ECLI:NL:GHSHE:2015:1258

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
HD200.118.125_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling en rechtsgrond bij en/of-rekening in bewindvoering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Nicole Barbara Johanna Haane, in haar hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen van een onderbewindgestelde, tegen Facilicom Bedrijfsdiensten B.V. De procedure betreft een onverschuldigde betaling die heeft plaatsgevonden op een ‘en/of’-rekening van de onderbewindgestelde en haar ex-partner. Facilicom heeft per abuis een bedrag van € 71.856,-- overgemaakt naar deze rekening, wat aanleiding gaf tot een rechtszaak. De rechtbank Maastricht had eerder in een vonnis van 8 augustus 2012 de bewindvoerder en de nieuwe bewindvoerders van de ex-partner veroordeeld tot betaling van het bedrag aan Facilicom. Haane q.q. is het niet eens met deze uitspraak en heeft vier grieven ingediend in hoger beroep.

Het hof heeft de grieven van Haane q.q. beoordeeld en geconcludeerd dat de betaling aan de ‘en/of’-rekening moet worden gekwalificeerd als een betaling aan de onderbewindgestelde in de zin van artikel 6:203 lid 1 BW. Het hof overweegt dat de omstandigheden die door Haane q.q. zijn aangevoerd, niet voldoende zijn om te concluderen dat de betaling niet aan de onderbewindgestelde is gedaan. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vordering op grond van onverschuldigde betaling toewijsbaar is. De grieven van Haane q.q. zijn dan ook afgewezen.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Haane q.q. in de proceskosten van het hoger beroep. De kosten worden begroot op € 1.815,-- aan verschotten en € 3.474,-- aan salaris advocaat. Het arrest is openbaar uitgesproken op 7 april 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.118.125/01
arrest van 7 april 2015
in de zaak van
Nicole Barbara Johanna Haane, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen van [onderbewindgestelde],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna Haane q.q.
advocaat: mr. M.M.F. Starmans te Heerlen,
tegen
Facilicom Bedrijfsdiensten B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
geïntimeerde,
hierna Facilicom,
advocaat: mr. J. van Zinnicq Bergmann te 's-Hertogenbosch,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 22 januari 2013 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht onder zaaknummer 164931/HAZA 11-730 gewezen vonnis van 8 augustus 2012.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 22 januari 2013 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 februari 2013;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord met één productie;
  • de akte van Haane q.q.;
  • de antwoordakte van Facilicom.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

7.De beoordeling

7.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
7.1.1.
[onderbewindgestelde] (hierna [onderbewindgestelde]) en [ex-partner] (hierna [ex-partner]) hebben een affectieve relatie gehad en samengewoond. In de loop van 2008 is die relatie en samenwoning beëindigd.
7.1.2.
[onderbewindgestelde] en [ex-partner] waren rekeninghouders van een ‘en/of’-bankrekening bij SNS Bank N.V. (hierna SNS) met nummer [rekeningnummer 1].
7.1.3.
Bij beschikking van 19 maart 2008 van de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht (zaaknummer 284296 EJ VERZ 08-1006) zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [onderbewindgestelde] en/of [ex-partner] onder bewind gesteld en is Haane q.q. ten aanzien van dit bewind benoemd tot bewindvoerder.
7.1.4.
Bij beschikking van 15 december 2008 (zaaknummer 315627) is op verzoek van Haane q.q. het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan [ex-partner] door de kantonrechter te Maastricht opgeheven. Bij beschikking van 14 juni 2011 van de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht (zaaknummer 412158 BM VERZ 11-96) zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [ex-partner] voor een periode van vijf jaar onder bewind gesteld en zijn derden ten aanzien van dit bewind benoemd tot bewindvoerders.
7.1.5.
Facilicom is rekeninghouder van rekeningnummer [rekeningnummer 2] bij de ABN AMRO- Bank N.V. (hierna ABN AMRO).
7.1.6.
Op of omstreeks 2 februari 2010 heeft Facilicom van haar bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] abusievelijk € 71.856,-- overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 1], zijnde de ‘en/of’- rekening van [onderbewindgestelde] en [ex-partner] bij de SNS-bank (hierna ook: SNS).
7.1.7.
Bij e-mail van 3 maart 2010 (mva prod. 1) schrijft [vertegenwoordiger Facilicom] van Facilicom aan ABN AMRO:
“(…)
Verder kreeg ik vandaag een telefoontje van Budget op Maat.
Mevrouw Haanen belde mij namens haar cliënt die dit bedrag had ontvangen.
Zij mocht helaas geen informatie betreffende haar cliënt loslaten.
Zij was van Budget op Maat Postbus [nr] [postcode] in [vestigingsplaats 2].
Wat zij mij verder vertelde, was dat deze persoon al aardig wat geld van dit bedrag aan het uitgeven was.
Zij heeft ook om een betaalstop van deze rekening gevraagd.
Oftewel, ik zie graag met enige spoed de gegevens van deze persoon.
Is er verder nog iets wat ik moet doen of kan ik het zo verder aan jullie overlaten?
Ik hoor graag spoedig van U.
(…)”
7.1.8.
Bij e-mail van 17 maart 2010 heeft ABN AMRO aan haar cliënt Facilicom laten weten SNS te hebben verzocht de bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] te blokkeren. Ook heeft ABN AMRO laten weten de begunstigde (aangeduid als “de heer, mevrouw [onderbewindgestelde]”) te hebben aangeschreven met het verzoek het bedrag terug te storten.
7.1.9.
Bij aangetekende brief van 23 maart 2010 aan “heer, mevrouw [onderbewindgestelde]” heeft Facilicom [onderbewindgestelde] verzocht het bedrag uiterlijk 30 april 2010 terug te betalen. Hieraan is niet voldaan.
7.1.10.
Op of omstreeks 13 april 2010 is € 20.000,-- en € 20.407,24 (in totaal dus
€ 40.407,24) terugbetaald aan Facilicom.
7.1.11.
Bij brief van 21 mei 2010 aan [onderbewindgestelde] en bij brief van 22 juli 2010 aan [ex-partner] heeft Facilicom hen gesommeerd het restantbedrag van € 31.448,76 voor 4 juni 2010 respectievelijk 31 juli 2010 terug te betalen. Hieraan is niet voldaan.
7.1.12.
[ex-partner] is inmiddels overleden.
7.2.1.
Bij dagvaarding van 31 augustus 2011 heeft Facilicom Haane q.q. in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde] alsmede Haane in persoon tezamen met [onderbewindgestelde], [ex-partner] en de nieuwe bewindvoerders van [ex-partner] in rechte betrokken.
7.2.2.
Facilicom heeft in eerste aanleg, na wijziging van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van de gedaagden in eerste aanleg gevorderd, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van
I. € 31.488,76 (in hoofdsom), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 februari 2010,
II. € 1.785,-- (buitengerechtelijke incassokosten, incl. BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding,
III. de kosten van het geding, waaronder de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.2.3.
Nadat de rechtbank bij vonnis van 23 november 2011 een comparitie na antwoord had gelast, heeft de rechtbank bij vonnis van 8 augustus 2012, waarvan beroep, kort gezegd, Haane q.q. in haar voormelde hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde] en de nieuwe bewindvoerders van [ex-partner] veroordeeld, hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan Facilicom te betalen:
I. € 31.488,76 (excl. BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente.
II. € 2.985,41 vanwege proceskosten.
Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
7.3.
Haane q.q. is het niet eens met dit vonnis en voert vier grieven aan.
7.4.1.
Facilicom baseert haar vordering jegens Haane q.q. primair op onverschuldigde betaling en subsidiair op ongerechtvaardigde verrijking.
7.4.2.
De eerste en de tweede grief zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank in het bestreden vonnis dat de vordering tegen Haane q.q. wordt toegewezen omdat aan [onderbewindgestelde] onverschuldigd is betaald. Het hof zal beide grieven, die dus de primaire grondslag van de vordering betreffen, gezamenlijk behandelen.
7.4.3.
Vaststaat dat Facilicom het bedrag van € 71.856,-- zonder rechtsgrond naar de ‘en/of’-rekening van [onderbewindgestelde] en [ex-partner] heeft overgemaakt. Met de grieven 1 en 2 wordt de vraag aan de orde gesteld of de bijschrijving op deze ‘en/of’-rekening moet worden gekwalificeerd als een betaling aan [onderbewindgestelde] in de zin van artikel 6:203 lid 1 BW.
7.4.4.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens de wetgeschiedenis van artikel 6:203 BW moet de vraag of een prestatie is ontvangen aan de hand van objectieve maatstaven worden beantwoord (zie: Memorie van antwoord aan de Tweede Kamer, Parlementaire Geschiedenis boek 6, pagina 804).
7.4.5.
Haane q.q. heeft de volgende omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zij betoogt dat de genoemde bijschrijving niet moet worden gekwalificeerd als een betaling aan [onderbewindgestelde].
Op 6 oktober 2008 zijn de bankpassen van [onderbewindgestelde] ingeleverd en zij kon sedertdien geen geld meer opnemen, noch betalingen ten laste van de rekening doen, noch op enige andere wijze gebruik maken van de rekening. [ex-partner] heeft de betreffende bedragen opgenomen en betalingen verricht. [onderbewindgestelde] had daar niets mee van doen. De terugbetalingen tot in totaal
€ 40.407,24 zijn niet door of namens [onderbewindgestelde] gedaan, maar door of namens [ex-partner]. Alleen [ex-partner] maakte gebruik van de rekening, aldus Haane q.q.
7.4.6.
Deze door Haane q.q. aangevoerde omstandigheden zijn geen objectieve, ook voor Facilicom kenbare omstandigheden. Anders is dit wat betreft de tenaamstelling van de ‘en/of’- rekening. Deze stond, voor Facilicom kenbaar, op naam van [onderbewindgestelde] en/of [ex-partner].
7.4.7.
Haane q.q. doet een beroep op de regeling van artikel 6:212 BW, maar dit verweer faalt. In casu gaat het niet om een vordering tot schadevergoeding, gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking, maar om een vordering gebaseerd op onverschuldigde betaling, die strekt tot het ongedaanmaken van een geleverde prestatie.
7.4.8.
Haane q.q. voert voorts aan dat is getracht de tenaamstelling van de ‘en/of’- rekening te wijzigen, in die zin dat deze alleen op naam van [ex-partner] zou komen te staan, maar dat dit, omdat [ex-partner] daaraan niet meewerkte, niet mogelijk bleek. Voorts betoogt Haane q.q. dat zij, zodra zij begin maart 2010 het betreffende bankafschrift, waaruit de overboeking door Facilicom bleek, had ontvangen, actie heeft ondernomen. Zij heeft op 3 maart 2010 telefonisch contact opgenomen met Facilicom, waar men haar liet weten dat door tijdgebrek nog geen actie was ondernomen. Bij fax van 3 maart 2010 heeft Haane q.q. de SNS-bank verzocht de bankrekening te blokkeren. Door een fout van Facilicom is het bedrag van
€ 71.856,-- op de ‘en/of’- rekening gestort. Facilicom had er meteen zorg voor kunnen dragen dat het betreffende bedrag werd teruggeboekt. Dat de SNS- bank pas op 12 april 2010 de ‘en/of’- rekening heeft geblokkeerd, kan niet aan [onderbewindgestelde] en Haane q.q. worden tegengeworpen, aldus Haane q.q.
7.4.9.
Deze omstandigheden, wat daar overigens ook van zij, doen niet af aan de conclusie dat Facilicom onverschuldigd aan [onderbewindgestelde] heeft betaald. Haane q.q. betoogt wel dat Facilicom een ‘fout’ heeft gemaakt of anderszins jegens haar is tekortgeschoten, maar welke juridische consequenties Haane q.q. daaraan jegens Facilicom verbindt, geeft Haane q.q. niet, althans onvoldoende, onderbouwd aan.
7.4.10.
Gelet op het in rechtsoverweging 7.4.4 geformuleerde uitgangspunt is de conclusie dat door bijschrijving op de op naam van [onderbewindgestelde] en/of [ex-partner] gestelde ‘en/of’- rekening, aan [onderbewindgestelde] werd betaald in de zin van artikel 6:203 lid 1 BW. [onderbewindgestelde] had als gerechtigde op deze rekening evenals [ex-partner] een zelfstandig recht om over de rekening te beschikken. Dat [onderbewindgestelde] en [ex-partner] in hun onderlinge verhouding een andere regeling hadden getroffen, doet daar niet aan af. Hetzelfde geldt voor hetgeen [onderbewindgestelde] en de SNS-bank in hun onderlinge relatie waren overeengekomen. Het bedrag van € 31.488,76 is uit dien hoofde door [onderbewindgestelde] en [ex-partner] voor het geheel verschuldigd en [onderbewindgestelde] is op grond van artikel 6:6 lid 2 BW hoofdelijk verbonden. Terecht heeft de rechtbank de vordering op grond van onverschuldigde betaling toegewezen. De grieven I en II falen.
7.5.
De derde grief betreft de wettelijke rente. De rechtbank heeft deze toegewezen vanaf 2 februari 2010. In hoger beroep heeft Haane q.q. niet, althans onvoldoende, gemotiveerd waarom dit oordeel niet juist is. Ook de derde grief faalt.
7.6.
De vierde grief betreft de proceskostenveroordeling. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de rechtbank terecht Haane q.q. als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten heeft veroordeeld. De door Haane q.q. aangevoerde omstandigheden leiden niet tot een ander oordeel. Ook de vierde grief faalt.
7.7.
Het bewijsaanbod van Haane q.q. wordt als niet ter zake dienend gepasseerd.
7.8.
De slotsom is dat het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. Haane q.q. wordt als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

8.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt Haane q.q. in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Facilicom worden begroot op € 1.815,-- aan verschotten en op € 3.474,-- aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest, wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.W. Vermeulen, M.J.H.A. Venner-Lijten en M. van Ham en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 april 2015.
griffier rolraadsheer