In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de verlegging van een erfdienstbaarheid na een wijziging in de feitelijke situatie. De appellanten, [appellant] en [appellante], zijn eigenaren van een perceel dat grenst aan de percelen van de geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. De erfdienstbaarheid, die oorspronkelijk in 1953 was gevestigd, is door de bouw van een aardappelschuur in de jaren vijftig feitelijk gewijzigd. De appellanten hebben in 2001 de aardappelschuur afgebroken en een fotostudio gebouwd, waarbij de erfdienstbaarheid in de praktijk niet meer in de oorspronkelijke vorm werd uitgeoefend. De geïntimeerden hebben in 2008 geprobeerd de erfdienstbaarheid te verleggen naar een andere locatie, wat door de appellanten werd betwist.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 5:73 lid 2 BW, dat de mogelijkheid biedt om een erfdienstbaarheid te verleggen, mits dit zonder vermindering van genot voor de eigenaar van het heersende erf kan plaatsvinden. Het hof oordeelt dat de verlegging zoals door de geïntimeerden voorgesteld, zou leiden tot een vermindering van het genot voor de appellanten, omdat zij niet langer gebruik zouden kunnen maken van hun buitenparkeerplaats zonder de doorgang te belemmeren. Daarom wordt de vordering van de geïntimeerden tot verlegging van de erfdienstbaarheid afgewezen.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de appellanten onrechtmatig hebben gehandeld door zonder toestemming een huisnummer aan te brengen in de oprit, wat in strijd is met de geldende erfdienstbaarheid. De vordering van de appellanten tot het terugplaatsen van een houten schutting wordt toegewezen, terwijl de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. Het hof vernietigt het eindvonnis van de kantonrechter voor het overige, maar bekrachtigt de beslissing over de huisnummering.