Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/251303/HAZA 12-740)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met zes doorgenummerde producties;
- de memorie van antwoord met één doorgenummerde productie;
- het pleidooi, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de door de raadsman van [appellant] bij brief van 22 augustus 2014 toegezonden doorgenummerde productie (productie 32), die [appellant] bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht;
- de door de raadsman van [appellant] bij brief van 26 augustus 2014 toegezonden doorgenummerde productie (productie 33), die [appellant] bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht;
- de door de raadsman van [geïntimeerde] bij brief van 26 augustus 2014 toegezonden doorgenummerde productie (productie G8), die [geïntimeerde] bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht.
3.De beoordeling
De heer [medewerker van Trainingen B.V.] – destijds in dienst bij [geïntimeerde] – was [appellant] contactpersoon. Hij behartigde al ruim 30 jaar de verzekeringsportefeuille van [appellant]. De verzekeringen van [appellant] zijn door [geïntimeerde] ondergebracht bij Interpolis in een Bedrijven Compact Polis (hierna: BCP). Hierin zijn onder meer de bedrijfsmatige risico’s verzekerd.
“vergoeding voor de bedrijfsschade (…) die altijd voldoende [is] om de landbouwproductie opnieuw op te starten”. De lopende BCP had een vergoedingsperiode van 1 jaar met een aanvullende overdekking van 30%.
Zoals de rechtbank in onderdeel 4.2.3. van zijn vonnis heeft vermeld heeft [appellant] in het voorlopig getuigenverhoor verklaard dat de uitkomst van het contact met [medewerker van Trainingen B.V.] was dat [medewerker van Trainingen B.V.] een premiereductie bij Interpolis had bedongen onder handhaving van de lopende polis en voorwaarden.
“Hij zou verder trachten om ter zake de bedrijfsstagnatie een zelfde soort voorwaarden bij Interpolis te realiseren als bij Topland. (…) [medewerker van Trainingen B.V.] heeft mij toen aangegeven dat hij alles in het werk zou stellen om de polisvoorwaarden die Topland had geboden ook bij Interpolis gedaan te krijgen. [medewerker van Trainingen B.V.] heeft mij nog toegezegd dat die kwestie voor hem in 2005 zou zijn geregeld, indien althans de verbouwing bij mij op het bedrijf met betrekking tot de varkensstallen voordien zou zijn gerealiseerd. Wij zijn uit elkaar gegaan met de mededeling dat [medewerker van Trainingen B.V.] voor het verstrijken van het jaar contact met mij zou opnemen. Dat contact was ervoor bedoeld opdat [medewerker van Trainingen B.V.] zou kunnen nagaan of de stallen nog adequaat verzekerd waren, of de veestapel nog gegroeid was, of dat er andere zaken waren die nog belangrijk waren voor mijn bedrijf. Aan de hand daarvan zouden we bekijken of er voldoende dekking was voor mogelijke schade onder de voorwaarden van de lopende verzekering bij Interpolis, met name voor wat betreft bedrijfstagnatieschade.”
. “Om [appellant] als klant voor Interpolis (…) te behouden heb ik [appellant] aangegeven dat ik contact met Interpolis zou opnemen en dat heb ik uiteindelijk ook gedaan. Ik zou het met Interpolis hebben over een premiereductie en aanpassing van de termijn waarover eventuele bedrijfsschade zou worden uitgekeerd. Ik heb toen een premiereductie bij Interpolis kunnen bereiken tot aan het niveau van de premie die Topland had geoffreerd en ik heb ook de aanpassing van de termijn waarover eventuele schade zou worden uitgekeerd op het niveau van Topland kunnen brengen.”[medewerker van Trainingen B.V.] verklaart verder dat vanwege de verplaatsing van de afspraak van 10 juni naar eind juni 2005 tijdnood ontstond om de polis bij Interpolis aan te passen.
“Ik heb toen met [appellant] afgesproken dat we de bestaande polis bij Interpolis dan voorlopig maar zouden handhaven en dat we na de verbouwing van zijn stallen nader met elkaar zouden spreken om te bekijken of de voorwaarden nog zouden moeten worden gewijzigd. Tijdens het gesprek dat ik eind juni met [appellant] had, is wel aan de orde geweest dat we de omvang van de dekking van de bedrijfstagnatieschade goed in de gaten moesten houden. Topland gaf in zijn offerte een ruimere termijn aan waarover de bedrijfstagnatieschade zou worden berekend dan de bestaande polis van Interpolis deed.”[medewerker van Trainingen B.V.] heeft, naar hij verklaarde, met [appellant] afgesproken dat hij eind oktober 2005 op de zaak terug zou komen. [medewerker van Trainingen B.V.] verklaarde verder dat hij zeker weet dat de polis van [appellant] voor wat betreft de bedrijfstagnatieschade zou zijn aangepast als hij niet ziek was geworden.
mocht over de gang van zaken in 2005 en de polisdekking nog nader bewijs nodig zijn”. Nu [appellant] reeds als getuige tijdens het voorlopig getuigenverhoor is gehoord, hij tijdens de comparitie van partijen in eerste aanleg nader heeft kunnen verklaren, en hij niet specifiek heeft aangegeven dat hij meer of anders zou kunnen verklaren dan hij al heeft gedaan, gaat het hof aan dat bewijsaanbod als onvoldoende gespecificeerd voorbij (vgl. HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3075).
Gezien de langdurige relatie met [medewerker van Trainingen B.V.] en zijn vertrouwen in [medewerker van Trainingen B.V.] had [appellant] niet de behoefte en ervoer hij niet de noodzaak om naar een andere verzekeringsmaatschappij over te stappen. Daarom heeft [appellant] ingestemd met het ongewijzigd voortzetten van de polis per 1 juli 2005, maar de rechtbank heeft ten onrechte aangenomen dat hij bewust de keuze heeft gemaakt de BCP met beperktere dekking voor de bedrijfsschadetermijn vanaf 1 juli 2005 te handhaven. [appellant] wist weliswaar dat de door hem gewenste uitgebreidere dekking in de lopende polis ontbrak maar hij vertrouwde op de deskundigheid en bekwaamheid van [medewerker van Trainingen B.V.]. Hij heeft zich door [medewerker van Trainingen B.V.] laten leiden die de indruk wekte dat het allemaal nog zou kunnen worden geregeld en het niet zo’n vaart zou lopen, aldus [appellant].
De zorgplicht van de assurantietussenpersoon kent verder grenzen, aldus [geïntimeerde]. Een assurantietussenpersoon heeft geen waarschuwingsplicht voor risico’s die inzichtelijk zijn voor de opdrachtgever en door hem zijn aanvaard. [appellant] wist van de beperking van de uitkeringsduur in geval van bedrijfsschade tot 52 weken en hij wist dat hij na een schadevoorval, zoals een brand, onder de polis van Interpolis geen uitkering zou ontvangen voor bedrijfsschade die zich na 52 weken zou voordoen. [geïntimeerde] betwist dat [medewerker van Trainingen B.V.] de indruk zou hebben gewekt dat het allemaal zo’n vaart niet zou lopen. De door [appellant] gemaakte keuze bood [appellant] premievoordeel. Het is niet zo dat de verzekering bij Interpolis ontoereikend zou zijn geweest.
Een assurantietussenpersoon dient bij de uitoefening van zijn beroep tegenover zijn opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. De reikwijdte van deze zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, met name van de aard en inhoud van de opdracht en de belangen van de cliënt, voor zover kenbaar voor de tussenpersoon.
De assurantietussenpersoon behoort te waken over de belangen van de verzekeringnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Tot deze taak behoort, in beginsel, dat de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op gevolgen die bekend geworden feiten kunnen hebben voor de dekking.
Hierna heeft [appellant] met [medewerker van Trainingen B.V.] de aanbieding van Topland heeft besproken. Zijn interesse ging vooral uit naar de lagere premie en de ruimere periode van bedrijfsschadedekking. [appellant] wist dus wat een andere verzekeraar hem op dat moment mogelijk (meer) te bieden had op het punt van dekking voor bedrijfsschade en hoe zich dat verhield tot de toen nog lopende BCP bij Interpolis. Deze punten zijn tussen [appellant] en [medewerker van Trainingen B.V.] besproken, zo blijkt uit beider verklaringen tijdens het voorlopig getuigenverhoor.
De uitkomst van het gesprek was dat voor het verstrijken van het jaar een en ander nader zou worden bezien zoals in onderdeel 3.5.3. van dit arrest weergegeven. Kort gezegd, of er iets aan de dekking onder de polis bij Interpolis moest worden gedaan, met name op het punt van de bedrijfsstagnatieschade. [appellant] had in juni 2005 geen behoefte over te stappen naar een andere verzekeraar, nu hij al tientallen jaren bij Interpolis verzekerd was en er door [medewerker van Trainingen B.V.] al een premiereductie was bereikt bij Interpolis. [appellant] heeft een bewuste keuze gemaakt in overleg met [medewerker van Trainingen B.V.].
heeft zelf beaamd dat hij wist dat de dekking, waarvan niet toen gegeven was dat die ontoereikend was (zie hierboven), niet was aangepast. Hoe [medewerker van Trainingen B.V.] niettemin bij hem de indruk zou hebben gewekt dat het allemaal geen vaart zou lopen, heeft [appellant] niet nader onderbouwd: [medewerker van Trainingen B.V.] zou er immers nog op terug komen na een nadere inventarisatie van de aanstaande veranderingen, waaronder de bouw van nieuwe stallen en de daarmee samenhangende veranderingen in de veestapel. Dat [appellant] en [medewerker van Trainingen B.V.] in juni 2005 van gedachten hebben gewisseld over de mogelijke realisatie van risico’s als brand en dat [medewerker van Trainingen B.V.] ter zake geruststellende of andere uitlatingen heeft gedaan, is gesteld noch gebleken. Dat [medewerker van Trainingen B.V.] wist van een mogelijke of te verwachten belemmerende opstelling van de gemeente na een calamiteit of deze redelijkerwijze had behoren te voorzien, is evenmin gesteld of gebleken (zie hierboven).
In de gegeven omstandigheden bestond er evenmin voor [medewerker van Trainingen B.V.] een bijzondere waarschuwingsplicht (zie hiervoor).
Dat met de kennis van achteraf, in het bijzonder wetenschap van de brand en de daarvan door [appellant] ervaren nasleep, [appellant] liever een andere keuze had gemaakt, maakt dit niet anders. Dat tijdnood rond het afwikkelen van de besprekingen met Interpolis in de aanloop naar het gesprek tussen [appellant] en [medewerker van Trainingen B.V.] in juni 2005 enige rol heeft gespeeld, laat de afloop van dat gesprek, de op dat moment aan de orde zijnde alternatieven en de daarin vervolgens gemaakte keuze een en ander later nader te bezien onverlet. In dat opzicht is het oordeel van de rechtbank dat (per saldo) van tijdnood geen sprake is geweest juist. Dat bezien vanuit het moment van de brand en de positie van [appellant] het achteraf bezien voordeliger had kunnen zijn eerder opnieuw te overleggen en alsnog te kiezen voor aanpassing van de polis bij Interpolis en deze door te voeren, leidt niet tot tijdnood als door [appellant] gesteld. Noch [appellant] noch [medewerker van Trainingen B.V.] (of [geïntimeerde]) wist immers of had erop bedacht moeten zijn dat een brand aanstaande was.