Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 308078/CV EXPL 11-2487)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
“huur kantoorgedeelte periode 1 juli 2008 tot 1 oktober 2009”.
“Directeur”is en van wie [Groep] Groep in de toelichting op grief I – onbetwist – stelt dat hij directeur (en enig aandeelhouder) van [Groep] Groep is, een partij-getuige is als bedoeld in artikel 164 lid 2 Rv. De door [junior] als getuige afgelegde verklaring kan daarom alleen bewijs in het voordeel van [Groep] Groep opleveren, indien aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zulke essentiële punten betreft dat het de verklaring van [junior] voldoende geloofwaardig maakt.
(het hof begrijpt: de datum waarop [directeur Schilderwerken] zijn intrek in het kantoor nam, vgl. 3.1.2 )huur betaald zou moeten worden voor dat gedeelte op de eerste etage, is die afspraak gemaakt met zowel zijn zoon als met de nieuwe eigenaar (de heer [Schilderwerken]) en was een van de onderdelen daarvan € 6.000,- huur op jaarbasis. Uit deze getuigenverklaring wordt niet duidelijk of er vóór de door [senior] genoemde afspraak met zijn zoon en met de heer [Schilderwerken] al een afspraak tussen hem ([senior]) en [junior] bestond betreffende de huur van het kantoor voor € 6.000,- per jaar die [Schilderwerken] Schilderwerken tegen zich zou moeten laten gelden zoals [junior] als getuige verklaard. Op dit essentiële punt stemmen de verklaringen van [junior] en [senior] dus niet overeen.