014 als productie 3 een ‘samenvatting
jaaropgaven’ aan het hof doen toekomen. De vrouw heeft tevens in de brief van 27 februari
2015 een aantal mededelingen gedaan over de omgang tussen haar en de kinderen en de
informatieverschaffing over de kinderen door de man. De man heeft hiertegen bij brief van
3 maart 2015 bezwaar gemaakt. Nu aan partijen enkel de gelegenheid is gegeven om de
jaaropgave over 2014 in het geding te brengen, slaat het hof geen acht op de inhoud van
stellingen en mededelingen die het bereik van het verstrekken van jaaropgaven te buiten
gaan.

11.De verdere beoordeling

11.1.
Sinds 11 augustus 2014 staat [minderjarige 1] niet meer onder toezicht van de stichting.
Gezag
11.2.
Uit het deskundigenbericht blijkt het volgende. Er is weinig communicatie tussen de ouders. Deze is beperkt tot het noodzakelijke. Door de verwijten die de ouders elkaar maken blokkeert de communicatie. Hoewel beide ouders de communicatie wilden verbeteren, waren zij in een patroon vervallen waar zij moeilijk uit konden stappen.
Hoewel de ouders zeer hun best deden, werd regelmatig teruggevallen in een patroon van verwijten en was het moeilijk om de rol van ex-partner niet te verwarren met de rol van collega-ouder.
De conclusie van de deskundige is dat de ouders zich ieder op hun eigen wijze met toewijding hebben ingespannen om te komen tot constructievere communicatie en om een oplossing te zoeken voor de gerezen problemen. De ouders, ieder voor zich, hebben getracht zich over hun gevoelens jegens elkaar heen te zetten en zich omwille van hun kinderen op de toekomst te richten. Het is vanwege de ouders moverende redenen maar zeer ten dele gelukt om het onderlinge vertrouwen te vergroten, hetgeen vanuit hun achtergronden te begrijpen is.
11.3.
De man heeft ter zitting - kort samengevat - het volgende aangevoerd:
Een normale communicatie tussen de ouders over de kinderen is uiteindelijk niet mogelijk gebleken. De kinderen hebben daar last van. Uit de recente mailwisseling omtrent het contact tussen de vrouw en [minderjarige 2] tijdens de kerstdagen blijkt dat de vrouw blijft steken in het verleden en in het uiten van verwijten. Vanuit de vrouw is de communicatie alleen directief. De man heeft al veel te verstouwen gehad. Het is in het belang van de kinderen dat de man wordt belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag.
Daarnaar gevraagd heeft de man ter zitting verklaard dat zich in de periode na de forensische mediation met betrekking tot de kinderen geen situatie heeft voorgedaan waarin een beslissing moest worden genomen waarvoor beide ouders moesten tekenen.
11.4.
De vrouw heeft ter zitting niet ontkend dat er tussen haar en de man communicatieproblemen zijn, maar de oorzaak van die problemen ligt volgens de vrouw niet alleen bij haar. Er vindt feitelijk wel communicatie plaats tussen de ouders, maar alleen per e-mail. De vrouw wil informatie over de kinderen en zij wil invloed kunnen uitoefenen op belangrijke beslissingen aangaande de kinderen. De vrouw vangt echter steeds bot bij de man, waardoor het - zonder informatie en zonder veel contact met de kinderen - moeilijk voor haar is om invulling te geven aan haar gezag. De vrouw ontkent dat zij blijft steken in het verleden. Dat de kinderen zodanig klem zitten tussen de ouders, dat het in het belang van de kinderen is dat het gezag voortaan alleen door de man wordt uitgeoefend, is niet gebleken. De vrouw wijst erop dat ook de deskundige geen aanleiding heeft gezien voor de conclusie dat voortaan het eenhoofdig gezag door de man moet worden uitgeoefend.
Ten tijde van de forensische mediation heeft de man een IQ-test laten afnemen bij [minderjarige 2]. Aan de vrouw is niet gevraagd om daarvoor haar toestemming te geven.
11.5.
De raad heeft ter zitting - in het kort - het volgende verklaard. Het in het kader van het gezamenlijk gezag noodzakelijke overleg tussen de ouders over de kinderen legt een grote druk op de onderlinge verhoudingen van de gezinsleden. Wanneer de vader het eenhoofdig gezag over de kinderen krijgt, kunnen de contacten tussen de moeder en de kinderen mogelijk beter gaan verlopen. Alle omstandigheden tegen elkaar afwegend is het volgens de raad in het belang van de kinderen dat de vader met het eenhoofdig gezag over hen belast wordt.
11.6.
Het hof overweegt het volgende.
11.6.1.
Het hof stelt vast dat de man en de vrouw na de echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen zijn blijven uitoefenen.
11.6.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
11.6.3.
Het hof is van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, nu de doorgaans optredende normalisering van de betrekkingen tussen ex-echtgenoten in de onderhavige zaak is uitgebleven. De man is derhalve ontvankelijk in zijn inleidend verzoek.
11.6.4.
Het hof stelt voorop dat het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer meebrengt dat in het belang van een kind het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen kunnen voordoen, zodanig dat zij niet klem of verloren raken tussen de ouders.
11.6.5.
Het hof is van oordeel dat wijziging van het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is, in die zin dat voortaan de vader het eenhoofdig gezag over de kinderen zal uitoefenen. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Uit het deskundigenbericht blijkt dat de ouders er niet in geslaagd zijn om op een constructieve wijze op ouderniveau met elkaar te leren communiceren over de kinderen. Ook de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] heeft - anders dan de rechtbank verwachtte - geen verbetering gebracht in de mogelijkheden tot communicatie tussen de ouders. De (communicatie-) problemen tussen de man en de vrouw zijn kennelijk structureel en dermate ernstig dat de ouders naar het oordeel van het hof niet in staat moeten worden geacht tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening, zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. Het hof verwacht niet dat hierin binnen een afzienbare termijn verbetering zal optreden. Het hof heeft bij de beoordeling betrokken dat de kinderen inmiddels op een leeftijd zijn gekomen dat zij meer inspraak zullen krijgen bij belangrijke beslissingen over hen en het hof verwacht niet dat de ouders in staat zullen zijn de kinderen buiten hun onderlinge strijd te houden. Daar komt nog bij dat gelet op de problematiek van [minderjarige 1] te voorzien is dat in de komende periode, meer dan bij een kind zonder problemen, overleg tussen de ouders noodzakelijk zal zijn en beslissingen zullen moeten worden genomen.
11.7.
Het hof zal geen beslissing nemen over een contactregeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, nu partijen daartoe formeel geen verzoek hebben ingediend en ook niet op de zitting tot overeenstemming over dit onderdeel hebben kunnen komen.
Het hof benadrukt wel dat de man ingevolge artikel 1:377b BW de verplichting heeft om aan de vrouw informatie te verschaffen over de kinderen, waarbij het hof verwijst naar de in het deskundigenbericht neergelegde afspraak tussen partijen die inhoudt dat de man de vrouw via e-mail iedere zes weken informeert over school en pedagogische en medische zaken aangaande de kinderen. Voorts wijst het hof de vrouw op haar uit artikel 1:377c BW voortvloeiende recht op informatie door derden over de kinderen.
Kinderalimentatie
11.8.
Het hof dient thans nog een door de vrouw aan de man te betalen definitieve bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 15 oktober 2013 vast te stellen.
Behoefte kinderen
11.9.
De behoefte van de kinderen ad € 898,50 per kind per maand voor 2013 en (geïndexeerd) ad € 913,33 per kind per maand voor 2014 is in hoger beroep niet in geschil. Met ingang van 1 januari 2015 bedraagt de geïndexeerde behoefte € 920,64 per kind per maand.
Draagkracht
11.10.
Vervolgens dient te worden beoordeeld in welke verhouding het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld.
Het hof volgt in dit opzicht de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen, zoals deze vanaf 1 april 2013 luidt, inhoudende dat het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld naar rato van hun beider draagkracht.
Het bedrag aan draagkracht voor inkomens vanaf een netto besteedbaar inkomen (NBI) van € 1.500,- wordt vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 860,-]. Indien recht bestaat op fiscaal voordeel in verband met de persoonsgebonden aftrekpost levensonderhoud kinderen, dient de draagkracht met dit bedrag te worden verhoogd.
Met ingang van 1 januari 2015 heeft de vrouw geen recht meer op fiscaal voordeel.
11.11.
Partijen hebben er ter zitting mee ingestemd dat het hof rekening zal houden met het fiscaal jaarinkomen van ieder van partijen zoals dit blijkt uit de jaaropgave over 2014.
Het fiscaal jaarinkomen van de vrouw bedraagt volgens de jaaropgave over 2014 € 80.882,-.
De vrouw heeft recht op de volgende heffingskortingen:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting.
Op grond van het vorenstaande stelt het hof het netto besteedbaar inkomen van de vrouw op een bedrag van € 3.996,- per maand.
Het fiscaal jaarinkomen van de man bedraagt volgens de jaaropgave over 2014 € 90.190,-
De man heeft recht op de volgende heffingskortingen:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting;
- de alleenstaande ouderkorting (tot 1 januari 2015).
Op grond van het vorenstaande stelt het hof het netto besteedbaar inkomen van de man in de periode tot 1 januari 2015 op een bedrag van € 4.557,- per maand en met ingang van
1 januari 2015 op een bedrag van € 4.340,- per maand.
De man heeft aangevoerd dat, nu de vrouw een gezamenlijke hypotheek heeft met haar echtgenoot, de forfaitaire woonlast - als onredelijk hoog - buiten beschouwing dient te blijven en rekening moet worden gehouden met de werkelijke - lagere -woonlast van de vrouw. De man heeft hierbij een beroep gedaan op de beschikking van de Hoge Raad van 27 juni 2014, RFR 2014/118.
Het hof ziet geen aanleiding om af te wijken van de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen, die bij de vaststelling van de draagkracht uitgaat van een forfaitaire woonlast van 0,3 maal het NBI. De door de man aangehaalde beschikking betreft een vaststelling van kinderalimentatie volgens de oude normen van de Expertgroep, waarbij rekening werd gehouden met de werkelijke woonlast. Deze beschikking mist derhalve relevantie voor de onderhavige zaak.
11.12.
De draagkracht van de vrouw is volgens de formule € 1.363,- per maand, nog te verhogen met het fiscaal voordeel ad € 142,- per maand in de periode tot
1 januari 2015, derhalve in totaal € 1.505,- per maand. De draagkracht van de man bedraagt volgens de formule € 1.638,- per maand in de periode tot 1 januari 2015 en € 1.525,- met ingang van 1 januari 2015.
11.13.
Op basis van het vorenstaande komt het hof tot de volgende verdeling van de kosten voor de kinderen over beide ouders:
In de periode vanaf 15 oktober 2013 tot 1 januari 2014:
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt:
€ 1.505,- / € 3.143,- x € 1.797,- = € 860,-
het eigen aandeel van de man bedraagt:
€ 1.638,- / € 3.143,- x € 1.797,- =
€ 937,-
samen € 1.797,-
Derhalve komt van het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen een gedeelte van € 860,- per maand ofwel € 430,- per kind per maand voor rekening van de vrouw en een gedeelte van € 937,- per maand ofwel € 468,50 per kind per maand voor rekening van de man.
In de periode vanaf 1 januari 2014 tot 1 januari 2015:
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt:
€ 1.505,- / € 3.143,- x € 1.827,- = € 875,-
het eigen aandeel van de man bedraagt:
€ 1.638,- / € 3.143,- x € 1.827,- =
€ 952,-
samen € 1.827,-
Derhalve komt van het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen een gedeelte van € 875,- per maand ofwel € 438,- per kind per maand voor rekening van de vrouw en een gedeelte van € 952,- per maand ofwel € 476,- per kind per maand voor rekening van de man.
In de periode met ingang van 1 januari 2015:
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt:
€ 1.363,- / € 2.888,- x € 1.841,- = € 869,-
het eigen aandeel van de man bedraagt:
€ 1.525,- / € 2.888,- x € 1.841,- =
€ 972,-
samen € 1.841,-
Derhalve komt van het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen een gedeelte van € 869,- per maand ofwel € 435,- per kind per maand voor rekening van de vrouw en een gedeelte van € 972,- per maand ofwel € 486,- per kind per maand voor rekening van de man.
Zorgkorting
11.14.
Partijen hebben zich ter zitting met betrekking tot de aanspraak van de vrouw op zorgkorting gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Nu er tussen de vrouw en de kinderen maar in zeer beperkte mate contact plaatsvindt, houdt het hof geen rekening met een aanspraak op zorgkorting.
Vaststelling van de alimentatie
11.15.
Het hof overweegt dat gezien de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep de door de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet op een hoger bedrag kan worden vastgesteld dan op het door de man in hoger beroep verzochte bedrag van € 405,- per kind per maand.
11.16.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

12.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 april 2013, voor zover daarbij het verzoek van de man hem te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen is afgewezen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat het ouderlijk gezag over [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats], en [minderjarige 2], geboren op
[geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats], aan de man alleen toekomt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
bepaalt dat de vrouw aan de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats], en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats], zal voldoen een bedrag van € 405,- per kind per maand met ingang van 15 oktober 2013, voor wat de nog niet verschenen termijnen betreft te voldoen bij vooruitbetaling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, W.Th.M. Raab en
M.J. van Laarhoven en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2015.